Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 17 januari 2002
Parketnummer: 17/040014-01
VONNIS van de politierechter in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 3 januari 2002.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Verdachte [verdachte] heeft een weerstand ingebouwd achter het spatbord van zijn bromfiets. Deze weerstand kon op eenvoudige en onopvallende wijze worden ingeschakeld door middel van een morsecode die [verdachte] met de remhendel kon geven. Uit de verklaring die [verdachte] tegenover de politie heeft afgelegd, blijkt dat hij dit zo had gedaan met het doel om bij een eventuele politiecontrole van de constructiesnelheid de weerstand aan te kunnen zetten en zodoende de uitslag van het onderzoek in zijn voordeel te kunnen beïnvloeden. Toen het eenmaal zover kwam dat zijn bromfiets aan een onderzoek naar de juiste constructiesnelheid zou worden onderworpen, heeft [verdachte] de weerstand ook daadwerkelijk aangezet. Daarmee heeft hij opzettelijk voornoemde handeling van de politie, ondernomen ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 158 tot en met 160 van de Wegenverkeerswet 1994 in samenhang met artikel 5.6.8 van het Voertuigreglement, belemmerd, nu pas nadat een en ander aan het licht was gekomen en de weerstand was verwijderd de juiste constructiesnelheid met behulp van de rollenbank kon worden vastgesteld.
Ten overvloede overweegt de politierechter nog dat naar zijn oordeel de eerdere zaak bij deze rechtbank, waaraan de officier van justitie ter terechtzitting heeft gerefereerd en waarin de verdachte is vrijgesproken, niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak.
De politierechter acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 november 2000, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk enige handeling, door E.J. Veldman, brigadier van politie en J. Pap, agent van politie, zijnde ambtenaren belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, te weten de controle op de naleving van de bepalingen bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, en als zodanig doende met de controle op de naleving van de bepalingen aangaande de constructiesnelheid van bromfietsen met behulp van een rollentestbank, heeft belemmerd, immers heeft hij, verdachte, alstoen aldaar toen een hem, verdachte, in eigendom toebehorende bromfiets aan vorengenoemde controle zou worden onderworpen, opzettelijk, door het inschakelen van een weerstand de constructiesnelheid van die bromfiets aanzienlijk beperkt, waardoor het vaststellen van de werkelijke snelheid van die bromfiets niet mogelijk was.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren.
De politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot een geldboete van € EUR 150 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De politierechter heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE POLITIERECHTER LUIDT
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van €€€EUR 150 (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
Bepaalt, dat deze geldboete niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van der Schenk, politierechter, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 januari 2002.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/040014-01
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 3 januari 2002.
Tegenwoordig:
mr. S.M. van der Schenk, politierechter
mr. K. Bunk, officier van justitie en
A. van Dijk, griffier.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, gedagvaard als:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 17 januari 2002 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.
De griffier is buiten staat dit proces-verbaal mede te ondertekenen.