Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 13 december 2001
Parketnummer: 17/080130-01
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI De Grittenborgh te Hoogeveen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 30 november 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.K. de Haan, advocaat te Sneek.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Namens de verdachte is een beroep gedaan op noodweer danwel noodweerexces.
De raadsman van verdachte heeft daartoe betoogd dat verdachte, nadat hij tweemaal door het slachtoffer was geslagen, heeft getracht weg te lopen maar dat dit niet mogelijk was. Verdachte stond met de rug tegen de muur en voelde zich zeer bedreigd. Verdachte heeft zichzelf verdedigd. Onder invloed van een hevige gemoedsbeweging heeft hij daarbij de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreden.
Uit de feiten en omstandigheden welke namens verdachte zijn aangevoerd en gelet op de overige stukken is het niet aannemelijk geworden dat verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding zodat er geen sprake was van een noodweersituatie. Uit dat laatste volgt ook dat het namens verdachte gedane beroep op noodweerexces moet worden verworpen.
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 28 mei 2001 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde [verdachte] meermalen, met kracht met een mes in het lichaam (te weten in de rechterborst en in de rug ter hoogte van de milt en in de bovenbuik) heeft gestoken en meermalen met een mes in het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op het misdrijf:
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport, alsmede de psychiatrische rapportage;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde opname in een verslavingskliniek, nader te bepalen door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met oplegging van schadevergoedingsmaatregel, alsmede teruggave van de inbeslaggenomen goederen aan verdachte/rechthebbende.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende overwogen.
Verdachte heeft gepoogd iemand met een mes dood te steken. De behandelend chirurg, die spoedoperaties bij het slachtoffer uitvoerde, heeft verklaard dat er mogelijk sprake zou zijn geweest van het overlijden van het slachtoffer indien deze een uur later in het ziekenhuis was gebracht. Het slachtoffer had onder andere snijwonden op het hoofd en op verschillende plaatsen steekwonden in het lichaam, waarbij een steek in de rug de milt raakte. Bijzonder is dat het slachtoffer zonder zijn nieuwe schoenen werd aangetroffen en dat verdachte deze schoenen droeg bij zijn aanhouding. Verdachte zegt zich de gebeurtenissen niet goed meer te herinneren, maar verklaarde/concludeerde zelf - toen hij ter zitting hierover werd ondervraagd - dat hij deze schoenen van het slachtoffer moet hebben afgenomen toen het slachtoffer zich daartegen niet meer heeft kunnen verzetten.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie in deze zaak passend; naast de ernst van het feit is onder meer ook het volgende betreffende de omstandigheden van het feit en de persoon van verdachte daarin voldoende verdisconteerd.
Uit het psychiatrisch onderzoek blijkt dat verdachte in zijn persoonlijkheid ontwijkende en antisociale trekken heeft. De ontwijkende trekken komen voort uit zijn vrees in contact en relatie gekrenkt te worden - gezien zijn levensgeschiedenis is verdachte bijzonder krenkbaar bij verlating - terwijl het antisociale samenhangt met zijn alcohol en drugsgebruik. Zijn verhoogde krenkbaarheid, slechte coping bij frustratie en het alcohol- en middelenmisbruik verklaren de agressieve impulsdoorbraak ten tijde van het telastegelegde. De prognose van deze deskundige is dat bij onbehandeld blijven bij verdachte de risico's voor herhaling in soortgelijke delicten groot kunnen zijn. De psycholoog omschrijft een persoonlijkheidsstoornis met dezelfde termen; ook hij stelt te verwachten dat verdachte zich opnieuw aan verstoring van de openbare orde zal schuldig maken. Beide deskundigen spreken van licht verminderde toerekening en ook concluderen beiden dat een behandeling noodzakelijk is.
De rechtbank kiest evenals de officier voor een gedwongen klinische behandeling, waarbij zowel de verslaving van verdachte als zijn persoonlijkheidsstoornis in de behandeling dienen te worden betrokken en zij zal deze koppelen aan het voorwaardelijk op te leggen deel vrijheidsstraf.
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De door de benadeelde partij ingediende vordering bestaat uit zowel materiële als immateriële schade. De materiële schade behelst een bedrag van ƒ 707,43; de immateriële schade behelst een bedrag van ƒ 10.000,00, bedoeld als voorschot.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 36 MAANDEN.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de Dr. Kuno van Dijk Stichting te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
- gedurende de proeftijd wordt opgenomen in een verslavingskliniek, waarbij tevens aandacht wordt besteed aan zijn psychische problematiek.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten een bomberjack, een paar sportschoenen met eraan geplakte sok, een baseball-pet met zwarte klep (Nike), een sok met bloed, een blauwe deken en een laken.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer] van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven
schoenen, merk Nike Air Max Leather.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te 8[adres slachtoffer], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ƒ 10.707,43 (zegge: tienduizend zevenhonderd en zeven gulden en drieënveertig cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van ƒ 10.707,43 (zegge: tienduizend zevenhonderd en zeven gulden en drieënveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 10.707,43 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Daan-van Brink, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. S.M. van der Schenk, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2001.
Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/080130-01
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde arrondissementsrechtbank op 30 november 2001.
Tegenwoordig:
mr. C.E.M. Daan-van Brink, voorzitter,
mr. A.H.M. Dölle en mr. S.M. van der Schenk, rechters,
mr. M.H. Severein, officier van justitie
en D.P. Postma-Westerhof, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI De Grittenborgh te Hoogeveen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. H.K. de Haan, advocaat te Sneek.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 13 december 2001 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.