ECLI:NL:RBLEE:2000:AA6273

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/137
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • H.G. Aaldriks
  • R.S. Wegener Sleeswijk
  • G.M. Meijer-Campfens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige maatregel ex artikel 29 van de Wet op de economische delicten in verband met overschrijding van vergunningvoorschriften

Op 22 juni 2000 heeft de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden een beschikking gegeven in een zaak betreffende een voorlopige maatregel ex artikel 29 van de Wet op de economische delicten. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tegen een onderneming, die in strijd met de vergunningvoorschriften aanzienlijke hoeveelheden afvalstoffen had opgeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in de vergunning van de Provincie Fryslân vastgestelde maximale hoeveelheden voor A-hout, B-hout, spaanplaatafval en BSA residu op grove wijze zijn overschreden. Dit leidde tot ernstige veiligheidsrisico's, waardoor de rechtbank van oordeel was dat onmiddellijke actie noodzakelijk was.

De vordering van de officier van justitie, die strekte tot het onthouden van alle werkzaamheden die niet direct gerelateerd zijn aan de afvoer van afvalstoffen, werd op 19 juni 2000 behandeld in raadkamer. De rechtbank heeft daarbij verschillende documenten in overweging genomen, waaronder een rapport van een adviesbureau en een proces-verbaal van de milieurecherche. De rechtbank oordeelde dat de stillegging van de aanvoer van afvalstoffen een ingrijpende maatregel is, maar dat deze in dit geval gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden.

De rechtbank heeft de eerder opgelegde voorlopige maatregel ex artikel 28 van de Wet op de economische delicten opgeheven en een nieuwe maatregel ex artikel 29 opgelegd, die een ruimere inhoud had. De nieuwe maatregel houdt in dat de onderneming zich moet onthouden van alle werkzaamheden die niet direct verband houden met de afvoer van afvalstoffen, en dat de aanvoer van afvalstoffen moet worden stilgelegd. Deze maatregel is voor een periode van maximaal zes maanden van kracht. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de naleving van deze maatregel door toezichthoudende instanties moet worden gecontroleerd. De beslissing is genomen door de rechters H.G. Aaldriks, R.S. Wegener Sleeswijk en G.M. Meijer-Campfens, en is op 22 juni 2000 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
VOORLOPIGE MAATREGEL
rekestnummer 00/137
De economische raadkamer in de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden.
BESCHIKKING
van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, raadkamer voor economische strafzaken, op een vordering tot oplegging van een voorlopige maatregel ex artikel 29 van de Wet op de economische delicten onder kenmerk VM 3/2000, d.d. 14 juni 2000, ingediend door de officier van justitie in dit arrondissement, tegen:
[naam],
gevestigd te [plaats],
[adres], postcode [ ],
strekkende tot het onthouden van alle werkzaamheden welke niet direct gerelateerd zijn aan de afvoer van afvoerstoffen vanaf het terrein van de [naam] met dien verstande dat in ieder geval de aanvoer van afvalstoffen bestemd voor de [naam] wordt stilgelegd.
De vordering is op 19 juni 2000 behandeld in raadkamer blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal.
OVERWEGINGEN:
Op 14 juni 2000 is aan [naam] een voorlopige maatregel ex artikel 28 van de Wet op de economische delicten, onder kenmerk VM 2/2000 uitgereikt.
In de door de Provincie Fryslân aan [naam] krachtens de nieuwe Wet milieubeheer afgegeven vergunning van 11 augustus 1999, kenmerk MO/98-48142 en de daarbij behorende voorschriften, van kracht geworden op 27 september 1999, worden waarden aangegeven van hoeveelheden aan materialen die maximaal binnen de inrichting van de [naam] mogen worden opgeslagen.
Gelet op de aan de rechtbank ter beschikking staande stukken is de rechtbank gebleken dat de in de door de vergunning van de Provincie Fryslân genoemde maximaal toegestane hoeveelheden A-hout, B-hout, spaanplaatafval en BSA residu op grove wijze zijn overschreden.
De rechtbank heeft naast eerder genoemde vergunning met name acht geslagen op de navolgende stukken:
- het schrijven van de Provincie Fryslân, gedateerd 27 maart 2000, inhoudende onder meer de zogenaamde opleveringscontrole d.d. 8 maart 2000;
- het door IWACO, adviesbureau voor water en milieu, in samenwerking met RISC "Fire and Safety" Services uitgebrachte rapport Risico-analyse broei bouw en sloopafval d.d. 5 juni 2000;
- het proces-verbaal van bevindingen van de politie regio Friesland, milieurechercheteam Friesland, nummer 2000050176-1, d.d. 6 juni 2000 en
- de bestuursdwangaanschrijving van de Gedeputeerde Staten van Fryslân, uitgereikt d.d. 6 juni 2000 aan de [naam]
Gelet op de aanmerkelijke overschrijding van de in de vergunning toegestane hoeveelheden opgeslagen materialen en de veiligheidsrisico's die dat met zich meebrengt; het feit dat er sinds 8 maart 2000 geen terugloop van de volumehoeveelheden heeft plaatsgevonden, doch eerder een toename daarvan en het feit dat door de provincie het plan van aanpak van de [naam] als onvoldoende wordt aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de hiervoor genoemde omstandigheden zodanig zijn dat de belangen, die door vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereisen.
De rechtbank is van oordeel dat de stillegging van de aanvoer van afvalstoffen bestemd voor de [naam] een zeer ingrijpende maatregel is, die met zeer grote terughoudendheid moet worden toegepast.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter, gelet op het hiervorengenoemde en uit het ter terechtzitting behandelde gebleken dat een zo verstrekkende maatregel thans kan worden gerechtvaardigd, zodat de rechtbank de vordering zal toewijzen.
De rechtbank zal de door de officier van justitie op 14 juni 2000 aan de [naam] ex artikel 28 van de Wet op de economische delicten uitgereikte voorlopige maatregel onder nummer VM 2/2000 opheffen nu de rechtbank aan de [naam] een voorlopige maatregel ex artikel 29 van de Wet op de economische delicten zal bevelen die een ruimere inhoud heeft dan de door de officier van justitie uitgereikte voorlopige maatregel.
De rechtbank heeft gelet op artikel 29 van de Wet op de economische delicten.
BESLISSING:
De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie toe.
Beveelt als voorlopige maatregel, als bedoeld in artikel 29 van de Wet op de economische delicten, met ingang van het moment van uitreiking van deze voorlopige maatregel aan genoemde, [naam],
dat deze zich onthoudt van alle werkzaamheden welke niet direct gerelateerd zijn aan de afvoer van afvalstoffen vanaf het terrein van de [naam] met dien verstande dat in ieder geval de aanvoer van afvalstoffen bestemd voor de [naam] wordt stilgelegd.
De voorlopige maatregel zal ten hoogste 6 maanden van kracht zijn.
Niet nakoming van het bevel, levert, gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten, een misdrijf op en zal tot strafvervolging leiden.
Gelast dat de Politie Friesland en/of de provincie Fryslân en/of een andere toezichthoudende instantie op de naleving van dit bevel zal toezien en bij opzettelijk handelen of nalaten in strijd met dit bevel of het ontduiken daarvan proces-verbaal zal (doen/laten) opmaken.
Gelast voorts dat deze voorlopige maatregel onverwijld aan de [naam] zal worden betekend.
Heft op de door de officier van justitie aan de [naam] op 14 juni 2000 uitgereikte voorlopige maatregel onder nummer VM 2/2000 nadat de door de rechtbank bevolen voorlopige maatregel aan de [naam] betekend is.
Deze beslissing is gegeven op 22 juni 2000 door mrs. H.G. Aaldriks, voorzitter, R.S. Wegener Sleeswijk en G.M. Meijer-Campfens, rechters, bijgestaan door dhr. A.E. Tuinstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2000.
Deze beslissing is getekend door de voorzitter en de griffier.