ECLI:NL:RBLEE:2002:AD9313

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
101241 /CV EXPL 01-5839
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot plaatsing in functie van medewerker bedrijfsbureau na reorganisatie

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. W.M. Veldjesgraaf, dat gedaagde, de stichting Centrum Vakopleiding, hem zou plaatsen in de functie van medewerker bedrijfsbureau. Eiser was sinds 1984 in dienst bij Arbeidsvoorziening, de rechtsvoorganger van Vakopleiding, en had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de algemeen directeur mr. P.P.W. Swildens, waarin hem werd meegedeeld dat er geen passende functie beschikbaar was. Na een bindend advies van de Beroepscommissie, waarin werd gesteld dat eiser wel degelijk recht had op een passende functie, werd hem alsnog de functie van medewerker bedrijfsbureau aangeboden. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er een communicatiestoornis was opgetreden.

De kantonrechter oordeelde dat er op het moment dat de beslissing op bezwaar van 24 juli 2001 eiser bereikte, in beginsel een arbeidsovereenkomst ontstond met de functie van medewerker bedrijfsbureau. De rechter verwierp het verweer van gedaagde dat de plaatsing bij vergissing was gebeurd en oordeelde dat eiser, ondanks zijn MBO-opleiding, voldoende werkervaring had om de functie te vervullen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van eiser moest worden toegewezen en veroordeelde gedaagde in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan op 14 februari 2002 door de kantonrechter R.Tj. Terpstra, die oordeelde dat eiser recht had op de gevorderde plaatsing en dat de communicatieproblemen aan de zijde van gedaagde niet ten nadele van eiser mochten worden uitgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
VONNIS
101241 /CV EXPL 01-5839
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. W.M. Veldjesgraaf,
tegen
de stichting STICHTING CENTRUM VAKOPLEIDING,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.A. Huisman te 's-Gravenhage.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen [eiser], gevorderd om bij wege van voorlopige voorziening gedaagde partij, hierna te noemen Vakopleiding, te veroordelen tot het plaatsen van [eiser] in de functie van medewerker bedrijfsbureau, met de veroordeling van Vakopleiding in de kosten van het geding.
Vakopleiding heeft bij antwoord, onder overlegging van producties, de vordering betwist.
Na de mondelinge behandeling op 31 januari 2002 is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
[eiser] is sedert 1984 in dienst bij Arbeidsvoorziening, de rechtsvoorganger van Vakopleiding.
In het kader van een reorganisatie van Arbeidsvoorziening heeft [eiser] op 28 oktober 2000 van de algemeen directeur mr. P.P.W. Swildens het besluit ontvangen dat voor zover hier van belang vermeldt:
Tot mijn spijt moet ik u meedelen dat voor u geen uitwisselbare functie en ook geen passende functie beschikbaar was en dat u daarom wordt aangemerkt als herplaatser.
[eiser] heeft op 7 november 2000 bezwaar gemaakt tegen dit besluit bij de Beroepscommissie CAO Arbeidsvoorzieningsorganisatie. In zijn bezwaarschrift wijst [eiser] er onder meer op dat hij in zijn brief van 12 juli 2000 tijdig voorkeur voor bepaalde functies heeft kenbaar gemaakt.
In haar bindend advies van 28 mei 2001 overweegt de Beroepscommissie onder meer:
Met betrekking tot de derde grond van bezwaar overweegt de Bijzondere Kamer dat, in tegenstelling tot hetgeen de werkgever in zijn reactie op de gestelde vragen heeft gesteld, belanghebbende in zijn brief van 12 juli 2000 zowel een alternatief voor de oude functie heeft voorgedragen als uitwisselbare en/of passende functies heeft voorgesteld. Voorts heeft belanghebbende de voorkeur uitgesproken voor de functie van Medewerker Verkoop Ondersteuning dan wel de functie van Medewerker Bedrijfsbureau. Of de door belanghebbende aangegeven functies ook uitwisselbaar of passende zijn kan de Bijzondere Kamer niet beoordelen. Dit is mede afhankelijk van de vraag of de oude functie correct is vastgesteld.
Naar aanleiding van de bezwaarprocedure en het bindend advies van de Beroepscommissie stuurt de algemeen directeur mr. P.P.W. Swildens op 24 juli 2001 de beslissing op het bezwaarschrift aan [eiser]. Dit besluit luidt voor zover van belang als volgt:
Ik volg het advies van de Bijzondere Kamer van de Beroepscommissie en ik verklaar uw bezwaarschrift gegrond voor de overige gronden en ongegrond voor wat betreft de eerste grond. Derhalve zult u alsnog met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2000 worden geplaatst in de functie van Medewerker Bedrijfsbureau (met aangepaste taken) bij het Centrum Vakopleiding Noord.
De beslissing op het bezwaarschrift is gezonden aan de directie van Centrum Vakopleiding met het verzoek om voor effectuering zorg te dragen. Van regiodirecteur J.M. van der Kamp ontvangt [eiser] de brief van 22 augustus 2001 waarin onder meer staat:
Eind juli heeft u bericht ontvangen van Arbeidsvoorziening Concern over de beslissing op uw bezwaarschrift. een kopie van dit besluit is aan de regio gestuurd. (....) Met terugwerkende kracht bent u vanaf 1 oktober 2000 geplaatst in de regio. In de beslissing op het bezwaarschrift is tevens aangegeven in welke functie dit is.
Bij brieven van 29 augustus 2001 van algemeen directeur P. Smit, 1 oktober 2001 van algemeen directeur P. Smit en 1 oktober 2001 van directeur Centrum Vakopleiding drs. ing. M. Geersing wordt [eiser] meegedeeld dat hij wordt geplaatst in respectievelijk de functie van Administratief Medewerker Bedrijfsbureau (met aangepaste taken), Administratief Medewerker en Medewerker Receptie/Administratie. In de brief van 1 oktober 2001 wordt de volgende uitleg gegeven:
Tot mijn spijt bent u eerder geïnformeerd over mijn besluiten die bij nadere beschouwing niet in stand konden blijven.
Na een verzoek om opheldering zijdens [eiser] heeft de advocaat van [eiser] de brief van 8 november 2001 van algemeen directeur P. Smit ontvangen waarin als verklaring staat:
Zoals in mijn laatste brief van 1 oktober 2001 reeds is aangegeven, spijt het mij dat er omtrent de beslissing ten aanzien van een nieuw plaatsingsbesluit voor uw cliënt onduidelijkheid is ontstaan.
De standpunten van partijen
3. [eiser] stelt dat naar aanleiding van het bindend advies op zijn bezwaar hem alsnog de door hem gewenste functie is aangeboden. Hij wenst in die functie te worden tewerkgesteld. Taken die binnen deze functie horen heeft hij ook in zijn oude functie al naar behoren uitgevoerd. [eiser] heeft naast een MBO-opleiding ruime ervaring.
4. Het verweer van Vakopleiding is dat er bij de berichtgeving omtrent de plaatsing van [eiser] een communicatiestoornis is opgetreden tussen het bedrijfsonderdeel Centrum Vakopleiding en het hoofdkantoor van Arbeidsvoorziening. De functie van medewerker bedrijfsbureau is een functie waarvoor een HBO-opleiding gevraagd wordt en een functie die drie loonschalen hoger is dan de oude functie van [eiser]. Artikel 1 sub i van het Sociaal Plan omschrijft als kenmerk van een passende functie onder meer dat er maximaal twee loonschalen verschil bestaat.
De beoordeling van het geschil
5. Partijen zijn het ter gelegenheid van de mondelinge behandeling over eens geworden dat als gedaagde partij dient te worden aangemerkt de stichting Centrum Vakopleiding en niet de in de dagvaarding genoemde rechtspersonen. De kantonrechter is er vanuit gegaan dat Vakopleiding haar statutaire zetel in Utrecht heeft.
6. De kantonrechter is van oordeel dat op het moment dat de brief van 24 juli 2001 van algemeen directeur mr. P.P.W. Swildens [eiser] bereikt, er in beginsel tussen hem en (thans) Vakopleiding een arbeidsovereenkomst ontstaat met als functie voor [eiser] medewerker bedrijfsbureau (met aangepaste taken). Een arbeidsovereenkomst met deze inhoud is bij voorbaat al door [eiser] geaccepteerd middels zijn brief van 12 juli 2000 en zijn bezwaarschrift van 7 november 2000.
7. Het in rechtsoverweging 6 neergelegde beginsel (aanbod + aanvaarding = overeenkomst) zou in de onderhavige zaak uitzondering leiden wanneer komt vast te staan dat [eiser] in alle redelijkheid de beslissing van 24 juli 2001 niet als door Vakopleiding bedoeld heeft mogen aanvaarden. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de beslissing als door Vakopleiding bedoeld heeft mogen opvatten en legt aan dat oordeel het volgende ten grondslag.
7.1 De beslissing op bezwaar is genomen door dezelfde persoon die de beslissing waartegen bezwaar heeft genomen.
7.2 De functie in welke [eiser] wordt geplaatst in de beslissing op bezwaar is niet een verrassende functie want een functie die door hem is genoemd in zijn brief van 12 juli 2000 en in zijn bezwaarschrift van 7 november 2000.
7.3 Dat bij het nemen van de beslissing op bezwaar over de begrippen uitwisselbaar en passend is nagedacht mag worden verondersteld gelet op de uitdrukkelijke opmerking daarover door de Beroepscommissie.
7.4 Gelet op de toevoeging (met aangepaste taken) mag ervan worden uitgegaan dat is nagedacht over de functie in relatie tot (de persoon van) [eiser].
7.5 Er is door de beslisser op het bezwaarschrift een keus gemaakt uit twee door [eiser] genoemde en door hem geambieerde functies.
7.6 De plaatsing in de functie is [eiser] bevestigd door de regiodirecteur van Centrum Vakopleiding Noord-Nederland in de brief van 22 augustus 2001.
8. Met hetgeen in rechtsoverweging 7 is opgenomen verwerpt de kantonrechter de opvatting van Vakopleiding dat in het besluit van 24 juli 2001 bij vergissing en/of door een onjuiste interpretatie van het bindend advies van de Beroepscommissie [eiser] in de functie van medewerker bedrijfsbureau is geplaatst.
9. Onvoldoende gesteld en ook niet anderszins gebleken is dat [eiser] de functie niet aan kan. [eiser] heeft weliswaar een MBO opleiding terwijl voor de functie een HBO opleiding gevraagd wordt maar het werkervaringsniveau van [eiser] -hij werkt bij Vakopleiding sinds 1984- wordt niet ontkend. In dit verband laat de kantonrechter ook meewegen ten voordele van [eiser] dat kennelijk voor het eerst in de procedure dit bezwaar van Vakopleiding tegen het vervullen van de functie door [eiser] aan de orde komt. Zou dit bezwaar zwaar hebben gewogen dan had het in de rede gelegen dat Vakopleiding daarmee zou zijn gekomen zodra zij de door haar gestelde communicatiestoornis bemerkte.
10. Dat de nieuwe functie van [eiser] drie loonschalen hoger ligt oordeelt de kantonrechter geen beletsel. Het Sociaal Plan -zo veronderstelt de kantonrechter- zal opgesteld zijn ter bescherming van de werknemer. De afwijking van dat plan op het punt van de beloning door Vakopleiding ten gunste van de [eiser] behoefde voor [eiser] geen reden te zijn aan het besluit op het bezwaar te twijfelen.
11. De slotsom is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen en Vakopleiding zal veroordelen in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt Vakopleiding [eiser] alsnog te plaatsen als medewerker bedrijfsbureau;
veroordeelt Vakopleiding in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op euro 450,00 wegens salaris en op euro 158,47 wegens verschotten;
Aldus gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.