ECLI:NL:RBLEE:2001:AB2894

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/205
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van ligplaats voor woonark in kort geding

In deze zaak, die op 20 juli 2001 door de president van de Arrondissementsrechtbank Leeuwarden werd behandeld, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen E. [D.] en A.V.D.H. [D.] met als doel de ontruiming van een ligplaats voor een woonark. Eiser, die zelf op een woonark aan [straat] woont, had een ligplaats voor een woonark aan [straat + plaats] gehuurd van de gemeente Leeuwarden. Eiser vorderde dat de gedaagden de ligplaats binnen 48 uur na betekening van het vonnis zouden ontruimen, op straffe van een dwangsom van 5.000,00 euro per dag. Tijdens de zitting op 17 juli 2001 verscheen alleen E. [D.], die verklaarde dat zijn zoon A.V.D.H. [D.] de woonark huurde. Eiser trok zijn vorderingen tegen E. [D.] in en kondigde aan de vorderingen tegen A.V.D.H. [D.] in te stellen. De president heeft de zaak op basis van het griffiedossier beoordeeld.

De president oordeelde dat A.V.D.H. [D.] zich zonder recht of titel op de ligplaats bevond, maar dat hij dit deed op basis van een huurrelatie met zijn vader, E. [D.]. E. [D.] bevestigde deze stelling en verklaarde dat hij de woonark en ligplaatsvergunning van de heer [Y.] had gekocht. De president kon niet vaststellen wie van de partijen gelijk had, en het verweer van A.V.D.H. [D.] werd niet als onaannemelijk gekwalificeerd. Daarom werd de vordering van eiser afgewezen en werd eiser veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van E. [D.] op 400,00 euro werden begroot.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Korte Gedingen
Uitspraak: 20 juli 2001
Kort-geding-nummer: 01/205
VONNIS
van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur: mr. M. Kalmijn,
tegen
[A.V.D.H. D.],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
vrijwillig verschenen.
PROCESGANG
[eiser] heeft E. [D.] en A. [N.] in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 17 juli 2001. In de dagvaarding had [eiser] zijn eis jegens E. [D.] en A. [N.] aldus aangekondigd dat de president bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden veroordeelt om de ligplaats aan [straat + plaats] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te laten met al degenen die en datgene wat vanwege gedaagden op die ligplaats aanwezig zijn, inclusief de woonark, en de ligplaats leeg en ontruimd ter vrije beschikking aan [eiser] te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van ( 5.000,00 voor iedere dag dat gedaagden hiermee in gebreke zijn en met machtiging op [eiser] om, indien gedaagden hiermee in gebreke is, de ontruiming zelf uit te voeren, zulks met behulp van de sterke arm van justitie en politie, alsmede gedaagden veroordeelt in de kosten van het geding.
Op de zitting is E. [D.] wel en A. [N.] niet verschenen. E. [D.] heeft verklaard dat niet hij woonachtig is aan [straat + plaats], maar zijn - ook op de zitting aanwezige - zoon de heer A.V.D.H. [D.] A.V.D.H. [D.] heeft verklaard dat zijn voormalig vriendin mevrouw A. [N.] niet meer op het adres [straat] verblijft. Vervolgens heeft [eiser] zijn vorderingen jegens E. [D.] en A. [N.] ingetrokken en aangekondigd die vorderingen jegens de heer A.V.D.H. [D.] in te zullen stellen, waarna de heer A.V.D.H. [D.] in het onderhavige kort geding vrijwillig is verschenen. Vervolgens heeft [eiser] zijn standpunten nader doen toelichten door zijn procureur, die mede aan de hand van pleitnotities het woord heeft gevoerd en heeft [D.] zijn eigen standpunten naar voren gebracht, waarbij [D.] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiser]. Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht. De (oorspronkelijk gedagvaarde) heer E. [D.] heeft op de zitting als informant op onderdelen een toelichting verstrekt. Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De president doet heden uitspraak op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
1. In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.1. [Eiser] heeft op enig moment van de gemeente Leeuwarden een ligplaats voor een woonark aan [straat + plaats] gehuurd. [Eiser] woont zelf op een woonark aan [straat], welke ligplaats door de partner van [eiser] van de gemeente wordt gehuurd.
1.2. Op 26 juni 1998 hebben [eiser] en [Y.] een huurovereenkomst ondertekend ingevolge welke overeenkomst [Y.] van [eiser] de woonark aan [straat + plaats] huurt. Op dezelfde dag hebben [eiser] en [Y.] een overeenkomst ondertekend ingevolge welke overeenkomst [eiser] de woonark aan [straat + plaats] aan [Y.] heeft verkocht. In die overeenkomst verklaart [eiser] dat als de ligplaats overgedragen kan worden aan [Y.] hij daar onmiddellijk mee instemt en dat daar geen verdere kosten aan verbonden zijn.
1.3. Bij brief van 28 juni 2000 heeft de gemeente Leeuwarden aan [eiser] laten weten dat de aan hem verleende ligplaatsvergunning voor zijn woonark aan de ligplaats [straat] als gevolg van het raadsbesluit van 15 mei 2000 waarbij de beleidsnota "Ligplaatsenbeleid op de helling" is vastgesteld, van een persoonsgebonden, een zakelijke vergunning is geworden. De gemeente heeft in die brief uiteengezet dat dat betekent dat de vergunning gebonden is aan het schip, zodat bij verkoop van het schip de vergunning overdraagbaar is.
Het geschil en de beoordeling daarvan
2. [Eiser] legt aan zijn ontruimingsvordering ten grondslag dat A.V.D.H. [D.] zich zonder recht of titel - in de woonark - op de ligplaats bevindt, waarvoor [eiser] van de gemeente Leeuwarden [eiser] een ligplaatsvergunning heeft verkregen. A.V.D.H. [D.] weigert de ligplaats te ontruimen op de grond dat hij de woonark en ligplaatsvergunning van de rechtsgeldige eigenaar daarvan, zijn vader E. [D.], huurt. Op de zitting heeft de heer E. [D.] deze stelling van A.V.D.H. [D.] bevestigd en heeft de heer E. [D.] - desgevraagd - verklaard dat hij op of omstreeks 20 oktober 2000 de woonark aan en ligplaatsvergunning voor [straat + plaats] van de heer [Y.] heeft gekocht.
3. Partijen verwijten elkaar over en weer dat zij liegen. Partijen hebben ten aanzien van de woonark en ligplaatsvergunning geen eigendomsbewijzen overgelegd of andere stukken waaruit die eigendom valt af te leiden. In dit kort geding valt niet vast te stellen wie van partijen het bij het juiste eind heeft. Het door A.V.D.H. [D.] gevoerde verweer kan niet op voorhand als onaannemelijk worden gekwalificeerd, zodat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen.
4. [Eiser] moet als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De president, rechtdoende in kort geding:
1. wijst de vordering af;
2. veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [D.] begroot op f 400,00 aan verschotten (griffierecht).
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, president, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2001.
fn 100
w.g. P.I. Visser w.g. mr. W.K.F. Hangelbroek