ECLI:NL:RBLEE:2003:AO2885

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
60780 KG ZA 03-331
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsrecht van de advocaat in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, heeft de besloten vennootschap [L.] BEHEER B.V. samen met [L.] een vordering ingesteld tegen [mr. Z.], die als advocaat optrad. De vordering betreft het verzoek aan de rechter om [mr. Z.] te gebieden zich te beroepen op zijn verschoningsrecht tijdens een getuigenverhoor in een andere procedure. Dit getuigenverhoor betreft een telefonische afspraak tussen [mr. Z.] en [L.] die op 27 november 2000 zou hebben plaatsgevonden. De vordering is gebaseerd op artikel 165 lid 2 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat het verschoningsrecht van de advocaat regelt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [mr. Z.] ten tijde van de onderhandelingen omtrent de aandelenoverdracht aan CSS Holding N.V. als advocaat van [L.] kan zijn beschouwd. Dit roept de vraag op of [mr. Z.] zich moet verschonen van het geven van informatie die hij als advocaat heeft verkregen. De rechter oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van een advocaat niet absoluut is en dat er situaties kunnen zijn waarin het belang van de waarheidsvinding zwaarder weegt dan het beroepsgeheim. De beslissing of [mr. Z.] zich op zijn verschoningsrecht beroept, moet hij zelf maken tijdens het getuigenverhoor, afhankelijk van de vragen die hem worden gesteld.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van [L.] afgewezen, met de overweging dat het aan [mr. Z.] is om te bepalen of hij al dan niet zal antwoorden op vragen tijdens het getuigenverhoor. [L.] is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak is gedaan op 10 november 2003 door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Korte Gedingen
Uitspraak: 10 november 2003
Kort-geding-nummer: 60780/KG ZA 03-331
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
1. de besloten vennootschap [L.] BEHEER B.V. ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [L.],
wonende te [woonplaats],
eisers,
hierna te noemen: [L.],
procureur: mr. O.A. van Oorschot,
tegen
mr. [Z.],
kantoorhoudende te [plaats],
gedaagde,
hierna te noemen: [mr. Z.],
procureur: mr. A.H. Lanting.
PROCESGANG
[L.] heeft [mr. Z.] in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 5 november 2003.
[L.] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [mr. Z.] gebiedt om, tijdens de enquête te houden in de zaak met zaak-/rolnummer 53990/HA ZA 02-0597 op 11 november 2003 bij de Rechtbank te Leeuwarden, met betrekking tot vragen aangaande het op 27 november 2000 gevoerde telefoongesprek tussen [mr. Z.] en [L.], zich te beroepen op zijn verschoningsrecht als advocaat conform artikel 165 lid 2 sub b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), althans geen informatie te verstrekken aan de Rechter-Commissaris welke tot zijn kennis is gekomen via zijn cliënt [L.], op straffe van verbeurte van een eenmalige dwangsom van 54.907,41 euro, met veroordeling van [mr. Z.] in de kosten van het geding.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun procureurs, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd, waarbij [mr. Z.] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [L.], met veroordeling van [L.] in de kosten van het geding.
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De voorzieningenrechter doet heden uitspraak.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.1 [L.] was in december 2000 voor 20% aandeelhouder van [S.] Telecom B.V. De besloten vennootschap Pars Pro Toto B.V. bezat 80% van het totale aandelenkapitaal in [S.] Telecom B.V.
1.2 Op 7 december 2000 hebben [L.] en Pars Pro Toto B.V. een koopovereenkomst gesloten met CSS Holding N.V., waarbij alle aandelen van [L.] en Pars Pro Toto B.V. in [S.] Telecom B.V. werden overgedragen aan CSS Holding N.V.
1.3 Artikel 12.1 aanhef en sub n van voornoemde koopovereenkomst bepaalt: "Verkopers vrijwaren Koper en de Vennootschappen voor alle schaden en kosten die Koper en/of de Vennootschappen mochten lijden (...) in verband met: de aan de heer C.W. van der Zee betaalde adviseursbeloning."
1.4 [mr. Z.] heeft de heer [L.] een factuur, gedateerd 7 december 2000, doen toekomen. Die factuur bevat de tekst: "Inzake: [S.]/Advies CSS"
1.5 [L.] is op 14 augustus 2002 gedagvaard door Pars Pro Toto B.V. [mr. Z.] trad in die procedure aanvankelijk op als advocaat van Pars Pro Toto B.V. Pars Pro Toto B.V. vordert in die procedure onder meer een bedrag van 54.907,20 euro van [L.], op grond van een vermeende, op 27 november 2000 gemaakte, telefonische afspraak tussen [L.] en [mr. Z.] met de strekking dat [L.] voornoemd bedrag betaalbaar zou stellen aan Pars Pro Toto B.V. Bij vonnis van 14 januari 2003 is bewijs van die afspraak opgedragen aan Pars Pro Toto B.V. Pars Pro Toto B.V. heeft in dat kader aangegeven de heer [S.] en [mr. Z.] als getuige te willen horen.
1.6 Bij brief van 11 april 2002 heeft [mr. Z.] de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden bericht dat hij zich terugtrekt als advocaat uit de procedure tussen Pars Pro Toto B.V. en [L.].
Het geschil en de beoordeling daarvan
2. [L.] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [mr. Z.] in de procedure tussen Pars Pro Toto B.V. en [L.] wel als getuige kan optreden, maar dat hij zich dient te verschonen op grond van zijn geheimhoudingsplicht indien hem tijdens het getuigenverhoor wordt gevraagd naar feiten betreffende de vermeende telefonische afspraak tussen [L.] en [mr. Z.], nu het [mr. Z.], op grond van het feit dat [mr. Z.] [L.] ten tijde van de onderhandelingen omtrent de aandelenoverdracht aan CSS Holding N.V. (derhalve ook ten tijde van het telefoongesprek op 27 november 2000) heeft bijgestaan als advocaat, niet vrijstaat hieromtrent een verklaring af te leggen.
3. [mr. Z.] heeft hiertegen aangevoerd dat hij ten tijde van de onderhandelingen omtrent de aandelenoverdracht aan CSS Holding N.V. optrad als advocaat/adviseur van [S.] Telecom B.V. en dat hij destijds [L.] niet heeft vertegenwoordigd. [mr. Z.] is derhalve bevoegd te verklaren over feiten die hem ter ore zijn gekomen en die bijdragen aan de waarheidsvinding met betrekking tot de op 27 november 2000 telefonisch gemaakte afspraak, aldus [mr. Z.]. Volgens [mr. Z.] blijkt pas bij het getuigenverhoor of en in welke mate [mr. Z.] een beroep op een eventueel verschoningsrecht doet en dient de vraag, of [mr. Z.] al dan niet terecht (g)een beroep op dat eventuele verschoningsrecht doet, per aan hem te stellen vraag en achteraf beoordeeld te worden.
4. Hoewel niet duidelijk is of [mr. Z.] het telefoongesprek op 27 november 2000 heeft gevoerd in de functie van advocaat of zakelijk adviseur van [L.], gaat de voorzieningenrechter er in dit kort geding voorshands van uit dat hij op dat moment door [L.] kan zijn beschouwd als diens advocaat.
5. Kernvraag van het geschil is of [mr. Z.] voorshands een gebod opgelegd kan worden om zich tijdens het getuigenverhoor in de procedure tussen Pars Pro Toto B.V. en [L.] te beroepen op zijn verschoningsrecht in het kader van zijn geheimhoudingsplicht jegens [L.]. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient deze vraag beantwoord te worden aan de hand van artikel 165 Rv, nu dat artikel een regeling geeft ter zake het functionele verschoningsrecht.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de geheimhoudingsplicht van een advocaat in zoverre niet absoluut, dat zich een situatie kan voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt moet prevaleren boven het belang dat het beroepsgeheim bewaard blijft. Het oordeel of een dergelijke situatie zich voordoet komt in de eerste plaats toe aan de advocaat zelf, die, als getuige opgeroepen, aan de hand daarvan dient te beslissen of hij zich al dan niet op het hem toekomende verschoningsrecht beroept. Het is in casu derhalve aan [mr. Z.] voorbehouden om tijdens het getuigenverhoor, gelet op de vraag die hem wordt gesteld, te beslissen of hij zal antwoorden of dat hij zich op zijn verschoningsrecht zal beroepen. Daarover kan de voorzieningenrechter thans niet beslissen. Nu het ingrijpen van de rechter zich in dit kader beperkt tot repressief toezicht, kan van [mr. Z.] op voorhand niet worden gevraagd zich als getuige te onthouden van iedere verklaring.
7. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [L.] moet worden afgewezen. [L.] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden verwezen in de kosten van het geding, zoals hieronder nader bepaald.
BESLISSING
De rechter, rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering af;
veroordeelt [L.] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [mr. Z.] begroot op 205,00 euro aan verschotten en 705,00 euro aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2003.
fn 388