ECLI:NL:RBLEE:2002:AE4820

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
52683 KGZA 02-193
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van overeenkomsten inzake onroerende zaken en aandelenoverdracht

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden werd behandeld, vorderden eiseressen, bestaande uit verschillende vennootschappen en stichtingen, nakoming van overeenkomsten met gedaagden, een vereniging en een stichting, met betrekking tot de overname van onroerende zaken en aandelen. De eiseressen stelden dat er overeenstemming was bereikt over de overname, maar gedaagden betwistten dit en voerden aan dat er nog belangrijke informatie ontbrak over de financiële positie van de betrokken vennootschap. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat partijen daadwerkelijk overeenstemming hadden bereikt over de aandelenoverdracht, en wees de vorderingen van eiseressen af. Tevens werd de opheffing van conservatoire beslagen gevorderd, maar ook deze vordering werd afgewezen. De rechter concludeerde dat de eiseressen als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding werden veroordeeld. De uitspraak vond plaats op 2 juli 2002.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Korte Gedingen
Uitspraak: 2 juli 2002
Kort-geding-nummer: 52683 KGZA 02-193
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
1. de besloten vennootschap
HOOGE RAEDT GROEP B.V.,
gevestigd te Baarn,
2. de naamloze vennootschap
COORENDIJCK BELEGGINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de stichting
STICHTING TOT BEHOUD VAN DE BUITENPLAATSEN MECHELEN E.O.,
gevestigd te Baarn,
4. de besloten vennootschap
EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ IT WIID B.V.,
gevestigd te Baarn,
eiseressen,
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mrs. J.L.M. Fruytier en M.P.M. Fruytier te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging
VERENIGING BEHEER "BUITENPLAATS IT WIID",
gevestigd te Dalfsen,
2. de stichting
STICHTING BEHEER IT WIID,
gevestigd te Earnewâld,
gedaagden,
procureur: mr. P.H. Redeker,
advocaat: mr. O.E. Meijer te Rotterdam.
PROCESGANG
Gedaagden zijn vrijwillig verschenen ter openbare zitting van 18 juni 2002.
Eisers hebben toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. gedaagden zal gebieden binnen 3 dagen na dagtekening van dit vonnis mee te werken aan de levering van de roerende en onroerende zaken omschreven in de aan de dagvaarding gehechte concept transportakte, conform die transportakte en onder betaling van de in de akte aangegeven koopsom;
2. gedaagden zal gebieden binnen 3 dagen na dagtekening van dit vonnis mee te werken aan de levering van de aandelen die eiseres sub 3 houdt in eiseres sub 4, conform de aan de dagvaarding gehechte transportakte met inbegrip van de tussen partijen op 8 mei 2002 overeengekomen wijzigingen in die akte, onder betaling van de in de akte aangegeven koopsom en onder afrekening van de rekening courant verhouding met eiseressen sub 1 en 2;
3. zal bepalen dat gedaagden aan eiseressen verbeuren een dwangsom van 10.000,00 euro per dag of dagdeel dat gedaagden niet of niet geheel voldoen aan een of meer onderdelen van dit vonnis;
4. het op 10 juni 2002 door gedaagde sub 1 gelegde conservatoire beslag ten laste van eiseres sub 1 zal opheffen;
subsidiair:
5. het op 3 juni 2002 door gedaagde sub 2 ten laste van eiseres sub 2 gelegde conservatoir beslag op een onroerende zaak zal opheffen en gedaagde sub 2 zal veroordelen binnen 3 dagen na dit vonnis het beslag door te halen in het kadaster, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van 10.000,00 euro per dag of per dagdeel dat gedaagde sub 2 daarmee in gebreke blijft;
6. gedaagden zal verbieden (opnieuw) terzake de onderhavige koopovereenkomst onroerende zaken en aandelen ten laste van eiseressen opnieuw op die onroerende zaken beslag te leggen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van 10.000,00 euro voor iedere dag of gedeelte van een dag dat gedaagden dit verbod geheel of gedeeltelijk overtreden;
meer subsidiair:
7. een door de voorzieningenrechter te bepalen ordemaatregel zal nemen zo veel als mogelijk in lijn met het bovenstaande;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
8. gedaagden zal veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de beslagkosten.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun advocaten, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd. Gedaagden hebben daarbij concludeerd:
primair:
tot niet-ontvankelijkheid van eiseressen in hun vordering en voor het geval eiseressen in hun vordering wel ontvankelijk zijn, tot toewijzing van de vordering terzake van de onroerende zaken onder voorbehoud van financiering door de Rabobank en met afwijzing van het overige;
subsidiair:
tot afwijzing van de vordering;
meer subsidiair:
een ordemaatregel zal geven, te weten overdracht van de onroerende zaken en verder onderhandelen over de andere geschilpunten;
primair, subsidiair en meer-subsidiair:
eiseressen zal veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de beslagkosten en de kosten van de raadsman van gedaagden.
Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht.
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
1. Voorshands kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangenomen:
1.1. Tot 7 februari 2001 werd de exploitatie van 314 recreatiebungalows op de Buitenplaats It Wiid voor de eigenaren van die bungalows verzorgd door de besloten vennootschap Buitenplaats It Wiid B.V. Deze vennootschap is -tezamen met nog twee andere vennootschappen die het recreatiepark Buitenplaats de Mechelerhof respectievelijk Buitenplaats Gerner exploiteerden- op 7 februari 2001 in staat van faillissement verklaard. Het faillissement van Buitenplaats It Wiid B.V. was aangevraagd door gedaagde sub 1.
1.2. Vlak na het faillissement van Buitenplaats It Wiid B.V. is er tussen de twee curatoren, eiseres sub 1 en gedaagde sub 1 onderhandeld. Doelstelling van alle betrokken partijen was de continuïteit van het recreatiepark te waarborgen. Afgesproken is dat de exploitatie van het recreatiepark en de verhuur van de bungalows zou worden overgenomen door een op te richten vennootschap (eiseres sub 4), waarvan de aandelen zouden worden ondergebracht bij een op te richten stichting (eiseres sub 3). De centrale voorzieningen (zoals zwembad en restaurant) -hierna te noemen: de onroerende zaken- zouden worden overgenomen door eiseres sub 1.
1.3. Bij overeenkomst van 7 maart 2001 is door eiseres sub 1 aan gedaagde sub 1 terzake van Buitenplaats It Wiid een optierecht verleend om de onroerende zaken en de aandelen van eiseres sub 4 over te nemen op een voor eiseres sub 1 kosten neutrale basis. De achterliggende gedachte daarbij was, dat gedaagde sub 1 de onroerende zaken alsmede de exploitatie van het recreatiepark graag in handen zou willen krijgen, doch daartoe op zo'n korte termijn zelf niet in staat was. De optie was aanvankelijk verleend voor een periode van 6 maanden, doch is nadien meerdere keren verlengd.
1.4. Na 7 maart 2001 is er tussen partijen onderhandeld omtrent de overname van de onroerende zaken en de aandelen in eiseres sub 4.
1.5. Bij brief van 22 november 2001 hebben gedaagden aan eiseres sub 1 laten weten dat zij geïnteresseerd zijn om eiseres sub 4 eventueel over te nemen. Bij faxbericht van 22 november 2001 hebben zij tevens aan eiseres sub 1 laten weten dat zij bereid zijn de onroerende zaken te kopen voor een maximale en verder niet onderhandelbare koopsom van
ƒ 4.975.000,00 inclusief eventueel verschuldigde BTW, doch exclusief kosten koper. Laatstgenoemd aanbod is blijkens het faxbericht gedaan onder voorbehoud van het verkrijgen van een hypothecaire geldlening ter grootte van minimaal ƒ 4.000.000,00 en het verrichten van een gedegen "due diligence-onderzoek", waaraan partijen hun volledige medewerking zouden moeten geven en dat zou moeten leiden tot een voor gedaagden bevredigende uitkomst.
1.6. Bij brief van 27 november 2001 heeft eiseres sub 1 aan gedaagde sub 1 medegedeeld, dat zij bereid is het bod op de onroerende zaken te accepteren, echter onder de uitdrukkelijke bijkomende voorwaarde dat op dezelfde datum tevens de overdracht van de aandelen in eiseres sub 4 plaatsvindt op voor eiseres sub 1 conveniërende voorwaarden.
1.7. Bij faxbericht van 21 maart 2002 heeft mr. Meijer onder meer het volgende aan mr. M.P.M. Fruytier medegedeeld:
Hierbij leg ik de afspraken vast, welke wij vanochtend hebben gemaakt. U wilt mij wel berichten of ik het één en ander juist heb weergegeven.
(...)
4. VBBIW (gedaagde sub 1) zal met betrekking tot de overname van de aandelen in exploitatiemaatschappij It Wiid B.V. ervoor zorgdragen dat een akte van aandelenoverdracht met de daarbij behorende garanties wordt opgesteld. Partijen komen overeen dat de besluitvorming omtrent voormelde aandelenoverdracht uiterlijk op 2 april 2002 of zoveel eerder als mogelijk zal plaatsvinden. Indien tot overname van de aandelen wordt besloten, zal de akte worden gepasseerd op 19 april 2002
1.8. Bij brief van 8 mei 2002 heeft mr. M.P.M. Fruytier het navolgende aan mr. Meijer medegedeeld:
Ik bevestig hierbij ons overleg van heden morgen als volgt:
Koopcontract onroerend goed:
(...)
Akte overdracht aandelen:
Naar aanleiding van de akte overdracht aandelen bespraken wij de volgende punten:
(...)
Voor het overige zijn wij het eens over de inhoud van de akte.
(...)
Ik constateer dat wij overeenstemming hebben over de akte de overname betreffende.
1.9. Bij faxbericht van 8 mei 2002 heeft mr. Meijer het volgende aan mr. M.P.M. Fruytier medegedeeld:
(...)
Reeds eerder heb ik uw kantoorgenote mr. De Vries aangegeven, dat het mij zinvol lijkt om nog wat resterende problemen met elkaar te bespreken. Ik verwijs naar mijn faxen van de afgelopen weken. Met name is van belang voor wat betreft de overname van de aandelen in de exploitatiemaatschappij de toezending van de definitieve jaarstukken per 31 december 2001 en de overnamebalans per overnamedatum. U zou mij ook nog een cash-flowoverzicht doen toekomen (...)
Het geschil en de beoordeling daarvan
2. Eiseressen hebben het navolgende aan hun vordering ten grondslag gelegd.
Bij brief van 27 november 2001 heeft eiseres sub 1 het bod van gedaagde sub 1 op de onroerende zaken van ƒ 4.975.000,00 inclusief eventueel verschuldigde BTW, doch exclusief kosten koper, geaccepteerd onder de uitdrukkelijke bijkomende voorwaarde dat tevens de overdracht van de aandelen in eiseres sub 4 plaatsvindt op voor eiseres sub 1 conveniërende voorwaarden. Nadat eiseres sub 1 en gedaagde sub 1 op 21 maart 2002 waren overeengekomen dat de besluitvorming door gedaagde sub 1 omtrent de aandelenoverdracht uiterlijk op 2 april 2002 door gedaagde sub 1 zou geschieden, heeft gedaagde sub 1 op 2 april 2002 een conceptakte aandelenoverdracht aan eiseres sub 1 toegezonden. Daarmee werd door gedaagde sub 1 bevestigd dat men had besloten tot overname van de aandelen over te gaan, aldus eiseres sub 1.
Tussen partijen bestaat derhalve overeenstemming omtrent de overname van de onroerende zaken en de aandelen in eiseres sub 4, aldus eiseres sub 1. Eiseressen vorderen thans nakoming van deze overeenkomsten.
3. Het verweer van gedaagden komt er kort gezegd op neer, dat partijen weliswaar overeenstemming hebben bereikt omtrent de overname van de onroerende zaken, doch (nog) niet omtrent de overname van de aandelen in eiseres sub 4. Weliswaar bestaat er de intentie van gedaagden om de aandelen in eiseres sub 4 over te nemen, doch gedaagden wensen op een aantal punten nader te worden geïnformeerd omtrent de financiële positie van eiseres sub 4.
4. De rechter is voorshands van oordeel, dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat partijen daadwerkelijk overeenstemming hebben bereikt omtrent de overname van de aandelen in eiseres sub 4. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
Op 21 maart 2002 zijn eiseres sub 1 en gedaagde sub 1 blijkens het faxbericht van die datum van mr. Meijer overeengekomen, dat gedaagde sub 1 met betrekking tot de overname van de aandelen in eiseres sub 4 zal zorgdragen dat een akte van aandelenoverdracht wordt opgesteld. Tevens is toen overeengekomen dat de besluitvorming door gedaagde sub 1 omtrent de aandelenoverdracht uiterlijk op 2 april 2002 zou plaatsvinden. Gedaagde sub 1 heeft vervolgens -conform afspraak- een conceptakte van aandelenoverdracht laten opstellen. De rechter begrijpt de hiervoor bedoelde afspraak van 21 maart 2002 aldus, dat gedaagde sub 1 deze conceptakte heeft laten opstellen, voor het geval zij daadwerkelijk zou besluiten de aandelen in eiseres sub 4 over te nemen. Het toezenden van een conceptakte van aandelenoverdracht door gedaagde sub 1 aan eiseres sub 1 impliceert dan ook nog niet dat gedaagde sub 1 daadwerkelijk heeft besloten de aandelen in eiseres sub 4 over te nemen. Noch uit de stellingen van partijen, noch uit de overgelegde producties blijkt dat gedaagde sub 1 (en/of gedaagde sub 2) op enig moment daadwerkelijk heeft besloten om de aandelen in eiseres sub 4 over te nemen. In tegendeel, uit het faxbericht van 8 mei 2002 van mr. Meijer blijkt dat er nog sprake was van "resterende problemen". Mr. Meijer heeft daarbij verzocht om toezending van een aantal stukken waaronder de definitieve jaarstukken per 31 december 2001, de overnamebalans per overnamedatum en een cash-flowoverzicht. Uit de brief van mr. M.P.M. Fruytier van 8 mei 2002 blijkt evenmin van overeenstemming omtrent de aandelenoverdracht. In deze brief wordt slechts bevestigd, dat overeenstemming is bereikt over de inhoud van de akte. De rechtbank begrijpt dit aldus, dat indien gedaagde sub 1 zou besluiten de aandelen in eiseres sub 4 over te nemen, de overdracht zou kunnen plaatsvinden door het passeren van deze akte, omdat partijen het eens zijn over de inhoud daarvan.
Het lijkt echter niet aannemelijk dat gedaagde sub 1 op 8 mei of eerder in de overname van de aandelen heeft toegestemd. Immers, blijkens hetgeen ter zitting naar voren is gebracht betroffen de hiervoor genoemde "resterende problemen" beslist geen kwesties van slechts ondergeschikt belang, maar ging het hierbij kennelijk om voor gedaagde sub 1 belangrijke, nog ontbrekende informatie over de financiële positie van eiseres sub 4, en dus over de waarde van de aandelen. Het valt goed te begrijpen dat gedaagde sub 1 niet in overname zou willen toestemmen zolang zij geen duidelijk inzicht in die financiële positie had. Daarom is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden, dat partijen daadwerkelijk overeenstemming hebben bereikt omtrent de aandelenoverdracht en daarom zal de vordering strekkende tot overname van de aandelen worden afgewezen. Ook de vordering strekkende tot overname van de onroerende zaken zal worden afgewezen. Eiseres sub 1 heeft bij brief van 27 november 2001 het bod van gedaagde sub 1 op de onroerende zaken geaccepteerd, onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat tevens de overdracht van de aandelen in eiseres sub 4 plaatsvindt op voor eiseres sub 1 conveniërende voorwaarden. Gesteld noch gebleken is dat gedaagden hiertegen bezwaar hebben gemaakt. Omdat voorshands niet aannemelijk is geworden dat partijen overeenstemming hebben bereikt omtrent de overname van de aandelen, is ook de vordering strekkende tot overname van de onroerende zaken niet toewijsbaar.
5.1. Eiseressen hebben voorts opheffing gevorderd van het op 10 juni 2002 door gedaagde sub 1 gelegde conservatoire beslag ten laste van eiseres sub 1 en (subsidiair) van het op 3 juni 2002 door gedaagde sub 2 ten laste van eiseres sub 2 gelegde conservatoir beslag op een onroerende zaak. Ten aanzien van het op 10 juni 2002 door gedaagde sub 1 gelegde beslag hebben eiseressen aangevoerd, dat de daaraan ten grondslag gelegde vordering betreffende huur ondeugdelijk is. Ten aanzien van het beslag van 3 juni 2002 hebben eiseressen aangevoerd, dat indien de vordering tot nakoming jegens gedaagden niet mocht worden toegewezen, eiseressen de overeenkomst zullen ontbinden vanwege de ernstige tekortkoming van gedaagden in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. Eiseressen hebben dan recht en belang bij opheffing van de door gedaagden gelegde conservatoire beslagen, zodat zij zo spoedig mogelijk de onroerende zaken en aandelen kunnen verkopen aan een derde, zulks ter beperking van de door hen tengevolge van de ontbinding te lijden schade, aldus eiseressen. Bovendien is dit beslag volgens eiseressen op zich al onrechtmatig, omdat gedaagde sub 2 nimmer partij is geweest bij enige overeenkomst.
5.2. Volgens artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de kort-geding-procedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De rechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal onderbouwd.
Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen. De Hoge Raad heeft hier in zijn arrest van 14 juni 1996, NJ 1997/481 aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
5.3. Ten aanzien van het op 10 juni 2002 door gedaagde sub 1 gelegde beslag is de rechter van oordeel, dat niet summierlijk gebleken is van de ondeugdelijkheid daarvan. Weliswaar hebben eiseressen aangevoerd, dat de daaraan ten grondslag gelegde vordering betreffende huur ondeugdelijk is, doch de rechter kan deze slechts zeer summier onderbouwde stelling in het kader van dit kort geding niet volgen.
5.4. Ook ten aanzien van het op 3 juni 2002 door gedaagde sub 2 gelegde beslag is de rechter van oordeel, dat niet summerlijk gebleken is van de ondeugdelijkheid daarvan. De enkele omstandigheid dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat tussen partijen overeenstemming is bereikt omtrent de overname van de aandelen, impliceert nog geen toerekenbare tekortkoming aan de zijde van gedaagden. Omdat eiseressen hun stelling, inhoudende dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van gedaagden, niet nader hebben onderbouwd, zal de vordering ook in zoverre worden afgewezen. De stelling van eiseressen dat het op 3 juni 2002 gelegde beslag door gedaagde sub 2 op zich al onrechtmatig is, omdat gedaagde sub 2 nimmer partij is geweest bij enige overeenkomst, zal worden verworpen. De in het geding gebrachte correspondentie is deels mede door gedaagde sub 2 gevoerd. Bovendien staat in de overeenkomst van 7 maart 2001 onder d vermeld, dat de vereniging (gedaagde sub 1) die overeenkomst mede ten behoeve van de door haar opgerichte stichting (gedaagde sub 2) wenst aan te gaan, zodat onder "de vereniging" tevens "de stichting" begrepen moet worden. Ten slotte vorderen eiseressen zelf nakoming van de (beweerde) overeenkomst tot overname van de onroerende zaken en de aandelen in eiseres sub 4 van zowel gedaagde sub 1 als van gedaagde sub 2, hetgeen onverenigbaar is met haar stelling dat gedaagde sub 2 nimmer partij is geweest bij enige overeenkomst.
6. Eiseressen zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechter, rechtdoende in kort geding:
1. wijst de vordering af;
2. veroordeelt eiseressen in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagden begroot op 193,00 euro aan verschotten en op 703,00 euro aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2002.
fn 82