ECLI:NL:RBLEE:2001:AB0551

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/085947-00
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 15 maart 2001 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 13 augustus 2000 brand heeft gesticht aan de buitenkant van een woning in Franeker. De verdachte, die niet in persoon aanwezig was, werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Boksem. De rechtbank achtte de telastelegging bewezen, waarbij de verdachte opzettelijk een kledingstuk met terpentine besproeid en in brand gestoken had, wat leidde tot gedeeltelijke verbranding van de buitendeur van de woning. Dit handeling bracht gemeen gevaar voor de inventaris van de woning en levensgevaar voor de aanwezige personen met zich mee.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. Bij de strafbepaling hield de rechtbank rekening met de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De officier van justitie had een vordering ingediend voor onbetaalde arbeid van 240 uren in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank vond het bewezenverklaarde ernstig, maar nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging.

De rechtbank legde de verdachte een straf op van 180 uren onbetaalde arbeid en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd vrijgesproken van andere telasteleggingen die niet bewezen konden worden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak op 2 maart 2001 hadden behandeld. De uitspraak werd op 15 maart 2001 openbaar gemaakt.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 15 maart 2001
Parketnummer: 17/085947-00
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboortegemeente],
wonende [adres en woonplaats].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 2 maart 2001.
De verdachte is niet in persoon verschenen.
Als gemachtigde van verdachte is verschenen, mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 augustus 2000, te Franeker, in de gemeente Franekeradeel, opzettelijk brand heeft gesticht aan de buitenkant van een woning aan It Ankerplak (nummer 56) op de bovenste verdieping van een flat, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een kledingstuk tegen de buitenkant van de deur van die woning gelegd en dit kledingstuk met terpentine
besproeid en vervolgens dit met terpentine doordrenkte kledingstuk met een aansteker in brand gestoken, ten gevolge waarvan de buitendeur van die woning gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor inventaris van die woning en de belendende woningen van dat flatgebouw, en levensgevaar voor de in die woning en de in de overige woningen van dat flatgebouw aanwezige personen, te duchten was.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport, d.d. 21 februari 2001, opgemaakt door R. van Kesteren, werkzaam bij Reclassering Nederland te Leeuwarden;
-de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte voor de duur van 240 uren, in de plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde van toezicht door de reclassering.
Verdachte heeft brand gesticht aan de buitenkant van de flatwoning. Naar eigen zeggen slechts om de bewoner, van wie hij al een tijd last had, te laten schrikken. Gelukkig zijn de gevolgen beperkt gebleven tot relatief geringe materiële schade, die verdachte inmiddels heeft vergoed. De gevolgen hadden echter ook veel ernstiger kunnen zijn. Gelet op die mogelijke ernstige gevolgen, tilt de rechtbank zwaar aan het bewezenverklaarde en acht zij een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd
Uit de rapportage is duidelijk geworden dat verdachte inmiddels goed is doordrongen van het ontoelaatbare van zijn handelen. Verder heeft de rechtbank de bijzondere persoonlijke omstandigheden waaronder verdachte destijds verkeerde meegewogen. Teneinde die omstandigheden te verbeteren, acht de rechtbank verplicht reclasseringscontact op zijn plaats. Daarom zal die voorwaarde worden verbonden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf.
Verdachte heeft aangeboden onbetaalde arbeid te verrichten. Daartoe zal hij worden toegelaten.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a (oud),14b, 14c, 14d, 22b (oud) en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 180 uren, in de plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Stelt de termijn binnen welke de arbeid, nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, moet aanvangen op 4 maanden. Stelt de termijn binnen welke de arbeid na aanvang dient te worden verricht op 12 maanden. Bepaalt de aard van de te verrichten werkzaamheden op onderhoud, huishoudelijk, administratief of soortgelijk aan deze, dan wel op een combinatie daarvan.
Een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem gegeven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. S.M. van der Schenk, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Martini, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2001.