ECLI:NL:RBLEE:2001:AB1979

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
43036
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatie en wijzigingsbeding in familiezaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 6 juni 2001, gaat het om een verzoek tot wijziging van een alimentatiebijdrage. De man, vertegenwoordigd door procureur mr. J.A.IJ. van Giffen, en de vrouw, vertegenwoordigd door procureur mr. J.S. Bauer, zijn betrokken in een procedure waarin de man aanvankelijk stelde dat er sprake was van een niet-wijzigingsbeding. Tijdens de zitting heeft de man echter zijn standpunt gewijzigd en betoogd dat, voor zover er een niet-wijzigingsbeding zou zijn, dit beding niet verbindend is. De rechtbank heeft deze wijziging van het verzoek toelaatbaar geacht, omdat de eisen van een goede procesorde niet in de weg staan en de vrouw niet onredelijk in haar verweer wordt geschaad.

De rechtbank overweegt dat het voorschrift in artikel 1:159 lid 1 BW, dat een beding van niet-wijziging schriftelijk moet worden gemaakt, bedoeld is om partijen te weerhouden van het lichtvaardig maken van dergelijke bedingen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad waarin is vastgesteld dat een dergelijk beding door partijen zelf moet worden ondertekend. Aangezien aan deze voorwaarde niet is voldaan, is de beschikking van 19 juli 2000, waarin een alimentatiebijdrage is vastgesteld, in beginsel wijzigingsvatbaar volgens artikel 1:401 lid 1 BW.

De rechtbank heeft de man opgedragen om voor de volgende zitting, die gepland staat op 3 augustus 2001, recente bewijsstukken van zijn inkomsten en lasten aan te leveren, evenals bewijsstukken van de inkomsten en lasten van zijn partner, indien van toepassing. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vrouw uiterlijk een week voor de zitting een schriftelijke reactie moet indienen op de stellingen van de man. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en benadrukt dat het niet tijdig voldoen aan de opdrachten nadelig kan zijn voor de partij die in gebreke blijft.

Uitspraak

Uitspraak: 6 juni 2001
Rekestnummer: 1864/00
Zaaknummer: 43036
ALIMENTATIE
BESCHIKKING
van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer, in de zaak van:
[naam man],
wonende te [woonplaats man],
hierna ook te noemen de man,
procureur voorheen mr. R.A. Eskes, thans mr. J.A.IJ. van Giffen,
tegen
[naam vrouw],
wonende te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de vrouw,
procureur mr. J.S. Bauer.
PROCESGANG
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 maart 2001 - waarvan de inhoud als hier ingelast geldt - is de zaak verwezen naar een terechtzitting.
Behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van deze enkelvoudige kamer op 24 april 2001.
Bij de stukken bevindt zich brieven van de procureur van de man van 8 mei en 16 mei 2001 en een brief van de procureur van de vrouw van 14 mei 2001.
RECHTSOVERWEGINGEN
Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld en op de inhoud van het dossier, overweegt de rechtbank het volgende.
Hoewel de man er in deze procedure aanvankelijk vanuit ging dat er sprake was van een niet wijzigingsbeding, heeft hij ter terechtzitting in afwijking daarvan zich op het standpunt gesteld dat voor zover er sprake is van een niet-wijzigingsbeding, dit beding niet verbindend is. In verband daarmee heeft hij zijn verzoek gewijzigd. De rechtbank acht deze wijziging van het verzoek, gelet op artikel 429i Rv, toelaatbaar nu de eisen van een goede procesorde hieraan niet in de weg staan; de vrouw wordt hierdoor, zoals uit de verdere procesgang zal blijken, niet onredelijk in haar mogelijkheden om verweer te voeren geschaad. Van een gedekt verweer van de man, zoals de vrouw heeft gesteld, kan hier geen sprake zijn nu de onderhavige procedure een procedure in eerste aanleg is en bovendien de beperking die artikel 348 Rv hieromtrent stelt in een rekestprocedure niet van toepassing is.
Het in artikel 1:159 lid 1 BW gegeven voorschrift, dat inhoudt dat een beding van niet-wijziging slechts schriftelijk kan worden gemaakt, heeft tot doel partijen te weerhouden van het lichtvaardig maken van een beding van niet-wijziging. Een dergelijk beding moet door partijen zelf zijn ondertekend, zoals blijkt uit HR 29 maart 1996, NJ 1997, 101, waarin uitdrukkelijk niet de conclusie van de AG wordt overgenomen die de mogelijkheid openlaat dat het beding ook namens partijen kan worden ondertekend. Aan deze voorwaarde van persoonlijke ondertekening is niet voldaan. Gelet hierop is de beschikking van deze rechtbank van 19 juli 2000 voor zover daarbij een alimentatiebijdrage is vastgesteld in beginsel voor wijziging vatbaar volgens de norm van artikel 1:401 lid 1 BW.
De rechtbank acht zich onvoldoende geïnformeerd omtrent financiële omstandigheden van de man om thans een beslissing te kunnen geven. Zij ziet aanleiding de zaak te verwijzen naar een nadere terechtzitting voor een pro forma behandeling met opdracht aan partijen als na te melden. Daarbij wijst zij erop dat er het niet volledig of tijdig voldoen aan de opdrachten zal kunnen worden uitgelegd ten nadele van de partij die in gebreke blijft. In dat geval zal in beginsel een eindbeslissing volgen.
BESLISSING
De rechtbank:
verwijst de zaak wat betreft de ex-partneralimentatie naar de terechtzitting van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank van 3 augustus 2001 voor een pro forma behandeling,
draagt de man op om uiterlijk drie weken voor voormelde zitting aan de griffier van de rechtbank en de vrouw te zenden:
- recente bewijsstukken van zijn inkomsten en relevante lasten;
- voor zover de man samenwoont met een partner: bewijsstukken van de inkomsten en lasten van zijn partner;
- een bruto draagkrachtberekening opgemaakt met inachtneming van de Tremanormen en de belastingwetgeving van 2001;
draagt de vrouw op om uiterlijk een week voor voormelde zitting aan de griffier van de rechtbank en de man een schriftelijke reactie te zenden op hetgeen de man tot dan toe heeft gesteld en ingezonden, voor zover zij zich daarmee niet kan verenigen;
bepaalt dat aan de hand van de op voormelde zitting voorhanden zijnde gegevens - zo mogelijk - omtrent de alimentatie een beslissing zal worden genomen, tenzij partijen dan gemotiveerd te kennen hebben gegeven alsnog een mondelinge behandeling te wensen, althans aanhouding tot een nadere pro forma behandeling;
bepaalt dat partijen in geval van aanhouding tot een nadere behandeling in beginsel tegen die behandeling op dezelfde wijze aan voormelde opdrachten dienen te voldoen, voor zover dat dan nog niet is geschied en de rechtbank niet anders heeft bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J.D.S.L Bosch., lid van de kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 6 juni 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
(cc: 327)