ECLI:NL:RBLEE:2003:AF6513

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
122599 VZ VERZ 03-46
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.H. Varekamp-Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na reorganisatie en geschil over passendheid functie

In deze zaak verzocht [werknemer] de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met Wagenborg Nedlift Noord B.V. op grond van gewichtige redenen, zoals vastgelegd in artikel 7:685 BW. [werknemer], die sinds 1973 een kraanbedrijf exploiteerde, was in dienst getreden bij Wagenborg na de overname van zijn bedrijf in 2000. Na een reorganisatie werd hem een nieuwe functie aangeboden die hij als niet passend beschouwde, wat leidde tot een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding ernstig verstoord was en dat ontbinding gerechtvaardigd was. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, Wagenborg, een deel van de verantwoordelijkheid droeg voor de ontstane situatie, vooral gezien de achtergrond van [werknemer] als voormalig zelfstandig ondernemer. De rechter kende [werknemer] een vergoeding toe van € 16.500,-, waarbij de dienstjaren na zijn vijftigste levensjaar met een factor 2 werden vermenigvuldigd. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd per 10 april 2003 vastgesteld, tenzij het verzoek voor die datum werd ingetrokken. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Heerenveen
BESCHIKKING EX ARTIKEL 7: 685 BW
Uitspraak: 26 maart 2003
Zaak-/rolnummer: 122599 /VZ VERZ 03-46
in de zaak van
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. C.W. van der Zee, advocaat te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap WAGENBORG NEDLIFT NOORD B.V.,
gevestigd te Groningen,
verweerster,
gemachtigde: mr. M.R. Gans, advocaat te Groningen.
OVERWEGINGEN
ten aanzien van het procesverloop
[werknemer] heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 februari 2003, verzocht de tussen hem en Wagenborg bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
Het verweerschrift van Wagenborg is binnengekomen op 6 maart 2003.
Van de zijde van [werknemer] zijn diverse producties in het geding gebracht.
De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2003. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij de gemachtigde van [werknemer] pleitnotities heeft overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier. Vervolgens is de beschikking bepaald op heden.
ten aanzien van de motivering
1. De vaststaande feiten
1.1. In deze procedure hebben onder meer de volgende feiten als vaststaand te gelden.
1.2. [werknemer], geboren op 4 januari 1948, is in of omstreeks december 1973 begonnen
met het exploiteren van een kraanbedrijf te Wolvega. Een jaar later is zijn echtgenote [X] bij dit bedrijf komen werken. Het bedrijf is uiteindelijk uitgegroeid tot een onderneming, genaamd [Y], te Heerenveen, met 6 kranen in gebruik en 6 machinisten in dienst. [werknemer] hield zich bezig met het commerciële gedeelte van de bedrijfsvoering, terwijl [X] zich bezighield met planningswerkzaamheden.
1.3. Lommerts KSM B.V., een rechtsvoorgangster van Wagenborg, en [werknemer] zijn in 2000 in gesprek geraakt over een mogelijke overname door Lommerts KSM van de onderneming van [werknemer]. Een en ander heeft erin geresulteerd dat Lommerts KSM per 1 juli 2000 de onderneming van [werknemer] heeft overgenomen, tegen een overnamesom van f [bedrag],-. In het kader van de overname is overeengekomen dat [werknemer] en [X] in dienst zouden treden bij Lommerts KSM, op basis van een dienstverband van minimaal vijf jaar, waarbij [werknemer] de functie van bedrijfsleider zou gaan vervullen en [X] de functie van planner, en wel te Heerenveen. Tijdens de inwerkperiode zouden [werknemer] en [X] 32 uur per week gaan werken en na de inwerkperiode 24 uur per week. [werknemer] is laatstelijk werkzaam geweest voor 24 uur per week, tegen een bruto salaris van eur € 30.403,27 per jaar, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
1.4. [werknemer] heeft in november 2001 aan Wagenborg aangegeven dat hij en zijn echtgenote zich ongelukkig voelden binnen de organisatie van Wagenborg en dat deze situatie hun gezondheid nadelig beïnvloedde. [X] heeft zich in november 2001 ziek gemeld en [werknemer] heeft zich op 6 maart 2002 ziek gemeld. Partijen zijn in het voorjaar van 2002 in gesprek gegaan over een afwikkeling van het dienstverband, maar hebben geen overeenstemming daaromtrent kunnen bereiken. [werknemer] en [X] hebben zich per 28 november 2002 beide weer arbeidsgeschikt gemeld.
1.5. Wagenborg heeft in het najaar van 2002 besloten om een reorganisatie in haar onderneming door te voeren, waarbij onder meer is besloten om de kantooractiviteiten definitief van Heerenveen naar Meppel over te hevelen. In verband met de reorganisatie is Wagenborg met de betrokken vakbonden een Sociaal Plan overeengekomen. In artikel 9E van het Sociaal Plan is bepaald dat indien een verschil van mening bestaat over de passendheid van een functie, de Begeleidingscommissie gevraagd wordt een uitspraak daaromtrent te doen. Nadat [werknemer] en [X] zich weer beter hadden gemeld, is hen door Wagenborg medegedeeld dat hun functies waren komen te vervallen. Hun nieuwe functies dienden zij in Groningen te gaan vervullen. [werknemer] en [X] hebben geweigerd om de hen aangeboden nieuwe functies te gaan vervullen, omdat deze in hun visie niet passend waren en hebben zich vervolgens (wederom) ziekgemeld. De begeleidingscommissie is door hen niet geadieerd.
2. Het standpunt van [werknemer]
2.1. [werknemer] baseert zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de hiervoor vermelde vaststaande feiten en stelt zich op het standpunt dat de arbeidsverhouding door toedoen van Wagenborg zodanig ernstig verstoord is geraakt, dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn dient te worden ontbonden. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft [werknemer] voorts nog het navolgende aangevoerd.
2.2. [werknemer] stelt dat hij en zijn echtgenote vanaf de datum van de overname te maken kregen met miscommunicatie en slecht personeelsbeleid van de zijde van Wagenborg. Daarnaast konden zij niet, zoals wel was afgesproken, het aantal te werken uren afbouwen. Ook was er geen sprake van een goede integratie van het oude bedrijf van de [werknemer+echtgenote] binnen het bedrijf van Wagenborg. Deze situatie kon [werknemer] in september 2001 niet langer aanzien, omdat de gezondheid van de [werknemer+echtgenote] er nadelig door werd beïnvloed. [werknemer] heeft zich toen gewend tot de directeur van Wagenborg. Deze gaf echter te kennen dat de [werknemer+echtgenote] full-time moesten werken of anders het bedrijf maar moesten verlaten. Een en ander heeft ertoe geleid dat de [werknemer+echtgenote] zich in november 2001 respectievelijk 6 maart 2002 hebben ziekgemeld met klachten van overspannenheid. Van het ontstaan van deze klachten kan aan Wagenborg een verwijt worden gemaakt. [werknemer] betwist overigens dat hij tijdens zijn ziekte werkzaamheden heeft uitgevoerd, verwant aan de werkzaamheden bij Wagenborg.
2.3. Nadat [werknemer] weer arbeidsgeschikt was, kreeg hij te horen dat zijn oude functie, welke hij in Heerenveen vervulde, door een reorganisatie was komen te vervallen. [werknemer] diende zich op het hoofdkantoor te Groningen te melden, waar hij de bedachte functie van rijplatenverhuurder moest gaan vervullen. Deze functie kan volgens [werknemer] inhoudelijk niet als passend worden aangemerkt, terwijl de reisafstand tussen [woonplaats] en Groningen ook te groot was om de aangeboden functie passend te kunnen noemen. Het aanbieden van een dergelijke niet passende functie beschouwt [werknemer] als een vernedering en heeft ertoe geleid dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig verstoord is geraakt.
2.4. In het kader van de verzochte ontbinding maakt [werknemer] aanspraak op een vergoeding ten bedrage van €eur 218.903,58. Bij de berekening van dit bedrag zijn de dienstjaren bij [Y] meegenomen. Het moge dan zo zijn dat de [werknemer+echtgenote] bij de overname van hun onderneming een overnamesom hebben ontvangen, daarin was echter geen persoonlijke goodwill begrepen. De overnamesom betrof voornamelijk zaken als kranen, terrein, gebouwen en inventaris. De correctiefactor dient volgens [werknemer] op c=2 te worden gesteld, nu het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding alleen aan Wagenborg te verwijten valt.
3. Het standpunt van Wagenborg
3.1. Wagenborg refereert zich aan de verzochte ontbinding, doch heeft verweer gevoerd tegen de gronden waarop het verzoek rust en de gevraagde vergoeding. Hiertoe heeft Wagenborg het volgende aangevoerd.
3.2. Wagenborg stelt dat voor indiensttreding van [werknemer] uitdrukkelijk is besproken dat Wagenborg de over te dragen onderneming van [werknemer] zou gaan reorganiseren. Ook zou een medewerker van Wagenborg de eindverantwoordelijkheid krijgen, nu de [werknemer+echtgenote] te weinig uren zouden werken. Het was volgens Wagenborg de bedoeling dat [werknemer] zich na indiensttreding zou gaan bezighouden met taken als acquisitie, het uitbouwen van het werkgebied, werkvoorbereiding en administratieve afwikkeling. Gaandeweg bleek echter dat de inzet en kennis van [werknemer] onvoldoende waren. Hij slaagde er tevens niet in om de omzet van de vestiging Heerenveen te vergroten. Wagenborg heeft [werknemer] op het voorgaande aangesproken, waarna [werknemer] te kennen gaf dat hij en zijn echtgenote zich niet thuis voelden in de (grotere) organisatie van Wagenborg. Ook bekritiseerde hij de organisatie van Wagenborg. Eind 2001 gaven de [werknemer+echtgenote] te kennen de organisatie van Wagenborg het liefst te willen verlaten. Toen is nog de optie 'Meppel' ter sprake gekomen, doch deze is door [werknemer] niet geaccepteerd, waarna partijen het uiteindelijk niet succesvolle onderhandelingstraject over afwikkeling van de arbeidsrelatie zijn gestart.
3.3. Wagenborg betwist uitdrukkelijk dat [werknemer] zich heeft ziekgemeld als gevolg van klachten van overspannenheid. [werknemer] heeft zich juist ziekgemeld wegens klachten betreffende de schildklier. Nadien is nog aangegeven dat er sprake was van hartklachten. [werknemer] heeft nooit te kennen gegeven dat er sprake was van overspannenheid. Uit de overgelegde medische stukken blijkt bovendien niet dat de ziekmelding arbeidsgerelateerd was. Tijdens de ziekte van [werknemer] heeft Wagenborg voorts geconstateerd dat [werknemer] werkzaamheden voor zichzelf heeft verricht, verwant aan de werkzaamheden die hij voor Wagenborg verrichtte.
3.4. Wagenborg betwist verder dat [werknemer] na de reorganisatie van najaar 2002 de functie van rijplatenverhuurder is aangeboden. [werknemer] is juist de functie van manager transport equipment aangeboden, uit hoofde waarvan hij verantwoordelijk zou zijn voor het commercieel en operationeel coördineren, alsmede het verder ontwikkelen van de verhuur van transportmaterieel. Deze functie was zowel qua inhoud als qua reistijd in overeenstemming met het Sociaal Plan.
3.5. Voor toekenning van een vergoeding in het kader van de ontbinding is volgens Wagenborg geen plaats, nu [werknemer] zelf weg wil en hij van Wagenborg niet beslist weg hoeft. Indien er wel een vergoeding zou worden toegekend, dan dienen bij de berekening van de vergoeding de dienstjaren van vóór de overname van het bedrijf van de [werknemer+echtgenote] buiten beschouwing te blijven. De [werknemer+echtgenote] hebben namelijk al een zeer aanzienlijke vergoeding ontvangen bij de overname van hun bedrijf, welke vergoeding voor een belangrijk deel uit persoonlijke goodwill bestond. Ook dient bij de berekening van de gewogen dienstjaren mee te wegen dat [werknemer] pas na zijn vijftigste bij Wagenborg in dienst is getreden.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
4.2. De kantonrechter is er op grond van de stukken en hetgeen partijen in aanvulling daarop nog ter zitting hebben medegedeeld van overtuigd geraakt dat de arbeidsverhouding tussen partijen dusdanig ernstig verstoord is geraakt, dat van een succesvolle toekomstige samenwerking geen sprake meer kan zijn. Dit levert een verandering in de omstandigheden op, welke ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Het verzoek van [werknemer] zal dan ook worden toegewezen.
4.3. Nu er ontbonden zal worden op grond van een verandering in de omstandigheden, dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of aan [werknemer] een vergoeding dient te worden toegekend en zo ja, hoeveel deze dient te bedragen. Hieromtrent overweegt de kantonrechter het volgende.
4.4. Het betreft hier een door een werknemer ingediend ontbindingsverzoek. In het algemeen is er in een dergelijk geval alleen ruimte voor de toekenning van een vergoeding indien de werknemer feiten en omstandigheden stelt en aannemelijk maakt, op grond waarvan de kantonrechter het oordeel kan vormen dat de ontbindingsgrond in de risicosfeer van de werkgever valt dan wel de werkgever een relevant verwijt treft terzake de ontbindingsgrond. In het onderhavige geval is er naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een uitzondering op de hiervoor bedoelde 'regel', welke rechtvaardigt dat deze 'regel' niet als toetsingsmaatstaf dient te gelden, en wel daarom, omdat [werknemer] niet zomaar een werknemer is als iedere andere. [werknemer] heeft, in samenwerking met zijn echtgenote, gedurende vele jaren zelfstandig een kraanbedrijf geëxploiteerd, waarna deze onderneming per 1 juli 2000 is overgedragen aan (een rechtsvoorgangster van) Wagenborg. Indien iemand jarenlang zelfstandig ondernemer is geweest, hij/zij vervolgens het eigen bedrijf overdraagt en hij/zij dan in dienst treedt bij de overnemende partij, dan is het moeilijker een goede samenwerking/verstandhouding te (onder)houden. De persoon in kwestie heeft jarenlang zelfstandig beslissingen kunnen nemen, is na de overname zijn beslissingsvrijheid kwijt en dient zich te voegen in het keurslijf van een andere organisatie. Dat daardoor spanningen kunnen ontstaan, is bepaald niet onwaarschijnlijk.
Als een werkgever een dergelijke voormalige zelfstandig ondernemer in dienst neemt, dient hij er begrip voor te hebben dat deze persoon de hiervoor bedoelde omschakeling moet maken. De te maken omschakeling brengt ook een risico op het mislukken van de samenwerking met zich mee. Voorts acht de kantonrechter van belang dat partijen een dienstverband van minimaal vijf jaar zijn overeengekomen, op initiatief van Wagenborg, om het overgaan en het behouden blijven van het klantenbestand van de [werknemer+echtgenote] te verzekeren. Wagenborg wilde de [werknemer+echtgenote] dus graag voor langere tijd aan haar bedrijf binden. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat er ter gelegenheid van de ontbinding een vergoeding aan [werknemer] dient te worden toegekend, in beginsel op basis van de neutrale kantonrechtersformule.
4.5. Ten aanzien van de hoogte van de vergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. Bij het bepalen van het aantal dienstjaren zullen de dienstjaren van vóór 1 juli 2000 buiten beschouwing blijven. Tot deze datum heeft [werknemer] namelijk, in samenwerking met zijn echtgenote, een eigen bedrijf geëxploiteerd. Per 1 juli 2000 is het bedrijf overgenomen door (een rechtsvoorgangster van) Wagenborg, ter gelegenheid waarvan de [werknemer+echtgenote] een overnamesom hebben ontvangen. Met de betaling van deze overnamesom is er wat betreft de periode vóór 1 juli 2000 naar het oordeel van de kantonrechter finaal afgerekend. Hoe de overnamesom is samengesteld, doet niet terzake. [werknemer] heeft namelijk middels de overnamesom geld ontvangen voor datgene wat hij door zijn eigen werkzaamheid in alle jaren voor 1 juli 2000 had opgebouwd.
4.6. Wel zal de kantonrechter de dienstjaren van [werknemer] vanaf de leeftijd van 50 jaar per dienstjaar met de factor 2 vermenigvuldigen. Het moge zo zijn dat [werknemer] eerst na het bereiken van de vijftigjarige leeftijd in dienst is getreden bij Wagenborg, anderzijds gaat het hier echter niet om een reguliere werknemer, maar om een voormalig zelfstandig ondernemer die zijn bedrijf door Wagenborg heeft laten overnemen. In deze laatste omstandigheid vindt de kantonrechter voldoende rechtvaardiging om het aantal dienstjaren met een factor 2 te vermenigvuldigen.
4.7. Voor wat betreft het maandsalaris van [werknemer] gaat de kantonrechter uit van een bedrag van € 2533,61, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
4.8. De kantonrechter acht ook overigens geen redenen aanwezig om bij het vaststellen van de correctiefactor af te wijken van de reeds genoemde neutrale kantonrechtersformule, nu in onvoldoende mate is komen vast te staan dat aan een van partijen een overwegend verwijt kan worden gemaakt van het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding. De argumenten die [werknemer] heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn verwijten aan het adres van Wagenborg, zijn door Wagenborg gemotiveerd weerlegd. Geen van beide lezingen is naar het oordeel van de kantonrechter dermate overtuigend dat daaraan in het kader van deze procedure doorslaggevende betekenis kan worden gehecht.
De aan [werknemer] toe te kennen vergoeding komt in het licht van al het hiervoor overwogene uit op een bedrag van (afgerond) bruto eur€ 16.500,- ( 6 x eur€ 2533,61 x 1,08 x 1).
4.9. Nu aan [werknemer] een lagere vergoeding dan verzocht zal worden toegekend, zal aan [werknemer] een termijn worden gegund om het verzoek in te trekken.
4.10. De kantonrechter acht -zowel bij intrekking als bij handhaving van het verzoek- termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 10 april 2003, tenzij het verzoek voor de hierna te noemen datum wordt ingetrokken;
bepaalt dat [werknemer] het verzoek tot uiterlijk 9 april 2003 kan intrekken;
kent aan [werknemer] ten laste van Wagenborg ter gelegenheid van voornoemde ontbinding een vergoeding toe ten bedrage van bruto €eur 16.500,- (zestienduizend vijfhonderd euro);
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Heerenveen en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2003 door mr. G.H. Varekamp-Vos, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c 119.