ECLI:NL:RBLEE:2003:AF6070

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
55128
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van alimentatie voor minderjarig kind na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 19 maart 2003 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van alimentatie ten behoeve van een minderjarig kind, voortkomend uit een affectieve relatie tussen de partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door procureur mr. B.G. Kooi, heeft een verzoek ingediend om de man, vertegenwoordigd door procureur mr. P. Tuinman en advocaat mr. Y. van Maarwijck, te verplichten tot het betalen van alimentatie voor hun minderjarige kind. De man heeft gereageerd met een verweerschrift en aanvullende financiële bewijsstukken, maar heeft niet duidelijk gemaakt wat volgens hem de behoefte van het kind zou moeten zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de behoefte van het kind moet worden gerelateerd aan de financiële omstandigheden van de vrouw, aangezien partijen niet gehuwd zijn geweest en slechts een kortstondige relatie hebben gehad. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzochte bijdrage van € 250,00 per maand niet boven de behoefte van het kind uitkomt. De draagkracht van de man is beoordeeld aan de hand van zijn salarisstrook en de door de vrouw ingediende draagkrachtberekening, waaruit blijkt dat hij in staat is om het verzochte bedrag te voldoen.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen de partijen. De beslissing houdt in dat de man met ingang van 31 oktober 2002 € 250,00 per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind. De beschikking is uitgesproken in het openbaar en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
sector civiel recht
afdeling familierecht
Uitspraak: 19 maart 2003
Rekestnummer: 02-1792
Zaaknummer: 55128
ALIMENTATIE I:394 BW
BESCHIKKING
van de rechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer, in de zaak van:
[......],
wonende te [.......],
hierna ook te noemen de vrouw,
procureur mr. B.G. Kooi
tegen
[.......],
wonende te [.......],
hierna ook te noemen de man,
procureur mr. P. Tuinman
advocaat mr Y. van Maarwijck, advocaat te Meppel.
PROCESGANG
Bij de rechtbank is een verzoek binnengekomen strekkende tot vaststelling van door de man te betalen alimentatie ten behoeve van het door hem verwekte minderjarige kind [.......].
De man heeft binnen de daarvoor gestelde termijn een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 19 december 2002 heeft de rechtbank de vrouw verzocht om een schriftelijke reactie op het verweerschrift en de man is in de gelegenheid gesteld daar weer op te reageren.
Bij de stukken bevinden zich thans:
*een brief van de procureur van de vrouw d.d. 31 januari 2003 vergezeld van twee draagkrachtberekeningen en
*een brief van de advocaat van de man d.d. 13 februari 2003, vergezeld van financiële bewijsstukken. De man heeft in deze brief nog nader verweer gevoerd.
Het verzoek is pro forma behandeld ter terechtzitting van 21 februari 2003.
RECHTSOVERWEGINGEN
Gelet op de inhoud van het dossier, overweegt de rechtbank het volgende.
De behoefte van de minderjarige
Bij brief van 19 december 2002 is onder meer aan de vrouw opgedragen om een nadere schriftelijke reactie te zenden, voor zover zij zich niet kan verenigen met hetgeen de man in zijn verweerschrift met betrekking tot de alimentatie heeft gesteld en ingezonden.
Van de zijde van de vrouw is gereageerd op de draagkracht van de man.
In zijn nader verweerschrift heeft de man vervolgens onder meer gesteld dat de behoefte van de minderjarige gerelateerd dient te worden aan de financiële en andere omstandigheden in het gezin van verzoekster gelet op -naar de rechtbank begrijpt- het feit dat partijen niet gehuwd zijn geweest en in een periode van 31/2 jaar met tussenpozen een affectieve relatie hebben gehad. De man merkt in dit verband op dat verzoekster geen enkele aanduiding heeft gegeven voor wat betreft haar eigen woon- en leefsituatie en financiën.
De vrouw heeft geen nadere reactie of toelichting meer kunnen geven op hetgeen de man in zijn nader verweerschrift heeft gesteld met betrekking tot de behoefte van de minderjarige. Ook de man heeft echter niet nader gesteld of onderbouwd op welk bedrag de behoefte van de minderjarige in zijn visie gesteld moet worden.
De rechtbank ziet in het bovenstaande echter geen aanleiding de zaak ten aanzien van de behoefte van het kind te verwijzen naar een nadere terechtzitting. Zij is van oordeel dat voor het bepalen van de behoefte van de minderjarige ook rekening moet worden gehouden met de welstand die het kind zou hebben, indien de man het kind zou hebben erkend en/of partijen in gezinsverband zouden hebben samengewoond. Het inkomen van de man zal daarom (mede) in aanmerking genomen worden. De minderjarige behoort er immers de nadelige gevolgen niet van te ondervinden dat partijen geen bestendige relatie hebben gehad of wellicht niet hebben samengewoond in welk geval -zoals gebruikelijk- het gezamenlijk gezinsinkomen maatstaf zou zijn voor de bepaling van haar behoefte. Naar het oordeel van de rechtbank gaat de verzochte bijdrage voor de minderjarige van € 250,00 per maand de behoefte van het kind niet te boven.
De draagkracht van de man
Uit de cumulatieve gegevens op de laatste salarisstrook van de man in december 2002 en uit de overige financiële bewijsstukken en hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd concludeert de rechtbank dat de man in staat is het verzochte bedrag van € 250,00 ten behoeve van zijn dochtertje te voldoen.
Voor het bepalen van de draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van de door de vrouw op 31 januari 2003 gemaakte draagkrachtberekening waarin zij uitkomt op een kinderalimentatie van € 247,00 exclusief fiscaal voordeel.
Proceskosten
De proceskosten zullen worden gecompenseerd als na te melden nu partijen een affectieve relatie hebben gehad waaruit de minderjarige is geboren.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt dat de man met ingang van 31 oktober 2002 € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige
[.........], geboren op [.........] in de gemeente Smallingerland telkens bij vooruitbetaling -voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken-
te voldoen aan de vrouw en te verhogen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van die minderjarige kan of zal worden verleend;
veroordeelt de man in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen, voor zover deze kosten althans door hem zijn veroorzaakt;
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J.D.S.L. Bosch, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 19 maart 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
(c: 20)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.