ECLI:NL:RBLEE:2002:AE4600

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/15 WAO
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift in het kader van de WAO

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 20 juni 2002, betreft het een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar echtgenoot, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), dat optreedt als verweerder. De zaak is ontstaan na een besluit van het UWV, dat op 14 november 2001 aan eiseres mededeling deed van een besluit op bezwaar met betrekking tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, nadat haar bezwaar tegen een eerder besluit van 24 augustus 2001, waarbij een boete was opgelegd, niet-ontvankelijk was verklaard wegens termijnoverschrijding.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, die de termijnen voor het indienen van bezwaarschriften regelen. Eiseres' gemachtigde heeft aangevoerd dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder de zorg voor zijn ernstig zieke echtgenote, niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gemachtigde onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij gedurende de relevante periode niet in staat was om de noodzakelijke administratieve handelingen te verrichten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel ziekte of ziekenhuisopname onder bepaalde omstandigheden een termijnoverschrijding kan verontschuldigen, de gemachtigde van eiseres niet heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard en de beslissing van het UWV om het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren, bevestigd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, G. Timmermans, en is openbaar uitgesproken door rechter P.G. Wijtsma.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector Bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr. 02/15 WAO
Inzake het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: [naam], echtgenoot van eiseres,
en
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), rechtsopvolger van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), verweerder,
gemachtigde: mr. G.G. Mostert, werkzaam bij UWV USZO te Heerlen.
Procesverloop
Bij brief van 14 november 2001 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van een besluit op bezwaar met betrekking tot de toepassing van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
Tegen dit besluit is namens eiseres beroep ingesteld.
De zaak is aan de orde gesteld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, op 12 juni 2002. Partijen zijn niet verschenen.
Motivering
Met ingang van 1 januari 2002 is het UWV getreden in de rechten en plichten van het Lisv (art. 9, 11 en 17 Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, Stb. 2001, 625). Waar in deze uitspraak gesproken wordt van 'verweerder' moet tot die datum dan ook worden gelezen 'het Lisv'.
Bij besluit van 24 augustus 2001 heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van f 100,=. Bij brief van 9 oktober 2001, bij verweerder binnengekomen op 10 oktober 2001, heeft de gemachtigde van eiseres bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
In beroep heeft gemachtigde van eiseres onder meer aangevoerd dat hij, in de periode waarin hij als mantelverzorger van zijn ernstig zieke echtgenote te overbelast en te overspannen was om de noodzakelijke administratieve handelingen -zoals het dagelijks openen en lezen van binnenkomende poststukken- te verrichten, evenmin in staat was helder genoeg te denken om de noodzaak te onderkennen een derde persoon in te schakelen. Eén week voor het einde van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, namelijk op 28 september 2001, werd hij voor de maximale behandelperiode van twaalf weken opgenomen in het GGZ-Herstellingsoord te Wijchen. Hij heeft aangegeven bij notariële akte door zijn vrouw te zijn gevolmachtigd om voor haar op te treden.
In dit geding moet de rechtbank beoordelen of het bestreden besluit terecht en op goede gronden is genomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In art. 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is -voorzover hier van belang- bepaald, dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt.
In art. 6:8 lid 1 van de Awb is voorts -voorzover hier van belang- bepaald dat voornoemde ter-mijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.
Ten slotte is in art. 6:11 van de Awb -voorzover hier van belang- bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Volgens vaste jurisprudentie is de hoofdregel dat het handelen van een gemachtigde aan de betrokkene zelf wordt toegerekend. Voorts kan volgens deze jurisprudentie onder omstandigheden ziekte of ziekenhuisopname van zo'n gemachtigde een termijnoverschrijding ver-schoonbaar doen zijn. Evenwel heeft gemachtigde van eiseres onvoldoende aangetoond dat hij tot 28 september 2001, de datum dat hij werd opgenomen, wegens overbelasting en over-spannenheid niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen of de hulp van een derde in te roepen. Dit had hij kunnen aantonen door het overleggen van medische verklaringen.
Het is de rechtbank voorts opgevallen dat gemachtigde van eiseres, niet lang na zijn opname vanaf 28 september 2001 voor de duur van twaalf weken, op 9 oktober 2001, toch in staat is geweest om -weliswaar na het verstrijken van de bezwaartermijn- een bezwaarschrift in te dienen. Ook dan geldt, dat onvoldoende met concrete (medische) gegevens is aangetoond dat gemachtigde van eiseres vanaf 28 september 2001 steeds wegens ziekte buiten staat is geweest om een bezwaarschrift in te dienen of een en ander zodanig te regelen dat een derde dat zou doen.
Terecht en op goede gronden heeft verweerder het bezwaarschrift dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op
20 juni 2002, in tegenwoordigheid van G. Timmermans als griffier.
w.g. G. Timmermans w.g. P.G. Wijtsma
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht.
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 20 juni 2002