ECLI:NL:RBLEE:2001:AD7134

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
80056/ CV EXPL 00-4030
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door aftrillen van de weg met een trilplaat

In deze zaak vorderde eiser, een particulier, schadevergoeding van gedaagde, een wegenbouwbedrijf, voor schade aan porseleinen voorwerpen die volgens eiser was ontstaan door werkzaamheden die gedaagde had uitgevoerd. De werkzaamheden bestonden uit het herstraten en aftrillen van de weg, waarbij eiser stelde dat door het aftrillen zijn porseleinen voorwerpen uit een vitrinekast waren gevallen. Eiser had gedaagde aansprakelijk gesteld, maar de schadeclaim was door de verzekeringsmaatschappij van gedaagde afgewezen. Eiser vorderde in deze procedure een bedrag van ƒ 1.900,00, bestaande uit de waarde van de beschadigde voorwerpen. Gedaagde betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat eiser het causaal verband tussen de schade en de werkzaamheden niet had aangetoond. Gedaagde voerde aan dat het aftrillen een gebruikelijke handeling was en dat er geen verplichting bestond om dit vooraf aan te kondigen. De kantonrechter oordeelde dat het aftrillen van de weg met een trilplaat een gebruikelijke werkzaamheid is en dat gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld. Eiser had bovendien kunnen anticiperen op de werkzaamheden, aangezien hij had kunnen zien dat het herstraten was begonnen. De vordering van eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

KANTONGERECHT LEEUWARDEN
VONNIS
80056/ CV EXPL 00-4030
in de zaak van
[eiser],
wonende te [adres],
e i s e r,
procederende krachtens artikel 18 WTBZ,
gemachtigde: mr. F. Bakker, Buro voor Rechtshulp te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap WEGENBOUWBEDRIJF F.J. THOMASSEN B.V.,
gevestigd te Tytsjerk,
g e d a a g d e,
gemachtigde: mr. F.J. Schuurmans te Mantgum.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen [eiser], gevorderd om gedaagde partij, hierna te noemen Thomassen, te veroordelen tot betaling van ƒ 2.185,00 met rente en kosten.
Thomassen heeft onder overlegging van vier produkties bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek (met één produktie) en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De beoordeling van het geschil
2. Als vaststaand dient het volgende te worden aangenomen. Thomassen exploiteert een wegenbouwbedrijf. [eiser] woont op het adres [adres] te [plaatsnaam]. In november 1999 heeft Thomassen straatwerkzaamheden verricht aan de [straatnaam] te [plaatsnaam], welke werkzaamheden bestonden uit het herstraten en het met behulp van een trilplaat aftrillen van de weg. [eiser] heeft tijdens het aftrillen een beschadigd (chinees) bordje aan medewerkers van Thomassen, de stratenmaker en de opperman, getoond. [eiser] heeft Thomassen vervolgens aansprakelijk gesteld voor de door hem gestelde schade aan een aantal porseleinen voorwerpen. Thomassen heeft de schademelding voorgelegd aan verzekeringsmaatschappij Baneke/Gräffner. Deze maatschappij heeft de schadeclaim afgewezen. [eiser] heeft Thomassen gesommeerd en tegen 1 april 2000 in gebreke gesteld om de door hem gestelde schade te vergoeden.
3. [eiser] vordert in deze procedure van Thomassen een bedrag van ƒ 1.900,00 aan schadevergoeding, bestaande uit één blauw chinees porseleinen klapmuts ter waarde van ƒ 1.350,00, één blauw chinees bord ter waarde van ƒ 325,00 en een serie van zes blauwe chinese bordjes ter waarde van ƒ 225,00. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Thomassen volledig aansprakelijk is voor de door hem gestelde schade daar deze schade het gevolg is van een aan Thomassen toerekenbare onrechtmatige daad. Volgens [eiser] zijn door het aftrillen van de straat met de trilplaat de betreffende porseleinen voorwerpen uit een vitrinekast gevallen welke kast aan de binnenkant van de voorgevel van het huis is bevestigd. Omdat Thomassen hem niet tevoren heeft geïnformeerd over de uit te voeren werkzaamheden en het gebruik van een trilplaat daarbij, heeft [eiser] niet tijdig voorzorgsmaatregelen kunnen treffen om schade te voorkomen.
4. Thomassen ontkent aansprakelijk te zijn voor de door [eiser] gestelde schade. Thomassen stelt dat [eiser] het causaal verband tussen de geclaimde schade en de werkzaamheden van Thomassen niet heeft aangetoond. Thomassen voert verder aan dat er geen sprake is van onrechtmatig of onzorgvuldig handelen. Het aftrillen is een gebruikelijk en noodzakelijk onderdeel van het herstraten om verzakkingen in het weggedeelte te voorkomen. Er is geen wettelijke of uit andere hoofde op Thomassen rustende verplichting om het aftrillen vooraf aan te kondigen. Thomassen stelt voorts niet op de hoogte te zijn geweest van het feit dat er in de woning van [eiser] een vitrinekast met porseleinen voorwerpen aanwezig zou zijn die aan de binnenzijde van de voorgevel is bevestigd, hetgeen bij gebrek aan wetenschap wordt betwist. Thomassen is van mening dat het op de weg van [eiser] had gelegen om haar op deze bijzondere situatie te wijzen, te meer omdat algemeen bekend is dat een weggedeelte na het herstraten altijd wordt afgetrild en het herstraten is begonnen in een ander gedeelte van de [straatnaam]. [eiser] kon de werkzaamheden zien aankomen en wist, althans kon weten, wat hem te wachten stond.
Thomassen betwist voorts de hoogte van de geleden schade. Tot slot stelt Thomassen dat [eiser] zich dient uit te laten over de vraag of hij een inboedelverzekering heeft op grond waarvan eventueel een uitkering heeft plaatsgevonden.
5. Kernpunt van het geschil tussen partijen is de vraag of het handelen van Thomassen, te weten het zonder voorafgaande aankondiging aftrillen van de weg met een trilplaat, onder de gegeven omstandigheden als onrechtmatig jegens [eiser] is aan te merken.
De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Het aftrillen van een weg met behulp van een trilplaat na het herstraten is immers een gebruikelijke werkzaamheid. Thomassen was noch op grond van de wet noch krachtens een andere verplichting gehouden om de werkzaamheden met de trilplaat vooraf aan te kondigen. Dat ook bij de woning van [eiser] zou worden herstraat en afgetrild had [eiser] geleidelijk kunnen zien aankomen, nadat het herstraten op een ander deel van de [straatnaam] was begonnen en hij had tijdig maatregelen kunnen treffen ter voorkoming van de thans door hem geleden schade. Nu het handelen van Thomassen onder deze omstandigheden niet is te kwalificeren als onrechtmatige daad jegens [eiser], ontbreekt de grondslag aan de vordering van [eiser] zodat deze zal worden afgewezen.
6. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van deze
procedure worden verwezen.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Thomassen begroot op ƒ 400,00 wegens salaris.
Aldus gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.