2.1. [verzoekster] heeft haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair gebaseerd op dringende redenen voor ontslag en subsidiair op een verandering in de omstandigheden, bestaande uit een verstoorde arbeidsverhouding en disfunctioneren.
2.2. De dringende redenen voor ontslag zijn de volgende:
- [verweerster] had in haar hoedanigheid van directeur het project Bilgaard/Brandemeer zelfstandig in beheer. Het ging hierbij om de aankoop van een tweetal bouwkavels aan de Brandemeer in de wijk Bilgaard, om daar in totaal 22 woningen te kunnen realiseren. [verweerster] heeft een aanbod van BWL om de grond over te nemen afgewezen, wetende dat [verzoekster] zelf het project niet binnen aanvaardbare termijn kon starten. Door de handelwijze van [verweerster] is de reputatie van [verzoekster] bij de belangrijke relaties BWL en de gemeente Leeuwarden ernstig geschaad, terwijl ook de financiële belangen van [verzoekster] zwaar zijn geschaad. Door niet op het aanbod van BWL in te gaan, hoopte [verweerster] bovendien te kunnen profiteren van een verwervingsprovisieregeling.
- Tussen partijen zijn gesprekken gevoerd over een provisieregeling. [verweerster] wilde in deze regeling bij de bepaling van de omzet waarover de provisie moest worden berekend, de waarde van de te verwerven grond verdisconteerd zien, terwijl [verzoekster] daar tegen was. Ondanks het standpunt van [verzoekster] heeft [verweerster] aan de juridisch adviseur van [verzoekster], mr. P.H. Redeker, opdracht gegeven om een regeling te ontwerpen, waarbij de waarde van de grond zou meetellen bij de bepaling van de omvang van de provisie. Met deze handelwijze heeft [verweerster] [verzoekster] welbewust trachten te misleiden.
- Bij het totstandkomen van de arbeidsovereenkomst heeft [verweerster] evenzeer [verzoekster] trachten te misleiden, door de suggestie in de richting van [verzoekster] te wekken dat zij Deloitte & Touche, de accountant van [verzoekster], om advies had gevraagd over de arbeidsovereenkomst, waarbij mede was gelet op het bedrijfsbelang. In dit vertrouwen is [verzoekster] met de door [verweerster] zelf opgestelde arbeidsovereenkomst akkoord gegaan. Achteraf is echter gebleken dat [verweerster] Deloitte & Touche niet om advies heeft gevraagd.
2.3. Met betrekking tot de gestelde verandering van omstandigheden heeft [verzoekster] aangevoerd dat er sprake is van een grondige verstoring van de arbeidsverhouding tussen partijen, welke is veroorzaakt door [verweerster]. De verstoring in de arbeidsverhouding heeft te maken met het volgende:
- De hiervoor genoemde dringende redenen.
- [verweerster] heeft geen oog gehad voor de slechte financiële positie van [verzoekster].
- [verweerster] maakte te weinig uren.
- [verweerster] trachtte verkeersboetes bij [verzoekster] te declareren, terwijl dat binnen het bedrijf niet mogelijk is.
- [verweerster] was niet bereikbaar voor een gesprek over haar functioneren.
Daarnaast bestaat de verandering in de omstandigheden uit disfunctioneren van [verweerster] met betrekking tot de projecten Bilgaard/Brandemeer en Lelystad, terwijl [verweerster] er voorts niet in geslaagd is om het bestaande relatienetwerk van [verzoekster] uit te breiden.
2.4 In geval van ontbinding komt aan [verweerster] geen vergoeding toe, primair wegens de aanwezigheid van dringende redenen voor ontslag en subsidiair omdat de opgetreden verandering in de omstandigheden volledig aan [verweerster] toe te rekenen valt. Verder is het volgens [verzoekster], gelet op de wijze van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst, volstrekt in strijd met de redelijkheid en billijkheid wanneer [verweerster] bij ontbinding aanspraak maakt op de schadeloosstelling ex artikel 12 van de arbeidsovereenkomst.