ECLI:NL:RBLEE:2002:AD9663

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
45094 HAZA 01-0181
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.T. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens beroepsfout van accountant in relatie tot fiscale behandeling van onroerend goed

In deze zaak, die werd behandeld door de enkelvoudige handelskamer van de Rechtbank Leeuwarden, hebben eisers, bestaande uit drie partijen, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap AVM Accountants B.V. De eisers vorderden een schadevergoeding van € 15.649,83, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van een beroepsfout die AVM zou hebben gemaakt in de fiscale behandeling van een winkelpand dat eigendom was van eiser sub 1 en 2. De rechtbank heeft op 27 februari 2002 vonnis gewezen na een eerdere verwijzing naar de rol voor akte overlegging producties op 25 juli 2001.

De feiten van de zaak zijn als volgt: eiser sub 1 had in 1979 een huurovereenkomst gesloten voor een winkelpand, met een koopoptie. In 1993 werd het pand aan de eisers in eigendom overgedragen. AVM had jarenlang de administratieve en fiscale zaken van de eisers verzorgd. In de jaarrekeningen van eiseres sub 3 was het winkelpand als actief opgenomen, wat leidde tot fiscale verplichtingen bij de verkoop van het pand in 1998. Eisers stelden dat AVM hen had geadviseerd het pand in privé te houden, maar dat AVM het pand ten onrechte had geactiveerd op de balans van eiseres sub 3, wat resulteerde in een belastingclaim van de fiscus.

De rechtbank oordeelde dat, zelfs als de eisers gelijk hadden in hun stelling dat AVM een beroepsfout had gemaakt, de vordering afgewezen moest worden. De rechtbank stelde vast dat eiser sub 1, als directeur van eiseres sub 3, op de hoogte was van de activering van het pand op de balans en dat hij de jaarrekeningen had goedgekeurd. De rechtbank concludeerde dat eiser sub 1 had moeten inzien dat het pand als actief was opgenomen en dat hij niet had moeten vertrouwen op AVM zonder zelf kritisch naar de stukken te kijken. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde de eisers in de kosten van het geding.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector handelsrecht
Uitspraak: 27 februari 2002
Zaak-/Rolnummer: 45094 HAZA 01/181 (VR)
VONNIS IN VERSNELD REGIME
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
1. [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
3. de besloten vennootschap
[eiseres sub 3].,
allen wonende/gevestigd te [plaats],
eisers,
procureur: mr. W.M. Sturms,
tegen
de besloten vennootschap
AVM ACCOUNTANTS B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde, hierna: AVM,
procureur: mr. J.B. Dijkema.
PROCESGANG
Bij tussenvonnis van 25 juli 2001 is de zaak naar de rol verwezen voor akte overlegging producties. Zowel eisers als AVM hebben op 22 augustus 2001 een akte genomen, waarbij producties zijn overgelegd.
Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd. De rechtbank wijst heden vonnis op het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
1.1. Eiser sub 1 heeft in het jaar 1979 met een derde-verhuurder een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot een winkelpand aan de [adres] te [plaats], hierna: het winkelpand. In deze huurovereenkomst was een koopoptie opgenomen. Eiser sub 1 heeft tot 1 januari 1992 een eenmanszaak geëxploiteerd in het winkelpand, vanaf 1 januari 1992 in de vorm van een besloten vennootschap i.o.
1.2. Op 25 maart 1993 werd het winkelpand op grond van de aan eiser sub 1 verstrekte optie aan eisers sub 1 en 2 in eigendom overgedragen.
1.3. Op 20 april 1993 heeft eiser sub 1 een tweetal besloten vennootschappen opgericht, waaronder eiseres sub 3, terwijl bij akte van diezelfde datum de onderneming van eiser sub 1 daarin werd ingebracht, met terugwerkende kracht per 1 januari 1992.
1.4. AVM heeft jarenlang als accountant de administratieve en fiscale zaken voor eisers verricht.
1.5. In de jaarrekeningen 1993 en 1994 van eiseres sub 3 (en tevens in de jaarrekening 1992 van de BV i.o.) is op de balans het winkelpand als actief opgenomen. De hypotheek ten laste van het winkelpand staat vanaf het jaar 1993 op de balans van eiseres sub 3 vermeld. In de jaarstukken van eiseres sub 3 werd op het winkelpand jaarlijks afgeschreven.
1.6. Met ingang van het boekjaar 1995 is er een einde gekomen aan de relatie tussen eisers en AVM. Sindsdien hebben eisers gebruik gemaakt van de diensten van een andere accountant.
1.7. Eisers sub 1 en 2 hebben het winkelpand in het jaar 1998 verkocht en geleverd aan een derde voor een bedrag van ƒ 700.000,00.
1.8. Nadat de fiscus eiseres sub 3 terzake van deze verkoop met vennootschapsbelasting en eisers sub 1 en 2 met inkomstenbelasting had belast, hebben eisers met de fiscus een regeling getroffen in die zin, dat het pand toch als privé is beschouwd. Terzake van de advisering betreffende deze regeling hebben eisers kosten moeten maken.
Het geschil en de beoordeling daarvan
2. De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de processtukken waaronder ook het vonnis van deze rechtbank van 25 juli 2001, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
De rechtbank neemt over hetgeen in voormeld vonnis is overwogen en beslist.
3. Eisers hebben aan hun vordering het navolgende ten grondslag gelegd.
Eisers hebben conform het advies van AVM er voor gekozen om het winkelpand in privé te houden en dit niet in te brengen in eiseres sub 3. Eisers hebben hier voor gekozen omdat zij van de onbelaste waardestijging van het winkelpand in de toekomst wilden profiteren. In strijd met deze keuze van eisers, heeft AVM het winkelpand geactiveerd op de fiscale beginbalans van eiseres sub 3, waarna er op het winkelpand is afgeschreven. AVM heeft hiermee een beroepsfout gemaakt. Voor de fiscus bestond alle aanleiding om zich bij verkoop van het winkelpand op het standpunt te stellen dat een bedrag van ƒ 249.000,00 aan belasting was verschuldigd, omdat het winkelpand fiscaal geactiveerd was. Eisers hebben de fiscus ervan weten te overtuigen dat er sprake is van een beroepsfout van AVM. De fiscus heeft om die reden afgezien van haar belastingclaim. Eisers hebben kosten gemaakt door het inschakelen van adviseurs teneinde de fiscus ervan te overtuigen dat er sprake is van een beroepsfout van AVM. Deze kosten - een bedrag van in totaal ƒ 15.649,83 inclusief BTW - hebben eisers gemaakt ter beperking van hun schade. Eisers vorderen thans genoemd bedrag van ƒ 15.649,83, vermeerderd met wettelijke rente.
4. AVM heeft hiertegen - onder meer - het navolgende aangevoerd.
Op of omstreeks 20 april 1993 heeft AVM met eiser sub 1 - directeur van eiseres sub 3 - gesproken over de fiscale mogelijkheden met betrekking tot de inbreng van het winkelpand in eiseres sub 3. Tijdens deze bespreking heeft AVM eiser sub 1 erop gewezen dat het winkelpand ofwel in privé kon worden gebracht, ofwel kon worden ingebracht in eiseres sub 3. Aangezien de eerste optie ertoe zou leiden dat een toekomstige waardestijging fiscaal onbelast zou blijven, heeft eiser sub 1 er aanvankelijk voor gekozen het winkelpand in privé te houden. Kort daarna heeft eiser sub 1 echter om diverse redenen alsnog besloten het winkelpand in te brengen in eiseres sub 3. Ook hierover is tussen AVM en eiser sub 1 uitgebreid overleg geweest. Van een beroepsfout is dan ook geen sprake, aldus AVM.
5. De rechtbank constateert dat partijen van mening verschillen over de vraag of eiser sub 1 bij zijn aanvankelijke keuze is gebleven om het winkelpand in privé te houden - hetgeen eisers stellen - dan wel dat eiser sub 1 op deze aanvankelijk gemaakte keuze is teruggekomen en alsnog heeft besloten het winkelpand in te brengen in eiseres sub 3, hetgeen AVM stelt.
De rechtbank is van oordeel dat ook indien de stelling van eisers op dit punt juist is - en eiser sub 1 dus bij zijn aanvankelijke keuze had willen blijven om het winkelpand in privé te houden - de vordering dient te worden afgewezen. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
AVM heeft bij akte de jaarrekeningen van eiseres sub 3 (waarvan eiser sub 1 enig directeur en aandeelhouder is) met de bijbehorende aanbiedingsbrieven over de jaren 1992, 1993 en 1994 overgelegd. Zoals AVM terecht heeft aangevoerd, blijkt uit deze jaarrekeningen duidelijk - ook voor een leek op dit gebied - dat het winkelpand geactiveerd is op de balans. Ook blijkt op het pand te zijn afgeschreven terwijl een hypothecaire lening (kennelijk verbonden aan dit pand) is opgenomen. Uit de door AVM bij conclusie van antwoord overgelegde stukken blijkt - hetgeen eisers ook niet hebben betwist - dat eiseres sub 3 deze jaarrekeningen heeft goedgekeurd in buitengewone vergaderingen van eiseres sub 3, waarbij eiser sub 1 als directeur en enig aandeelhouder aanwezig was. Wanneer het niet de bedoeling van eiser sub 1 was geweest om het onroerend goed (alsnog) in zijn B.V. onder te brengen, dan was de bespreking en behandeling van de jaarstukken toch het moment geweest om daarvan blijk te geven en de jaarstukken niet in die vorm goed te keuren. Eiser sub 1 heeft aangevoerd, dat hij zijn accountant in dezen blind heeft vertrouwd en dat hij deze stukken niet aan een nader onderzoek heeft onderworpen, althans dat hij daaruit niet heeft behoeven te begrijpen dat het pand - tegen zijn bedoeling in - als actief van de B.V. was opgenomen. De rechtbank is echter van oordeel, dat van een ondernemer mag worden verwacht, dat deze de door zijn accountant opgestelde stukken met enige aandacht leest en dat het nalaten daarvan voor zijn verantwoordelijkheid en risico komt. De activering van het onroerend goed was hem daarbij dan opgevallen en hij had daarover tenminste kritische vragen kunnen stellen.
6. Indien eiseres sub 3 c.q. eiser sub 1 meteen bij AVM aan de bel had getrokken naar aanleiding van de activering op de balans, had AVM deze jaarstukken nog kunnen herstellen alvorens deze bij de fiscus in te dienen, zodat eisers de thans gevorderde kosten niet hadden behoeven te maken. Daarbij wordt opgemerkt dat eisers op de hoogte waren van de consequenties van het op de balans activeren van het winkelpand, te weten het fiscaal belast zijn van een eventuele waardestijging van het winkelpand bij verkoop daarvan. Eisers hebben zelf immers aangevoerd dat zij er conform het advies van AVM voor gekozen hadden om het winkelpand in privé te brengen, omdat zij van de onbelaste waardestijging van het winkelpand in de toekomst wilden profiteren. De vordering van eisers sub 1 en 3 dient derhalve op bovenstaande gronden te worden afgewezen. Met betrekking tot eiseres sub 2 geldt, dat niet is gebleken dat zij firmant was in de zaak van eiser sub 1, noch oprichter, aandeelhouder, c.q. directeur van eiseres sub 3. De omstandigheid dat het pand destijds bij het gebruik maken van de optie uit het huurcontract (welk contract alleen door eiser sub 1 als huurder was gesloten) mede op haar naam is gesteld, heeft voor de onderhavige zaak geen zelfstandige betekenis. Ook haar vordering dient te worden afgewezen.
7. Nu de vorderingen reeds op bovengenoemde gronden zullen worden afgewezen, behoeven de overige verweren van AVM geen behandeling meer.
8. Eisers zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechtbank:
1. wijst de vordering af;
2. veroordeelt eisers in de kosten van het geding, aan de zijde van AVM begroot op 215,55 euro aan verschotten en op 828,15 euro aan salaris procureur;
3. verklaart de veroordeling sub 2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. A.T. Vos en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 27 februari 2002.
fn 82