ECLI:NL:RBLEE:2003:AO2885
Rechtbank Leeuwarden
- Kort geding
- W.K.F. Hangelbroek
- Rechtspraak.nl
Verschoningsrecht van de advocaat in kort geding
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft de besloten vennootschap [L.] BEHEER B.V. samen met [L.] een vordering ingesteld tegen [mr. Z.], die als advocaat optrad. De vordering betreft het verzoek aan de rechter om [mr. Z.] te gebieden zich te beroepen op zijn verschoningsrecht tijdens een getuigenverhoor in een andere procedure. Dit getuigenverhoor betreft een telefonische afspraak tussen [mr. Z.] en [L.] die op 27 november 2000 zou hebben plaatsgevonden. De vordering is gebaseerd op artikel 165 lid 2 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat het verschoningsrecht van de advocaat regelt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [mr. Z.] ten tijde van de onderhandelingen omtrent de aandelenoverdracht aan CSS Holding N.V. als advocaat van [L.] kan zijn beschouwd. Dit roept de vraag op of [mr. Z.] zich moet verschonen van het geven van informatie die hij als advocaat heeft verkregen. De rechter oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van een advocaat niet absoluut is en dat er situaties kunnen zijn waarin het belang van de waarheidsvinding zwaarder weegt dan het beroepsgeheim. De beslissing of [mr. Z.] zich op zijn verschoningsrecht beroept, moet hij zelf maken tijdens het getuigenverhoor, afhankelijk van de vragen die hem worden gesteld.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van [L.] afgewezen, met de overweging dat het aan [mr. Z.] is om te bepalen of hij al dan niet zal antwoorden op vragen tijdens het getuigenverhoor. [L.] is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak is gedaan op 10 november 2003 door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken.