ECLI:NL:RBLEE:2001:AD4752
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een voorwaardelijke toevoeging voor rechtsbijstand op basis van financiële draagkracht
In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 21 september 2001 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een voorwaardelijke toevoeging voor rechtsbijstand aan eiser A, die woonachtig is te B. Eiser had een verzoek ingediend om rechtsbijstand in verband met een hoger beroep tegen PPG Industries Fiber Glass BV, waarbij hij aanspraak maakte op achterstallige loonbetalingen. Het bureau rechtsbijstandvoorziening te Leeuwarden had aan eiser een voorwaardelijke toevoeging verstrekt, met de opmerking dat deze niet definitief zou zijn indien na beëindiging van de rechtsbijstand zou blijken dat de financiële draagkracht van eiser de wettelijke normen overschrijdt of dat de kosten door een derde kunnen worden vergoed. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) en het Besluit draagkrachtcriteria (Bdr) besproken, waarbij zij heeft vastgesteld dat de motivering van het primaire besluit onvoldoende duidelijk was. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had aangetoond dat er een reële mogelijkheid bestond dat de financiële draagkracht van eiser na beëindiging van de rechtsbijstand de in de wet gestelde normen zou overschrijden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden, evenals de proceskosten van eiser, die op ƒ 710,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten over rechtsbijstand en de noodzaak om de financiële situatie van de aanvrager zorgvuldig te beoordelen.