Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 18 april 2002
Parketnummer: 17/080271-01
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/020247-01.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de ter terechtzitting gevoegde zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI De Wieling, locatie De Marwei, te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 4 april 2002.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Aan dit vonnis zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van de dagvaardingen gehecht, waaruit de inhoud van de telasteleggingen geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/080271-01 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in de zaak met parketnummer 17/020247-01 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 17/080271-01:
1.
hij in de periode omvattende de dagen 16 september 2001 en 17 september 2001 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht onder of bij of tegen een schoolgebouw van de [naam school], gevestigd aan of bij de Van Haersmasingel, aldaar, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, toen aldaar, opzettelijk op een of meerdere plaats(en) meerdere kranten en ander brandbaar goed onder of bij of tegen een houten wand van dat schoolgebouw geduwd of gedrukt en vervolgens die meerdere kranten en ander brandbaar goed in brand gestoken, ten gevolge waarvan meerdere klaslokalen en de kantine van dat schoolgebouw geheel zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd schoolgebouw en meerdere in dat schoolgebouw bevindende goederen te duchten was;
2.
hij in de periode van 19 augustus tot en met 21 augustus 2001 te Drachtstercompagnie, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een schuur van een woning, gelegen aan de Imerwyk, aldaar, heeft weggenomen een fiets en een buitenboordmotor en een boormachine, toebehorende aan [naam 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij in de periode omvattende de dagen 30 augustus 2001 en 31 augustus 2001 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een clubgebouw van de [naam 2], gelegen aan of bij de Mjumster Wei, aldaar, heeft weggenomen twee ballen en twee tassen en flessen/flesjes frisdrank en kratten bier en dozen snoepgoed en dozen snacks en cd's en een televisietoestel en een magnetron en koffie, toebehorende aan de [naam 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
4.
hij op 13 september 2001 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan of bij de Leeuwerikstraat, aldaar, heeft weggenomen telefoontoestellen en een surfpak en tassen, toebehorende aan [naam 3], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
hij in de periode omvattende de dagen 14 september 2001 en 15 september 2001, te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een clubgebouw van de [naam 4], gelegen aan of bij de Houtlaan, aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een koffiezetapparaat en een koelkast en een magnetron en een tuner/versterker en radio's en twee kratten bier en 4 flessen frisdrank en een pakje bakboter en een duivenmand en fietstassen en een radio dispenser en klokjes en een dekbedovertrek en een lijmpistool en lampen en een voetbal en een toolkit en een lakroller met verfkwasten en twee deurmatten en bierglazen en een fruitmand en een lampje en een cd-rombakje en een tas en cadeaubonnen en een keukendoek en een handdoek en een lantaarn en tassen en fototoestellen en een hangertje en duivenvoer en waardebonnen, toebehorende aan [naam 4], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Parketnummer 17/020247-01:
hij op 1 augustus 2001, te Grou, in ieder geval in de gemeente Boarnsterhim, [naam 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend vanaf korte afstand van die [naam 5] een mes te weten een vlindermes in de richting van die [naam 5] gehouden en zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van die [naam 5].
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
Parketnummer 17/080271-01:
1.
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
2.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
3.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
4.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Parketnummer 17/020247-01:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport en de rapporten van de psychiater en psycholoog;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de overige op de dagvaarding met parketnummer 17/080271-01 genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan;
- het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het in de zaak met parketnummer 17/080271-01 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in de zaak met parketnummer 17/020247-01 telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Verdachte heeft in twee maanden tijd meerdere strafbare feiten gepleegd. Het gaat om bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, brandstichting, drie woninginbraken en zes inbraken, waarvan twee pogingen, in club -en schoolgebouwen. Op de bedreiging na, handelde verdachte steeds met een ander of anderen.
De rechtbank acht deze feiten ernstig en maakt verdachte daarvan een verwijt.
Het gemak waarmee verdachte op een uitgaansavond, in het openbaar, met een opengeklapt vlindermes heeft lopen zwaaien en zelfs op een ander is afgestapt om vervolgens op korte afstand door te gaan met dat "vlinderen", is zorgwekkend en moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest. Weliswaar zag verdachte na zijn aanhouding in dat zijn gedrag bedreigend was geweest, maar dit besef heeft hem vervolgens niet afgehouden van meer en ander grensoverschrijdend gedrag, zoals de later gepleegde brandstichting, welk feit de rechtbank in het bijzonder ernstig acht, en inbraken.
Aanvankelijk heeft verdachte bij de politie verklaard dat de brand een racistische daad is geweest; hij zei een hekel aan zwarten te hebben. Verdachtes keuze viel daarbij op de [naam school], omdat daar volgens hem allemaal buitenlanders op zaten. Dit delict heeft in Drachten en omgeving veel onrust veroorzaakt. De rechtbank acht dit motief voor de brandstichting verwerpelijk, ook al zijn verdachtes racistische ideeën mogelijk primitief ontwikkeld en heeft hij inmiddels enige afstand genomen van zijn eerdere beweegreden. Door zijn wens om Drachten met deze brandstichting in het nieuws te plaatsen, nadat elders in Nederland allochtonen doelwit waren geworden van brandstichting, heeft verdachte racistische gevoelens gevoed, die bij anderen leven en bovendien de in dit opzicht kwetsbare bevolkingsgroepen angst aangejaagd. De brand heeft een groot deel van de school in de as gelegd; de schade bedraagt ongeveer f. 400.000.
De inbraken werden wekelijks gepleegd, waarbij schaamteloos werd gestolen wat verdachte en zijn mededader(s) pakken konden. Verdachte heeft de slachtoffers van deze feiten schrik, overlast en ergernis bezorgd en schade toegebracht. De gevarieerde buit van de inbraken werd grotendeels genuttigd, dan wel voor (toekomstig) gebruik of gewin meegenomen. Verdachte handelde naar zijn zeggen voor de "kick"; het is ernstig dat verdachte zo vaak in korte tijd in die behoefte voorzag.
Omtrent verdachte is uitgebreid gerapporteerd.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de moeder van verdachte is overleden toen hij erg jong was. Later overleden zijn grootouders, in de periode dat verdachte veel bij hen verbleef. In de zomer van 2001 kwam verdachte in contact met nieuwe vrienden, waarna hij begon met overmatig drugsgebruik, XTC en met name speed. De racistische opvattingen van verdachte zijn volgens de rapporteur niet zozeer doordacht en gefundeerd, maar lijken meer voort te vloeien uit omgevingsfactoren waarbij allochtonen gemakshalve verantwoordelijk worden gehouden voor diverse maatschappelijke problemen. De kans op herhaling is niet uit te sluiten.
Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater blijkt dat verdachte een zwak zelfgevoel heeft en dat hij meer dan gemiddeld de neiging heeft dat gevoel te compenseren door stoer antisociaal gedrag; ten koste van veel wil hij ergens bijhoren. Verdachte is impulsief; zijn neiging tot directe bevrediging van impulsen wordt nauwelijks gehinderd door verstandelijke overwegingen. Hij weet wat normen en waarden zijn, maar neemt daar een loopje mee als het hem beter uitkomt. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, verdachte wordt licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Een spontane verbetering is niet te verwachten. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke detentie met reclasseringscontact.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen over.
Op grond van het bovenstaande, met name de ernst en het veelvoud aan feiten, is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Zij zal echter in afwijking van het strafvoorstel van de officier van justitie een enigszins lagere en, in afwijking van het strafadvies van de deskundigen, bovendien een deels onvoorwaardelijke deels voorwaardelijke straf opleggen gelet op de persoon van verdachte en de wenselijkheid van een langdurig reclasseringscontact.
[naam 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/080271-01 onder 2 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[naam 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/080271-01 onder 4 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 40,00 ( € 20,00 voor de stropdas en € 20,00 voor de rekenmachine) voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, dat onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve tot dit bedrag gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de overige gestelde schade geen schade betreft die rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is toegebracht. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in dit overige deel van de vordering.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 63, 157, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/080271-01 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het in de zaak met parketnummer 17/020247-01 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 973,36 (zegge: negenhonderd drieënzeventig euro en zesendertig eurocent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 324,45 (zegge: driehonderd vierentwintig euro en vijfenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 324,45 ten behoeve van het slachtoffer [naam 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag van € 973,36 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het opgelegde bedrag van € 324,45 komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 40,00 (zegge: veertig euro), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 3] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 40,00 (zegge: veertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 40,00 ten behoeve van het slachtoffer [naam 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2002.
Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/080271-01
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/020247-01.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank op 4 april 2002.
Tegenwoordig:
mr. P.J. Duinkerken, voorzitter,
mr. M.C. van der Mei en mr. H.R. Bax, rechters,
mr. M. van Hulsel, officier van justitie
en mr. P.T.M. van der Lelie, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI De Wieling, locatie De Marwei, te Leeuwarden.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Ter terechtzitting is tevens de heer [naam 3], als benadeelde partij, verschenen.
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 18 april 2002 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.