[naam vrouw],
wonende te Heerenveen,
hierna ook te noemen de vrouw,
procureur mr. W.A. Veenstra.
PROCESGANG
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 juli 1999, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast geldt, is de zaak verwezen naar een nadere terechtzitting.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 20 juli 2000.
Bij de stukken bevindt zich een brief d.d. 8 juni 2000 van de zijde van de man en een brief d.d. 17 juli 2000 van de zijde van de vrouw.
RECHTSOVERWEGINGEN
Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld en op de inhoud van het dossier, overweegt de rechtbank het volgende.
De man heeft bij inleidend verzoekschrift de rechtbank verzocht een omgangsregeling op te leggen tussen hem en de minderjarige kinderen van partijen. De man heeft mondeling ter zitting de rechtbank verzocht om aan de vrouw een informatieplicht op te leggen.
De vrouw heeft tegen het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling verweer gevoerd.
De raad voor de kinderbescherming heeft drie proefcontacten tussen de man en de minderjarigen begeleid. Hoewel deze proefcontacten goed zijn verlopen concludeert de raad in zijn rapporten dat beide ouders blijven reageren vanuit hun eigen belang. De minderjarigen worden hierdoor belast met de strijd tussen de ouders. De raad adviseert geen omgangsregeling op te leggen. Wel adviseert de raad om de vrouw een informatieplicht op te leggen over de ontwikkelingen van de minderjarigen.
De man stelt dat hij weer terug is bij af. Er zijn drie proefcontacten geweest, zonder een vervolg daarop. Er is een ondertoezichtstelling uitgesproken, welke echter door het Hof is vernietigd. De informatieplicht is zonder inhoud gebleven. De man is van mening dat het te makkelijk is om nu te beslissen dat er geen omgangsregeling moet worden vastgelegd. Hij ziet wel mogelijkheden voor een omgangsregeling als de vrouw min of meer hiertoe gedwongen wordt.
De vrouw heeft bij monde van haar raadsman laten weten dat zij ziek is en de spanningen van de zittingen niet langer aankan. Zij blijft standvastig in haar standpunt en zal blijven weigeren mee te werken aan een omgangsregeling.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapporten van de raad duidelijk naar voren is gekomen dat het hoofdzakelijk aan de onwil van de vrouw te wijten is dat er geen omgangsregeling tussen de man en de minderjarigen tot stand kan komen.
De rechtbank vindt het begrijpelijk dat de man de gehele gang van zaken omtrent de omgangsregeling onbevredigend vindt. De rechtbank is eveneens niet gelukkig met de opstelling van de vrouw. Het is echter niet in het belang van de minderjarigen dat zij tussen de strijd tussen de ouders blijven zitten. De rechtbank ziet dan ook op dit moment geen andere mogelijkheid dan het volgen van het advies van de raad voor de kinderbescherming.
De vrouw dient er echter rekening mee te houden dat de man in de toekomst weer een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling zal kunnen indienen en als tegen die tijd blijkt dat de vrouw niets gedaan heeft om haar houding te veranderen valt niet uit te sluiten dat de onwil van de vrouw niet langer beloond wordt. De vrouw dient er tevens rekening mee te houden dat de minderjarigen steeds mondiger zullen worden en dat zij vragen zullen gaan stellen waarom zij hun vader niet zien en kennen. De rechtbank geeft de vrouw dan ook ernstig in overweging om hulp te zoeken om te leren omgaan met haar verwerking van de echtscheidingsproblematiek.
De rechtbank zal een uitgebreide informatieplicht opleggen. Nu is gebleken dat de vrouw weinig invulling heeft gegeven aan een eerder opgelegde informatieplicht, zal de rechtbank in detail aangeven welke informatie tenminste moet worden verstrekt.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat de vrouw de man elke eerste week van een kalenderkwartaal de volgende zaken met betrekking tot de minderjarigen [personalia van de minderjarigen] dient te sturen:
een recente foto van de minderjarigen, waar tenminste de gezichten van de kinderen goed herkenbaar zijn;
een kopie van de schoolresultaten;
een schriftelijk verslag over de sportactiviteiten, schoolbelevenissen, gezondheid en vrije tijdsbesteding van de minderjarigen. Dit verslag moet tenminste ter grootte van één pagina A4 zijn en geschreven of getypt/geprint in een normaal letterformaat;
een tekening of een schoolwerkje dat de minderjarigen in het voorafgegane kwartaal hebben gemaakt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.