ECLI:NL:RBLEE:2001:AE1712

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
92968/cv form 01-2951
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

KANTONGERECHT LEEUWARDEN
VONNIS
92968 / CV FORM 01-2951
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. B.F. Bult te Emmen
tegen
de besloten vennootschap VREDENBURG BEHEER B.V.,
gevestigd te Dronrijp,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.A. Bezema te Groningen.
OVERWEGINGEN
Procesgang
1. Op de bij dagvaardingsformulier vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen [eiser], onder overlegging van 12 producties primair gevorderd om te verklaren voor recht dat het ontslag kennelijk ongegrond is en om gedaagde partij, hierna te noemen Vredenburg Beheer, te veroordelen tot betaling van ¦ 50.000,- bij wege van schadevergoeding, subsidiair gevorderd om te verklaren voor recht dat het ontslag onregelmatig is onder vernietiging van het ontslag met veroordeling van Vredenburg Beheer tot doorbetaling van loon cum annexis, een en ander met rente en kosten.
Vredenburg Beheer heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing. (3 producties)
Na repliek (met 2 producties) en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast geldt.
Beoordeling van het geschil
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken en mede op grond van de door partijen in het geding gebrachte producties, voor zover daarvan de inhoud niet is betwist, staan tussen partijen in deze procedure de volgende feiten vast.
[eiser] is met ingang van 23 oktober 1995 bij Vredenburg Beheer in het kader van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden in de functie van Service Manager/Systeembeheerder. Deze arbeidsovereenkomst gold vanaf 23 oktober 1996 voor onbepaalde tijd. Het bruto maandsalaris bedroeg laatstelijk ¦ 6.042,67.
Bij brief van 8 december 2000 heeft Vredenburg Beheer aan de Regionaal Directeur Arbeidsvoorziening (RDA) toestemming gevraagd voor het opzeggen van deze arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen. De RDA heeft bij brief van 11 januari 2001 deze toestemming verleend, waarna Vredenburg Beheer de overeenkomst heeft opgezegd bij brief van 12 januari 2001 tegen 12 resp. 28 februari 2001.
3. [eiser] baseert zijn vordering op voormelde feiten, alsmede op zijn stelling dat Vredenburg Beheer in strijd met de aan de toestemming van de RDA verbonden voorwaarden binnen zes maanden na de bekendmaking van die toestemming een werknemer in een binnendienstfunctie in dienst heeft genomen, die de taken van [eiser] (deels) heeft overgenomen, waardoor de door Vredenburg Beheer aan de RDA opgegeven reden voor het ontslag als een valse of voorgewende reden moet worden beschouwd. Hij voert daarbij aan dat mede in aanmerking genomen de voor hem getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander werk te vinden, de gevolgen van de beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij opzegging.
4. Vredenburg Beheer heeft de vordering gemotiveerd betwist. Zij ontkent een valse of voorgewende ontslagreden aan de RDA te hebben voorgelegd en voert aan dat haar onderneming gedurende een reeks van jaren te kampen heeft met steeds groter wordende verliezen. Om aan deze problemen het hoofd te bieden is in het kader van een herverdeling van taken onder meer de functie van [eiser] vervallen en wordt het management, waartoe [eiser] behoorde, geheel en alleen ingevuld door de directeur/grootaandeelhouder J.G. Vredenburg. Vredenburg Beheer heeft de nadruk binnen haar organisatie verlegd naar personeel dat uitvoerende taken verricht, waarmee omzet kan worden gegenereerd. Vredenburg Beheer wijst er op dat het personeelsbestand binnen het servicedeel is teruggebracht van zes naar vier medewerkers. De thans bij haar werkzame heer [F] is binnen deze afdeling slechts belast met administratieve en secretariële taken en niet met managementtaken. Vredenburg Beheer betwist derhalve de door de RDA gestelde voorwaarden te hebben geschonden.
5. De kantonrechter stelt vast dat de slechte financiële toestand van Vredenburg Beheer niet in geschil is. De wijze waarop een bedrijf het hoofd tracht te bieden aan haar financiële problemen is in beginsel voorbehouden aan de directie c.q. het bestuur van dat bedrijf. Voor zover in het standpunt van [eiser] kritiek wordt geuit op het anders organiseren van het bedrijfsmanagement binnen Vredenburg Beheer, dan wel op het genomen besluit om een reductie op de personele kosten te realiseren, kan die kritiek niet leiden tot toewijzing van de ingestelde vordering. Ook het onderbrengen van taken die voorheen werden verricht door [eiser] bij anderen, zoals de in dienst genomen [F] en/of een al in de organisatie werkzaam familielid van de directie kan Vredenburg Beheer niet worden verweten. Aangenomen mag immers worden dat de uitvoering van (een deel van) de taken van [eiser] thans noodzakelijkerwijs door anderen moet geschieden. Zou dat niet het geval zijn, dan zou [eiser] zich binnen het bedrijf van Vredenburg Beheer slechts met overbodige werkzaamheden hebben beziggehouden. Van Vredenburg Beheer behoeft voorts niet te worden verlangd dat zij alle taken welke voorheen door [eiser] werden ingevuld laat uitvoeren door medewerkers die, evenals [eiser], een managementfunctie bekleden. Het kan immers uit een oogpunt van kostenbesparing juist aangewezen zijn om die taken waarvoor geen specifieke managementvaardigheden benodigd zijn op dat niveau te leggen waar ze thuis horen. Waar de kritiek van [eiser] zich mede richt op deze herverdeling van taken, legt de kantonrechter die kritiek terzijde, ook nu dat gepaard is gegaan met het aannemen van nieuw personeel op een lager niveau. Niet betwist is immers dat [F] geen managementfunctie bekleedt, zoals [eiser].
6. Naar het oordeel van de kantonrechter dient de door de RDA opgenomen voorwaarde, waaronder de toestemming voor het ontslag van [eiser] is verleend, aldus te worden verstaan dat het aan Vredenburg Beheer niet was toegestaan binnen 26 weken na het ontslag van [eiser] iemand aan te nemen op het niveau waarop [eiser] werkzaam was, in het onderhavige geval als servicemanager, belast met het leiden van de serviceafdeling en deeluitmakend van het managementteam. Nu niet is gesteld of gebleken dat de (weer) in dienst genomen [F] op dat niveau is aangenomen dan wel werkzaam is voor Vredenburg Beheer en [eiser] zijn stelling dat Vredenburg Beheer heeft gehandeld in strijd met bedoelde voorwaarde slechts heeft gebaseerd op zijn stelling dat [F] in staat is zijn eertijdse werkzaamheden over te nemen, zal die stelling als onvoldoende gegrond worden gepasseerd.
7. Met betrekking tot de stelling van [eiser] dat een afweging van belangen in zijn voordeel behoort uit te vallen waar het de voor hem getroffen voorziening betreft, overweegt de kantonrechter het volgende. Blijkens de (onweersproken) stellingname van [eiser] heeft Vredenburg Beheer ter gelegenheid van het ontslag geen enkele voorziening getroffen om de nadelen van dat ontslag voor [eiser] geheel of gedeeltelijk op te vangen. Naar het oordeel van de kantonrechter behoeft de door Vredenburg Beheer geschetste financiële gang van zaken op zich het treffen van een voorziening voor [eiser] niet in de weg te staan. Met het toepassen van een reorganisatie worden immers betere resultaten beoogd. Goed werkgeverschap kan met zich meebrengen dat het treffen van een voorziening voor een werknemer, die als gevolg van een noodzakelijke reorganisatie wordt ontslagen, zo nodig ten laste wordt gebracht van het eigen vermogen dan wel van de na reorganisatie te behalen resultaten. [eiser] heeft evenwel geen vordering ingesteld op basis van een (eventueel) kennelijk onredelijk ontslag, doch heeft gevorderd te verklaren voor recht dat het ontslag kennelijk ongegrond is, subsidiair onregelmatig is onder vernietiging daarvan. Aan toekenning van een schadevergoeding ex artikel 7: 681 lid 1 BW kan de kantonrechter daarom niet toe komen, tenzij de formulering van het petitum berust op een kennelijke misslag. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit laatste hier het geval. Blijkens de aangevoerde gronden, alsmede de gevorderde betaling van een schadevergoeding ex artikel 7: 681 BW ad ƒ 50.000,--, heeft [eiser] bedoeld (primair) te vorderen een verklaring voor recht dat het gegeven ontslag kennelijk onredelijk is. De kantonrechter zal daarom thans een nader onderzoek instellen naar de (financiële) (on)mogelijkheden bij Vredenburg Beheer voor het treffen van een voorziening c.q. de toekenning van de gevraagde schadevergoeding.
8. Vredenburg Beheer heeft onder meer overgelegd een afschrift van haar jaarstukken over 1998, een geconsolideerde voorlopige winst- en verliesrekening 1999 en een geconsolideerde voorlopige winst- en verliesrekening over de eerste tien maanden van het jaar 2000. Voorts heeft Vredenburg Beheer met betrekking tot haar resultaten over de eerste vijf maanden van 2001 een verklaring met bijlage overgelegd van haar accountant Meeuwsen Ten Hoopen & Co. Uit deze bescheiden komt een beeld naar voren van sterk dalende omzet- en resultaatcijfers in de jaren 1997 tot en met 2000. Gezien de hoogte van het eigen vermogen ultimo 1998 kan uit deze bescheiden evenwel niet zonder meer worden afgeleid dat er - tegen de achtergrond van een zich verbeterend bedrijfsresultaat als gevolg van de doorgevoerde reorganisatie - geen enkele ruimte aanwezig was voor het toekennen van een voorziening aan [eiser] om de nadelige gevolgen van het aan hem gegeven ontslag geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken. Van Vredenburg Beheer zal daarom worden verlangd haar financiële positie, met name waar het de jaren 1999, 2000 en 2001 betreft, nader met bescheiden te onderbouwen.
9. Na het overleggen van de hiervoor bedoelde bescheiden door Vredenburg Beheer zal [eiser] in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren. Het staat partijen uiteraard vrij buiten deze procedure om alsnog met elkaar in onderhandeling te treden over de toekenning van een vergoeding aan [eiser] ten laste van Vredenburg Beheer teneinde een verdergaand oordeel van de kantonrechter te ontlopen. De kantonrechter verwijst hierbij naar de kantonrechtersformule, die reeds gedurende een reeks van jaren als een praktisch hulpmiddel wordt gebruikt bij het tot stand brengen van afspraken tussen werkgevers en werknemers, die hun arbeidsovereenkomst verbreken.
BESLISSING
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van vrijdag 11 januari 2002 voor akte overlegging producties aan de zijde van Vredenburg Beheer als bedoeld in overweging 8 van dit vonnis;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Meer, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 december 2001 in aanwezigheid van de griffier.