ECLI:NL:RBLEE:2002:AE3396

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
18 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080270-01vev
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en diefstal met racistische motieven in Drachten

Op 18 april 2002 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen brand heeft gesticht in een school te Drachten, uit racistische motieven. De verdachte, geboren in 1982, heeft in de periode van 16 september 2001 tot 17 september 2001 opzettelijk brand gesticht onder of bij een schoolgebouw, wat resulteerde in aanzienlijke materiële schade van ongeveer 400.000 gulden. Daarnaast heeft hij inbraken gepleegd en andere diefstallen, waarbij hij zich toegang verschafte door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en het uitlokken van diefstal door anderen. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting erkend dat hij betrokken was bij de brandstichting en dat hij zich bewust was van de racistische motieven achter deze daad. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schulden en de hulp die hij heeft gezocht bij de GGZ. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zesentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden contact met de reclassering en de GGZ. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die schade heeft geleden door de brandstichting.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 18 april 2002
Parketnummer: 17/080270-01
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/010123-01.
Ad informandum gevoegd parketnummer 17/050031-02.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de ter terechtzitting gevoegde zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 4 april 2002.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Joure.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van de dagvaardingen gehecht, waaruit de inhoud van de telasteleggingen geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Dit geldt tevens voor het in de zaak met parketnummer 17/010123-01 telastegelegde: de rechtbank leest de woorden [naam 5] als [naam 4], aangezien verdachte blijkens de behandeling ter terechtzitting, wist dat het om laatstgenoemd bedrijf ging en in de telastelegging de woorden 'in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte' zijn opgenomen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/080270-01 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 17/010123-01 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 17/080270-01:
1. primair
hij in de periode omvattende de dagen 16 september 2001 en 17 september 2001 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht onder of bij of tegen een schoolgebouw van de [school], gevestigd aan of bij de Van Haersmasingel, aldaar, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, toen aldaar, opzettelijk op een of meerdere plaats(en) meerdere kranten en ander brandbaar goed onder of bij of tegen een houten wand van dat schoolgebouw geduwd of gedrukt en vervolgens die meerdere kranten en ander brandbaar goed in brand gestoken, ten gevolge waarvan meerdere klaslokalen en de kantine van dat schoolgebouw geheel zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd schoolgebouw en meerdere in dat schoolgebouw bevindende goederen te duchten was;
2.
hij in de periode van 3 augustus 2001 tot en met 5 oktober 2001 te De Wilgen, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening bij een boot (motorkruiser "[naam]") heeft weggenomen een buitenboordmotor, toebehorende aan [naam 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] omstreeks de periode omvattende de dagen 6 september 2001 en 7 september 2001 te Beetsterzwaag, in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kantinegebouw van de voetbalvereniging [naam 2], gelegen aan of bij de Vlaslaan, aldaar, hebben weggenomen een versterker en een magnetron en dozen snoepgoed, toebehorende aan de voetbalvereniging [naam 2], waarbij die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming, welk feit hij, verdachte in de periode omvattende de maanden augustus 2001 en september 2001, althans in het jaar 2001 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk heeft uitgelokt door in voornoemde periode opzettelijk aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] mede te delen dat er in de kantine van de voetbalclub te Beetsterzwaag wel een tv-toestel en een radio en etenswaren waren te halen.
4.
hij in de periode omvattende de dagen 14 september 2001 en 15 september 2001, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een clubgebouw van de [naam 3], gelegen aan of bij de Houtlaan, aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een koffiezetapparaat en een koelkast en een magnetron en een tuner/versterker en radio's en twee kratten bier en vier flessen frisdrank en een pakje bakboter en een duivenmand en fietstassen en een radio dispenser en klokjes en een dekbedovertrek en een lijmpistool en lampen en een voetbal en een toolkit en een lakroller met verfkwasten en twee deurmatten en bierglazen en een fruitmand en een lampje en een cd-rombakje en een tas en cadeaubonnen en een keukendoek en een handdoek en een lantaarn en tassen en fototoestellen en een hangertje en duivenvoer en waardebonnen, toebehorende aan [naam 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Parketnummer 17/010123-01
hij op 24 augustus 2001 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een winkelruit, toebehorende aan het winkelbedrijf [naam 4] gevestigd aan de Zuiderbuurt, heeft vernield.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
Parketnummer 17/080270-01:
1. primair
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
3.
Opzettelijk, door het verschaffen van inlichtingen, uitlokken van diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
4.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Parketnummer 17/010123-01:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport en het rapport van de psychiater;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de overige op de dagvaarding met parketnummer 17/080270-01 genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het in de zaak met parketnummer 17/080270-01 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 17/010123-01 telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met als voorwaarden verplicht contact met de GGZ en de reclassering.
In het dossier bevinden zich stukken met betrekking tot een door verdachte gepleegd feit met parketnummer 17/050031-02. De officier van justitie heeft ter terechtzitting voorgesteld dit feit ad informandum te voegen bij de zaak met parketnummer 17/080270-01. Verdachte en zijn raadsman hebben geen bezwaar tegen ad informandum voeging van dit feit. Verdachte heeft het feit bekend. De rechtbank zal de zaak met parketnummer 17/050031-02 als ad informandum gevoegd feit bij de zaak met parketnummer 17/080270-01 beschouwen en bij de bepaling van de strafsoort en strafmaat in aanmerking nemen.
Verdachte heeft in 2001, in twee maanden tijd, meerdere strafbare feiten gepleegd. Het gaat om brandstichting, twee inbraken in een haven en clubgebouw, een tiental autokraken, uitlokking van een inbraak, heling en vernieling van een winkelruit. Verdachte handelde grotendeels met een ander of anderen. In januari 2002 heeft verdachte een wapen voorhanden gehad.
De rechtbank acht deze feiten ernstig en maakt verdachte daarvan een verwijt.
De brandstichting in de [naam school] wordt verdachte in het bijzonder aangerekend. De brand heeft een groot deel van de school in de as gelegd; de schade bedraagt ongeveer f. 400.000. Dit delict heeft in Drachten en omgeving veel onrust veroorzaakt. Verdachte wist van tevoren dat de brand in de [naam school] gesticht zou worden omdat er, zoals hij dat zegt, zwarten op zaten. Hoewel hij zichzelf geen racist noemt, is verdachte toch meegegaan om deze brand te stichten. Volgens zijn verklaring bij de politie had hij geen drugs of alcohol gebruikt. Verdachte heeft met deze brandstichting racistische gevoelens gevoed, die bij anderen leven en bovendien de in dit opzicht kwetsbare bevolkingsgroepen angst aangejaagd. Bij het bepalen van de strafmaat wordt evenwel rekening gehouden met de geringere rol die verdachte heeft gespeeld bij het plegen van dit feit, in vergelijking tot zijn mededaders.
Het gemak waarmee verdachte in korte tijd een reeks vermogensdelicten (inbraken, uitlokking daartoe, autokraken en heling) heeft gepleegd, is zorgwekkend. Verdachte heeft de slachtoffers van deze feiten schrik, overlast en ergernis bezorgd en schade toegebracht. De gevarieerde buit van de inbraken werd grotendeels genuttigd, danwel voor (toekomstig) gebruik of gewin meegenomen.
Ergerlijk is de vernieling van de winkelruit: verdachte gooide er een steen tegen aan, eenvoudigweg omdat hij daar naar zijn zeggen zin in had. Verdachte toont geen respect voor andermans goed en realiseert zich niet dat hij met dit zinloos handelen anderen overlast bezorgt en schade toebrengt.
De rechtbank rekent het verdachte aan, dat hij tijdens zijn schorsingsperiode opnieuw in grensoverschrijdend gedrag is vervallen door een wapen voorhanden te hebben. Het is dan ook de vraag of verdachte geleerd heeft van de delicten die hij in 2001 pleegde, in die zin dat hij zijn gedrag in positieve zin verandert. De zorg die de rechtbank met het oog op verdachtes toekomst daarover heeft, wordt verder gevoed door de bagatelliserende opstelling van verdachte terzake zijn strafbaar handelen, zowel waar het betreft het aantal en soort delicten, als zijn rol daarbij. Zo houdt verdachte het in zijn gesprekken met de reclassering en de psychiater erop dat hij - in 2001- twee keer heeft ingebroken, terwijl dit aantal, naar later mede op basis van verdachtes eigen verklaringen ook komt vast te staan, evident onjuist is.
Omtrent verdachte is gerapporteerd.
Uit het reclasseringsrapport van 9 november 2001 blijkt dat verdachte de school zonder diploma heeft verlaten. Hij is daarna aan het werk gegaan. Er is sprake van schulden. De laatste jaren heeft verdachte zich zeer onaangepast gedragen; hij lijkt gemakkelijk negatief te beïnvloeden. Op initiatief van zijn ouders heeft verdachte inmiddels hulp gezocht bij de GGZ.
Uit de rapportage van psychiater [naam 6] van 29 november 2001 blijkt dat verdachte na gebruik van XTC gemakkelijker mee durfde te doen met de inbraken. Er is geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verdachte is sterk beïnvloedbaar; er is sprake van een ontwikkelingsachterstand. De kans op recidive wordt niet groot geacht; wel heeft verdachte een stevige structurerende begeleiding nodig om hem sociaal vaardiger en minder beïnvloedbaar te maken. Geadviseerd wordt, met instemming van de reclassering, een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, afgezien van een eventuele alternatieve straf, met een verplicht reclasseringscontact en begeleiding door de GGZ.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over.
Op grond van het bovenstaande, met name de ernst en het veelvoud aan feiten, is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Zij zal echter in afwijking van het strafvoorstel van de officier van justitie een enigszins lagere deels onvoorwaardelijke deels voorwaardelijke straf opleggen, mede teneinde aansluiting te vinden bij hetgeen de overige daders van de brandstichting is opgelegd.
BENADEELDE PARTIJ
[naam 2], gemachtigde [gemachtigde] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot de 2 dozen marsrepen en een doos snickers (fl. 75,50 en fl. 28,35) voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de gevorderde schade met betrekking tot de magnetron is de rechtbank van oordeel dat in ieder geval een bedrag van fl. 100,00 bij wijze van voorschot toewijsbaar is.
De rechtbank zal dit hoofdelijk toewijzen. Het meer gevorderde acht de rechtbank niet van zodanige aard dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding zodat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de schade met betrekking tot de doelklemmen en het doelnet geen schade betreft die rechtstreeks uit het bewezen verklaarde feit voortvloeit. De benadeelde partij moet derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag (fl. 75,50 + fl. 28,35 + fl. 100,00 = fl. 203,85/€ 92,50) aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 157, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/080270-01 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het in de zaak met parketnummer 17/010123-01 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zesentwintig maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook indien dit zou inhouden het voortzetten van het contact met de GGZ.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2], gemachtigde [gemachtigde], gevestigd te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 92,50 (zegge: tweeënnegentig euro en vijftig eurocent) -waarvan betreffende de schade aan de magnetron fl. 100,00/€ 45,38 bij wijze van voorschot-, met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de meer gevorderde schade met betrekking tot de magnetron niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde schade met betrekking tot de doelklemmen en het doelnet niet ontvankelijk is in de vordering.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2], gemachtigde [gemachtigde], te betalen een som geld ten bedrage van € 23,12 (zegge: drieëntwintig euro en twaalf eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 23,12 ten behoeve van het slachtoffer [naam 2], gemachtigde [gemachtigde], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag van € 92,50 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het opgelegde bedrag van € 23,12 komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2002.
Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/080270-01
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/010123-01.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank op 4 april 2002.
Tegenwoordig:
mr. P.J. Duinkerken, voorzitter,
mr. M.C. van der Mei en mr. H.R. Bax, rechters,
mr. M. van Hulsel, officier van justitie
en mr. P.T.M. van der Lelie, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. van der Meer, advocaat te Joure.
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 18 april 2002 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.