ECLI:NL:RBLEE:2002:AE6409

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
12 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/983 ABW
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bestreden besluit inzake tegemoetkoming in kosten van duurzame gebruiksgoederen en sociaal-culturele activiteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 12 augustus 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de kosten van vervanging van duurzame gebruiksgoederen en deelname aan sociaal-culturele activiteiten op basis van de Algemene bijstandswet (Abw). De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die zich baseerde op de Verordening inkomensondersteuning 2000/2001 van de gemeente. Eiseres was van mening dat deze afwijzing in strijd was met artikel 1 van de Grondwet, omdat er een onderscheid werd gemaakt tussen thuiswonende uitkeringsgerechtigden en uitkeringsgerechtigden met zelfstandige woonruimte.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 augustus 2002, waarbij eiseres in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres niet onredelijk was, aangezien zij inwonend was bij haar ouders en daardoor niet voldeed aan de voorwaarden voor zelfstandige woonruimte zoals gesteld in de Verordening. De rechtbank concludeerde dat het beleid van verweerder, dat een onderscheid maakt tussen minima met zelfstandige woonruimte en inwonende minima, niet onaanvaardbaar was. Dit onderscheid was gerechtvaardigd, omdat minima met zelfstandige woonruimte doorgaans hogere (huisvestings)kosten hebben dan inwonende minima.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat het bestreden besluit in rechte stand kon houden. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open, waarbij zij binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroep moeten indienen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 01/983 ABW
Inzake het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van Ooststellingwerf, verweerder,
gemachtigde: A. Bouland, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brief van 27 september 2001 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van een besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Algemene bijstandswet (Abw).
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 7 augustus 2002. Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder is bij gemachtigde verschenen.
Motivering
Op 6 juni 2001 heeft eiseres, geboren op 3 juli 1965, bij verweerder een tegemoetkoming aangevraagd voor sociaal culturele activiteiten en vervanging van duurzame gebruiksgoederen in het kader van de Abw. Bij brief van 12 juni 2001 heeft verweerder dit verzoek van eiseres afgewezen onder verwijzing naar de Verordening inkomensondersteuning 2000/2001 van verweerders gemeente (hierna: de Verordening). Het door eiseres tegen dit besluit ingestelde bezwaar is bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft in beroep -onder meer en samengevat- aangevoerd dat de afwijzing van haar verzoek in strijd is met art. 1 van de Grondwet. Verweerder maakt naar de mening van eiseres ten onrechte onderscheid tussen thuiswonende uitkeringsgerechtigden en uitkeringsgerechtigden die over zelfstandige woonruimte beschikken.
In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Art. 5 van de Verordening luidt voor zover hier van belang:
Vervanging duurzame gebruiksgoederen
De alleenstaande, de alleenstaande ouder en de gehuwde heeft recht op een tegemoetkoming in de kosten van vervanging van duurzame gebruiksgoederen indien hij:
1.
a. (…)
b. in het jaar van aanvraag in de gemeente Ooststellingwerf geheel of gedeeltelijk in aanmerking komt voor kwijtschelding gemeentelijke heffingen.
of:
2.a. op het moment van aanvraag, volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en de in de gemeente Ooststellingwerf geldende "Verordening onroerende-zaakbelasting", tenminste drie maanden over zelfstandige woonruimte in de gemeente Ooststellingwerf beschikt en
b. (…)
c. (…)
Art. 6 van de Verordening luidt voor zover hier van belang:
Kosten deelname sociaal-culturele activiteiten (…)
De alleenstaande, de alleenstaande ouder en de gehuwde heeft recht op een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan sociaal-culturele activiteiten (…), indien hij:
1. over 2000, in de gemeente Ooststellingwerf, geheel of gedeeltelijk in aanmerking komt voor kwijtschelding gemeentelijke heffingen.
of:
2.a. op 1 september 2000, volgens de GBA en de in de gemeente Ooststellingwerf geldende "Verordening onroerende-zaakbelastingen", tenminste drie maanden over zelfstandige woonruimte in de gemeente Ooststellingwerf beschikt en
b. (…)
c. (…)
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij niet over zelfstandige woonruimte beschikt als bedoeld in de Verordening; zij is immers inwonend bij haar ouders. Niet in geschil is voorts dat eiseres niet geheel of gedeeltelijk voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen als bedoeld in de Verordening in aanmerking is gekomen.
Blijkens een notitie van verweerders gemeente ter voorbereiding van de Verordening wordt erkend dat bepaalde groepen burgers uit Ooststellingwerf extra ondersteund moeten worden voor bepaalde kosten en ontzien zouden moeten worden met betrekking tot bepaalde lasten. Tot deze zogenaamde "risicogroepen" behoren volgens deze notitie huishoudens met schoolgaande kinderen en huishoudens die langer op een inkomen op minimumniveau zullen zijn aangewezen (bijvoorbeeld langer dan 3 jaar werkloos, ouderen en (voormalige) één-oudergezinnen). Uit het ambtelijk rapport van 24 augustus 2001, uitgebracht in de bezwaarschriftprocedure van eiseres, blijkt voorts dat genoemde groepen door een laag inkomen in relatie met gestegen vaste lasten geacht worden bepaalde uitgaven niet uit de normuitkering en toeslag te kunnen voldoen. Daaruit volgt blijkens dit rapport dat personen die over zelfstandige huisvesting beschikken geacht worden dermate hoge uitgaven te hebben, dat zij weinig tot geen ruimte overhouden om bepaalde uitgaven te verrichten.
Mede gelet op de notitie en op voornoemd rapport is de rechtbank van oordeel dat het in de Verordening neergelegde beleid in beginsel niet onaanvaardbaar is. Dat daarbij (voor zover in dit geding van belang) een onderscheid wordt gemaakt tussen minima met zelfstandige woonruimte en inwonende minima, acht de rechtbank niet onredelijk. Immers, zij acht het in het algemeen aannemelijk dat minima met zelfstandige woonruimte meer (huisvestings)kosten uit hun inkomen zullen moeten voldoen dan inwonende minima. Door dit onderscheid te maken handelt verweerder niet in strijd met art. 1 van de Grondwet, waarin onder meer is geregeld dat allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Immers, minima met zelfstandige woonruimte verkeren in andere financiële omstandigheden dan inwonende minima, zodat op dit punt geen sprake is van gelijke gevallen.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid met toepassing van de Verordening de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen. Zij woont nog bij haar ouders in en wordt daarom, geheel in lijn met de Verordening, geacht minder kosten te hebben dan iemand die zelfstandige woonruimte heeft. Weliswaar heeft zij aangegeven dat zij haar ouders betaalt voor kost- en inwoning, telefoon en dergelijke, maar niet aannemelijk is geworden dat dit zodanig hoge kosten zijn dat er in haar geval op grond van bijzondere omstandigheden geen onderscheid zou mogen worden gemaakt tussen haar omstandigheden en die van iemand met zelfstandig woonruimte als in de Verordening bedoeld.
Het bestreden besluit kan dan ook in rechte stand houden. Het beroep van eiseres zal ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2002, in tegenwoordigheid van G. Timmermans als griffier.
w.g. G. Timmermans w.g. P.G. Wijtsma
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroep-schrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Cen-trale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht.
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 12 augustus 2002