ECLI:NL:RBLEE:2000:AA6327

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/040100-00
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van kwetsbare personen in verpleeginrichting

Op 29 juni 2000 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgverlener die beschuldigd werd van mishandeling van bewoners in verpleeginrichting Nieuw Mellens. De verdachte, geboren in 1961 en werkzaam als professioneel zorgverlener, werd bijgestaan door advocaat mr. W. Anker. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek dat op 15 juni 2000 heeft plaatsgevonden. De telastelegging omvatte meerdere feiten van mishandeling, waarbij de verdachte onder andere werd verweten dat hij een hulpbehoevende bewoner alleen liet op een postoel, wat leidde tot letsel. De rechtbank oordeelde dat het onder 1. primair en subsidiair telastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar achtte de verdachte wel schuldig aan de feiten 2, 3 en 4, die allen als mishandeling werden gekwalificeerd. De rechtbank overwoog dat de verdachte op de hoogte was van de zorgafspraken en dat hij bewust het risico had aanvaard dat het slachtoffer zou vallen. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. Bij de strafmotivering hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot 100 uren onbetaalde arbeid en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de verdachte vrijspraken van andere telastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
Verkort Vonnis
Uitspraak d.d. 29 juni 2000.
Parketnummer 17/040100-00.
Ter berechting gevoegd parketnummers 17/085251-00, 17/085252-00 en 17/085253-00
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren [1961] te [geboorteplaats]
wonende [woonplaats], [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 juni 2000.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Anker, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING:
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIëLE VRIJSPRAAK:
De rechtbank acht het onder 1. primair en subsidiair telastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, nu, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, niet vastgesteld kan worden dat de armbreuk van het slachtoffer is veroorzaakt door de telastegelegde armklem.
BEWEZENVERKLARING:
De rechtbank acht het onder 2. primair, 3. en 4. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
2. primair
hij op 28 juli 1999 te Leeuwarden, in verpleeginrichting Nieuw Mellens, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], op een postoel heeft gezet en vervolgens is weggelopen, zulks terwijl hij wist dat hij die [slachtoffer] gezien de hulpbehoevende situatie waarin zij verkeerde niet alleen kon laten, waarna die [slachtoffer] van een postoel is gevallen, waardoor deze letsel, te weten een ontvelling aan een elleboog heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij in de maand november 1998 te Leeuwarden, in verpleeginrichting Nieuw Mellens, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], de handen van die [slachtoffer] met kracht tegen diens borst heeft geduwd en die [slachtoffer] met kracht bij de keel heeft gegrepen en/of de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of een arm zeer stevig om de nek van die [slachtoffer] heeft gelegd en een knie in de maag van die [slachtoffer] heeft gedrukt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4.
hij in de periode van 1 november 1998 tot en met 7 oktober 1999 te Leeuwarden in verpleeginrichting Nieuw Mellens, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], meermalen op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE:
Het bewezene levert op de misdrijven:
2. primair: Mishandeling.
3. Mishandeling.
4. Mishandeling.
NADERE BEWIJSOVERWEGING:
Ten aanzien van het onder 2. telastegelegde feit is komen vast te staan dat in de verpleeginrichting de zorgafspraak was gemaakt dat het slachtoffer, gelet op haar lichamelijke toestand, slechts onder begeleiding mocht lopen, zulks omdat het gevaar dat het slachtoffer anders zou komen te vallen onverantwoord groot werd geacht. In dat kader was evenzeer afgesproken dat wanneer het slachtoffer op de postoel zat zij ook niet alleen gelaten zou worden, omdat de ervaring had geleerd dat, wanneer ze alleen werd gelaten ze op zou staan en zou gaan lopen.
Vast is komen te staan dat verdachte op de hoogte was van deze afspraken en dat hij als verzorgende de zorgplicht had zich aan deze afspraak te houden. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte bewust de keus heeft gemaakt het slachtoffer toen ze op de postoel zat toch alleen te laten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande de verdachte door zo te handelen bewust het aanmerkelijke risico heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te vallen en tengevolge daarvan letsel zou oplopen dan wel pijn zou lijden.
STRAFBAARHEID VERDACHTE:
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING:
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit de hem betreffende voorlichtingsrapportage en het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. primair, 2. subsidiair, 3. en 4. telastegelegde tot het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid ten algemenen nutte.
Verdachte heeft, werkzaam als professioneel zorgverlener in de verpleeginrichting Nieuw Mellens, gedurende een lange periode, blijk gegeven van een weinig professionele houding jegens de bewoners van genoemde verpleeginrichting. Deze bewoners waren oude(re), zeer hulpbehoevende mensen, die mede van verdachtes zorg afhankelijk waren. Verdachte heeft bij die weinig professionele houding een aantal malen de strafrechtelijke grenzen overschreden, zoals bewezen is verklaard. De rechtbank acht deze feiten, gelet ook op de omstandigheden, bijzonder ernstige feiten.
De verdachte is ook geheel verantwoordelijk voor de bewezenverklaarde feiten, ook al kan worden gesteld dat de interne organisatie van de afdeling waar verdachte werkzaam was gedurende een lange periode ernstige gebreken vertoonde, mede waardoor de werkhouding van verdachte vanuit de organisatie niet of nauwelijks bijgestuurd kon worden. Dat heeft er toe kunnen leiden dat een en ander zo lang heeft kunnen duren.
Ook verdachtes privé-problemen kunnen zijn verantwoordelijkheid niet wegnemen, immers, het is gebleken dat verdachte zich de invloed van die problemen op zijn werk wel realiseerde, maar daaruit hij heeft echter geen conclusies getrokken, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank, gelet op verdachtes deskundigheidsniveau, juist wel van hem had mogen worden verwacht.
Genoemde omstandigheden dienen naar het oordeel van de rechtbank wel een matigende invloed te hebben op de strafmaat. Dat geldt evenzeer de omstandigheid dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en het feit dat verdachte zich, in ieder geval achteraf heeft gerealiseerd dat hij grensoverschrijdend te werk is gegaan. Verdachte heeft ontslag gekregen. Hij is in therapie gegaan om aan zijn persoonlijke problemen te werken en heeft voorts de conclusie getrokken dat een functie in de verzorgende sfeer hem niet ligt. Verdachte heeft thans werk in een geheel andere sfeer. De kans op herhaling lijkt dan ook zeer gering. Verder kan worden gesteld dat hij heeft geleden onder de publicitaire aandacht die deze zaak in de media heeft gehad.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat met een lagere straf kan worden volstaan dan die door de officier van justitie is gevorderd.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN:
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en subsidiair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. primair, 3. en 4. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
- Het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 100 uren, in de plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Stelt de termijn binnen welke de arbeid, nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, moet aanvangen op 4 maanden. Stelt de termijn binnen welke de arbeid na aanvang dient te worden verricht op zes maanden. Bepaalt de aard van de te verrichten werkzaamheden op onderhoud, huishoudelijk, administratief of soortgelijk aan deze, dan wel op een combinatie daarvan.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde verrichting van onbetaalde arbeid geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
- Een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mrs. L.A.D. Lindenbergh en Meijer-Campfens, rechters, bijgestaan door mr. J. de Gans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 juni 2000.