de naamloze vennootschap MARTINAIR-HOLLAND,
gevestigd te Luchthaven Schiphol,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie
gemachtigde: mr. L. Schulte, Postbus 7507, 1118 ZG Schiphol Airport,
[x],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procederende met voorwaardelijke toevoeging,
gemachtigde: mr. G.R. Winter, advocaat te Sneek.
1. Ingevolge het tussenvonnis van 9 mei 2001 hebben partijen ieder een akte genomen. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
De verdere beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie
2. De kantonrechter neemt hier de inhoud van voormeld tussenvonnis over.
3. Zoals reeds in het tussenvonnis is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat Martinair door [x] te boeien redelijke maatregelen heeft genomen ter verzekering van de orde en discipline aan boord. Op grond van artikel 96 van de Regeling Toezicht Luchtvaart en artikel 6 van het Verdrag inzake misdrijven en bepaalde andere handelingen aan boord van vliegtuigen (het Verdrag) was Martinair ook bevoegd deze maatregelen te treffen.
Martinair heeft echter ook overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van het Verdrag [x] overgedragen aan de bevoegde autoriteiten van Sri Lanka. Aangezien voormeld artikel bepaalt dat de gezagvoerder de bevoegheid heeft een persoon over te dragen aan de bevoegde autoriteiten indien die persoon een handeling heeft begaan die naar zijn mening volgens de staat waar het luchtvaartuig is ingeschreven een ernstig misdrijf oplevert, is Martinair in de gelegenheid gesteld toe te lichten welke handeling van [x] welk ernstig misdrijf heeft opgeleverd.
3.1. Martinair heeft bij akte in de eerste plaats gewezen op overtreding van artikel 96 lid 4 van de Regeling Toezicht Luchtvaart, welke overtreding strafbaar is gesteld in artikel 166 jo. artikel 62 Luchtvaartwet.
Ingevolge artikel 70 Luchtvaartwet betreft dit echter een overtreding en geen misdrijf. Het feit dat [x] de aanwijzingen van de gezagvoerder niet heeft opgevolgd – hetgeen als onbetwist vaststaat - kan dan ook niet worden aangemerkt als een ernstig misdrijf.
3.2. Vervolgens heeft Martinair gesteld dat [x] zich schuldig heeft gemaakt aan belediging, strafbaar gesteld in artikel 266 Wetboek van Strafrecht (Sr.).
De vraag of [x] zich hieraan schuldig heeft gemaakt kan buiten de beoordeling blijven, nu eenvoudige belediging als bedoeld in artikel 266 Sr. niet kan worden aangemerkt als een ernstig misdrijf als bedoeld in artikel 9 van het Verdrag.
3.3. Tenslotte heeft Martinair - onder verwijzing naar de verklaring van de heer [y] - aangevoerd dat [x] zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 285 Sr. gezien de herhaaldelijke bedreigingen met fysiek geweld ten opzichte van de assistent purser en de overige passagiers.
Vooropgesteld dient te worden dat uit de verklaring van de heer [y], zoals die is gevoegd bij de conclusie van repliek, slechts blijkt dat [x] zich jegens de heer [y] in bedreigende zin zou hebben gedragen. Dat ook passagiers bedreigd zouden zijn, is niet gebleken.
De door de heer [y] geschetste bedreiging met geweld jegens hemzelf levert echter naar het oordeel van de kantonrechter geen ernstig misdrijf op. Voor overtreding van artikel 285 Sr. is naar het oordeel van de kantonrechter meer nodig dan het uiten van verbale scheldpartijen en bedreigingen en het maken van een paar armbewegingen. Dat de heer [y] de handelingen van [x] ook niet als zodanig heeft ervaren, blijkt ook uit het feit dat hij [x] vervolgens heeft achtergelaten om zich naar de cockpit te begeven voor het verkrijgen van een schriftelijke waarschuwing.
Dat er niet sprake is geweest van een ernstig misdrijf wordt bovendien bevestigd door de uitspraak van de rechter in Colombo die heeft volstaan met een waarschuwing.
De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat het gedrag van [x] de door Martinair getroffen maatregelen niet rechtvaardigen. Nu Martinair vergoeding heeft gevraagd van kosten die zij tengevolge van voornoemde maatregelen heeft moeten maken, dient deze vordering te worden afgewezen. De door Martinair gemaakte kosten dienen naar het oordeel van de kantonrechter voor haar rekening te blijven.
3.4. Martinair zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie.
4.1. [x] heeft in reconventie een bedrag van ƒ 5.000,-- gevorderd wegens immateriële schade. Dit in verband met de behandeling in het vliegtuig en in verband met zijn detentie en het verblijf in een vluchtelingenkamp.
4.2. Martinair heeft zich tegen deze vordering verweerd door te stellen dat zij heeft gehandeld overeenkomstig het bepaalde in haar Algemene Voorwaarden en het bepaalde in het Verdrag, zodat haar geen verwijt kan worden gemaakt.
4.3.1. Zoals uit hetgeen in conventie is overwogen reeds volgt, kan Martinair inderdaad geen verwijt worden gemaakt van het feit dat zij [x] heeft geboeid. Reeds in het tussenvonnis is overwogen dat [x] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de handboeien te strak zouden hebben gezeten waardoor bij terugkomst zijn polsen nog steeds gezwollen waren en het gevoel tot op heden niet geheel is teruggekeerd.
Te dier zake komt [x] dan ook geen schadevergoeding toe.
4.3.2. Martinair kan echter wel een verwijt worden gemaakt van het feit dat [x] in detentie heeft gezeten. Zoals hiervoor reeds overwogen rechtvaardigde het handelen van [x] de overdracht aan de bevoegde autoriteiten niet.
Martinair heeft niet weersproken dat [x] door deze detentie onder de omstandigheden zoals door [x] geschetst immateriële schade heeft geleden.
4.3.3. Het feit dat [x] vervolgens aansluitend in een vluchtelingenkamp heeft moeten verblijven is naar het oordeel van de kantonrechter geen gevolg geweest van het feit dat Martinair [x] heeft overgedragen aan de bevoegde autoriteiten, maar een gevolg van het feit dat [x] niet over de benodigde papieren voor verblijf in Sri Lanka beschikte. Ook indien Martinair overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van het Verdrag [x] het luchtvaartuig had doen verlaten – hetgeen gezien het gedrag van [x] wel gerechtvaardigd zou zijn geweest – dan was [x] hoogstwaarschijnlijk met dezelfde (soort) problemen geconfronteerd geweest.
4.4. Gelet op het bovenstaande acht de kantonrechter termen aanwezig om de door [x] gevorderde vergoeding voor immateriële schade – waarvan Martinair de hoogte overigens niet heeft betwist – toe te wijzen tot een bedrag van ƒ 1.750,--.
4.5. Nu de vordering terecht door [x] is ingesteld, zal Martinair worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie.
wijst de vordering van Martinair af;
veroordeelt Martinair in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [x] begroot op ƒ 1.250,-- wegens salaris, te voldoen door overschrijving op bankrekeningnummer 19.23.25.841 ten name van de gerechten in het arrondissement Leeuwarden;
veroordeelt Martinair tot betaling aan [x] van een bedrag groot ƒ 1.750,-- (zegge: eenduizendzevenhonderdenvijftig gulden), te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 november 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Martinair in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [x] begroot op ƒ 200,-- wegens salaris, te voldoen door overschrijving op bankrekeningnummer 19.23.25.841 ten name van de gerechten in het arrondissement Leeuwarden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.