ECLI:NL:RBLEE:2000:AA7102
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling tussen vader en minderjarige zoon met dwangsom bij niet-nakoming
In deze zaak, behandeld door de enkelvoudige familiekamer van de Rechtbank Leeuwarden, is op 6 september 2000 uitspraak gedaan over een verzoek van de man om een omgangsregeling met zijn minderjarige zoon. De man had eerder, op 1 december 1999, een verzoek ingediend dat was verwezen naar een nadere terechtzitting. Tijdens de zitting op 20 juli 2000 waren ook vertegenwoordigers van de Stichting Jeugdbescherming Friesland en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De man verzocht om een omgangsregeling van één weekend per veertien dagen, met de mogelijkheid van een dwangsom van ƒ 500,-- per keer dat de vrouw niet meewerkte aan de regeling.
De vrouw verzet zich tegen de omgangsregeling en heeft aangegeven niet mee te willen werken. De JBF en de Raad voor de Kinderbescherming steunden de man in zijn verzoek, waarbij zij stelden dat de vrouw de enige hindernis vormde voor een normale omgang. De rechtbank overwoog dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat er geen redenen zijn om de man een omgangsregeling te ontzeggen. De rechtbank concludeerde dat de vrouw botweg weigerde mee te werken aan de omgangsregeling, ondanks de inspanningen van de JBF en de Raad.
De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de man toegewezen en een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vrouw een dwangsom van ƒ 500,-- per dag kan verbeuren als zij de regeling niet nakomt. Het maximum van de te verbeuren dwangsommen is vastgesteld op ƒ 10.000,--. De beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch en is openbaar uitgesproken. Er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen twee maanden na de uitspraak.