ECLI:NL:RBLEE:2003:AN8913

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
12 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
58867
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van geregistreerd partnerschap met nevenverzoeken betreffende minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 12 november 2003 uitspraak gedaan over de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen, die hun huwelijk op 4 september 2002 in de gemeente Smallingerland hebben omgezet in een geregistreerd partnerschap, hun partnerschap duurzaam hebben ontwricht. De rechtbank heeft het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar verklaard.

Daarnaast heeft de rechtbank de nevenverzoeken van partijen met betrekking tot minderjarigen behandeld. Hoewel de wet in artikel 828 Rv en artikel 1:253aa BW de mogelijkheid van nevenverzoeken betreffende minderjarigen in een ontbindingsprocedure uitsluit, heeft de rechtbank deze verzoeken aangemerkt als zelfstandige verzoeken ex artikel 1:253a BW. Dit is gedaan vanuit proceseconomisch oogpunt en om de belangen van de minderjarigen te waarborgen.

De rechtbank heeft de man veroordeeld tot het betalen van een bedrag van €150 per maand aan de vrouw als levensonderhoud, en heeft daarnaast de verdeling van de gemeenschap van het geregistreerd partnerschap gelast. De rechtbank heeft ook de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen vastgesteld en de omgangsregeling tussen de minderjarigen en hun ouders bepaald. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens de ontbinding van het geregistreerd partnerschap.

Uitspraak

ONTBINDING GEREGISTREERD PARTNERSCHAP
BESCHIKKING
van de rechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer, in de zaak van:
[verzoekster],
woonplaats: Drachten,
hierna ook te noemen de vrouw,
procureur mr. J.E.I. Bazuin,
tegen
[verweerder],
woonplaats: Drachten,
hierna ook te noemen de man,
procureur mr. R. Smit,
PROCESGANG
Bij de rechtbank is een verzoek binnengekomen waarin wordt verzocht tussen partijen, die hun huwelijk hebben omgezet in een geregistreerd partnerschap, de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uit te spreken.
Er zijn tevens nevenvoorzieningen verzocht.
De man heeft binnen de daarvoor gestelde termijn een verweerschrift ingediend.
Bij de stukken bevindt zich een brief d.d. 8 oktober 2003, van mr. J.E.I. Bazuin, inhoudende dat de vrouw zich kan vinden in de door de man bij zijn verweerschrift gedane tegenvoorstellen op de alimentatieverzoeken van de vrouw.
De minderjarigen hebben schriftelijk hun mening kenbaar gemaakt.
RECHTSOVERWEGINGEN
Gelet op de aanwezige bescheiden overweegt de rechtbank als volgt.
Vast staat:
- partijen hebben op 4 september 2002 in de gemeente Smallingerland hun huwelijk omgezet in een partnerschapsregistratie;
- zij zijn Nederlanders;
- zij hebben het ouderlijk gezag over de in verzoekschrift genoemde minderjarige kinderen;
- hun geregistreerd partnerschap is duurzaam ontwricht.
Het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar.
De verzoeken:
- partijen te gelasten de gemeenschap van hun geregistreerd partnerschap te verdelen voor zover deze tussen hen bestaat;
- een door de man aan de vrouw tot levensonderhoud te betalen bedrag vast te stellen op € €€E 150,-- per maand;
zijn als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar.
Gelet op artikel 828 Rv zijn op een procedure tot ontbinding van geregistreerd partnerschap de bepalingen over de rechtspleging in scheidingszaken van overeenkomstige toepassing. De wetgever heeft evenwel in dat artikel en in artikel 1:253aa lid 2 BW uitdrukkelijk de mogelijkheid uitgesloten om in een procedure tot ontbinding van geregistreerd partnerschap nevenverzoeken te doen betreffende minderjarigen.
Het ontgaat de rechtbank, ook na bestudering van de kamerstukken, wat de diepere gedachte achter deze uitsluiting is, waar toch de situatie van minderjarigen in procedures als de onderhavige, waarin aan het geregistreerd partnerschap een huwelijk is voorafgegaan waaruit de minderjarigen zijn geboren, in hoge mate vergelijkbaar is met die van minderjarigen in scheidingszaken. Met name is ongewis welke belangen deze uitsluiting beoogt te beschermen, terwijl anderzijds daardoor in ieder geval de belangen van minderjarigen in het gedrang lijken te komen.
Niettemin kunnen door bedoelde uitsluiting de door partijen gedane nevenverzoeken betreffende de minderjarigen in hun huidige vorm niet worden behandeld, mede nu het hier gaat om recente regelgeving.
Wel is er aanleiding bedoelde nevenverzoeken aan te merken als zelfstandige verzoeken ex artikel 1:253a BW. De rechtbank acht namelijk geen reden aanwezig aan te nemen dat deze zelfstandige verzoeken niet, bijvoorbeeld omdat dit zou indruisen tegen de –enigszins onduidelijke- bedoelingen van de wetgever, in de onderhavige procedure zouden kunnen behandeld, uit het oogpunt van proceseconomie. Overwogen zij dat daarmee tegemoet wordt gekomen aan de belangen van de minderjarigen, alsook aan de belangen van partijen die anders hun toevlucht zouden moeten nemen tot een afzonderlijke gang naar de rechter.
Gelet op de stukken kunnen partijen zich erin vinden dat ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van en de omgang met de minderjarigen, alsmede omtrent de alimentatie ten behoeve van de jongste minderjarige wordt beslist als na te melden. Gelet hierop zal overeenkomstig worden beslist.
BESLISSING
De rechtbank:
spreekt uit de ontbinding van het geregistreerde partnerschap van partijen, waarin zij op 4 september 2002 in de gemeente Smallingerland hun huwelijk hebben omgezet;
gelast partijen de gemeenschap van hun geregistreerd partnerschap te verdelen, voor zover deze tussen hen bestaat;
benoemt, tenzij partijen binnen tien dagen na inschrijving van deze beschikking in het daarvoor bestemde register anders overeenkomen, notaris mr. H.P. Breuker, ter standplaats Drachten, dan wel de ambtelijke bewaarder van het protocol van deze notaris, om de verdeling van de gemeenschap van geregistreerd partnerschap te bewerkstelligen op de door die notaris te bepalen tijd en plaats;
benoemt, voor het geval dat door één of beide partijen niet wordt medegewerkt aan de verdeling, mr. S.C. Bosch, advocaat te Drachten, tot onzijdig persoon om partijen bij de verdeling te vertegenwoordigen en daarbij hun belangen naar eigen beste inzicht te behartigen;
veroordeelt de man vanaf de dag van inschrijving van deze beschikking in het daarvoor bestemde register van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw tot levensonderhoud uit te keren een bedrag van €E 150,-- (honderdvijftig euro) per maand;
veroordeelt de man vanaf de dag van inschrijving van deze beschikking in het daarvoor bestemde register van de burgerlijke stand aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige
[kind ]
telkens bij vooruitbetaling –voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken- moet uitkeren een bedrag van €E 325,-- (driehonderdvijfentwintig euro) per maand, vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van deze minderjarige kan of zal worden verleend;
veroordeelt de man in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen, voor zover deze door hem zijn veroorzaakt;
bepaalt dat de minderjarige [kind] voornoemd voortaan haar hoofdverblijf zal hebben bij de vrouw en dat de minderjarigen
[kinderen],
voortaan hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man;
bepaalt de omgang tussen voornoemde minderjarigen en hun ouders als volgt:
de minderjarigen zullen gedurende één weekend per twee weken verblijven bij de ouder bij wie zij niet hun hoofdverblijf hebben en wel zo dat de minderjarigen ieder weekend met elkaar doorbrengen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens ten aanzien van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J.D.S.L. Bosch, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van de griffier.
c:18