ECLI:NL:RBLEE:2001:AB0569

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/148 BESLU
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van opgeslagen inboedel als parate executie onder bestuursrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 16 februari 2001, betreft het een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. De verzoeker, A, had bezwaar gemaakt tegen een brief van het college van burgemeester en wethouders van Bolsward, waarin werd aangekondigd dat de gemeente binnen 14 dagen zou overgaan tot de verkoop van de opgeslagen inboedel van verzoeker. Deze inboedel was op last van de gemeente verwijderd en opgeslagen, en de gemeente stelde dat de kosten van opslag opliepen. De president van de rechtbank, mr. P.G. Wijtsma, oordeelde dat de brief van 7 februari 2001 geen bestuursrechtelijk appellabel besluit bevatte, maar een vorm van parate executie was op basis van artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat het ging om feitelijk handelen, waartegen geen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen konden worden aangewend.

De president verklaarde het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk, omdat er geen ruimte was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Desondanks oordeelde de president dat de gemeente Bolsward in de proceskosten van verzoeker moest worden veroordeeld, en dat het griffierecht van ƒ 225,- door de gemeente aan verzoeker moest worden vergoed. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, F.P. Dillingh, en er werd vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond. De schriftelijke uitspraak werd op dezelfde dag verzonden.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
Sector Bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 01/148 BESLU
Inzake
A, wonende te B (Schotland), verzoeker,
gemachtigde: mr. R.J. Wevers, advocaat te Bolsward,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van Bolsward, verweerder.
Procesverloop
Op 16 februari 2001 is namens verzoeker bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder, gedateerd 7 februari 2001. Op dezelfde dag is namens verzoeker per fax een verzoek gericht aan de president van de rechtbank om op grond van het bepaalde in art. 8:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden per fax.
Behandeling van het verzoek op een zitting is gelet op art. 8:83 lid 3 Awb achterwege gebleven.
Motivering
Art. 8:81 lid 1 Awb bepaalt dat de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voorzover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld heeft het oordeel van de president daaromtrent een voorlopig karakter.
Na de ontruiming van de door verzoeker bewoonde woning aan de […] 17 te X is de inboedel van verzoeker op straat gezet. Deze inboedel is op last van de gemeente weggehaald en opgeslagen in een loods van Transportbedrijf […] te X. In de bestreden brief wordt aangekondigd dat, omdat de kosten van deze opslag oplopen, de gemeente binnen 14 dagen na dagtekening zal overgaan tot verkoop van de opgeslagen inboedel. Uit de opbrengst hiervan kan dan een deel van de inmiddels gemaakte kosten worden voldaan. In de brief is verder vermeld dat hiertegen binnen 14 dagen een bezwaarschrift kan worden ingediend en dat zonodig de bestuursrechter kan worden gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
De brief van 7 februari 2001 bevat naar het voorlopig oordeel van de president geen bestuursrechtelijk appellabel besluit. Op grond van art. 1:3 Awb is een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Naar het oordeel van de president behelst de verkoop van verzoekers inboedel echter een vorm van parate executie op grond van art. 5:30 Awb. Het gaat derhalve om feitelijk handelen dat niet ter beoordeling van de bestuursrechter staat.
Het bezwaar tegen de brief van 7 februari 2001 zal naar het voorlopig oordeel van de president niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat derhalve geen ruimte. In de omstandigheid dat in de brief van 7 februari 2001 ten onrechte is aangegeven dat daartegen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen kunnen worden aangewend ziet de president aanleiding om verweerder op na te noemen wijze te veroordelen in de proceskosten en de gemeente Bolsward, gelet op het bepaalde in art. 8:82 lid 4 Awb, op te dragen het griffierecht van ƒ 225,= aan verzoeker te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 juncto art. 8:84 lid 4 Awb veroordeelt de president verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van verzoeker ƒ 710,= terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (verzoekschrift 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt ƒ 710,=). De president wijst de gemeente Bolsward aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De president van de rechtbank:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat het griffierecht ten bedrage van ƒ 225,= door de gemeente Bolsward aan verzoeker wordt vergoed;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van ƒ 710,=, aan verzoeker te vergoeden door de gemeente Bolsward.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, fungerend president, in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2001 in tegenwoordigheid van F.P. Dillingh als griffier.
w.g. F.P. Dillingh w.g. P.G. Wijtsma
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: 16 februari 2001