ECLI:NL:RBLEE:2004:AO2866

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/10 en 99/34
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.T. Buijtenhuijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om rehabilitatie ex artikel 206 Faillissementswet door voormalige faillissementsnummers

Op 29 januari 2004 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een verzoek om rehabilitatie op basis van artikel 206 van de Faillissementswet. De verzoekers, Hein Halma en Rene Peter Halma, hadden op 6 november 2003 een verzoekschrift ingediend ter rehabilitatie na beëindiging van hun faillissementen, die respectievelijk op 4 februari 1999 en 1 april 1999 waren uitgesproken. De behandeling van het verzoek vond plaats op 22 januari 2004, waarbij verzoeker sub 1 en de procureur aanwezig waren, terwijl verzoeker sub 2 afwezig was met kennisgeving. Het Openbaar Ministerie heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 206 Fw de schuldenaar na beëindiging van het faillissement een verzoek tot rehabilitatie kan indienen, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De procureur had bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat alle erkende schuldeisers volledig waren voldaan. De faillissementen waren geconsolideerd afgewikkeld met goedkeuring van de rechter-commissaris, mr. R. Giltay, en de curator, mr. A.J. Brink, had op 21 mei 2001 verzocht om beëindiging van de faillissementen.

De rechtbank concludeerde dat er geen bezwaar was van het Openbaar Ministerie tegen de rehabilitatie en dat de verzoekers in hun verzoek ontvankelijk waren. Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar en de rechtbank bepaalde dat het vonnis gepubliceerd zou worden in de Leeuwarder Courant en op internet. De kosten van het verzoekschrift, inclusief griffierecht en publicatiekosten, kwamen voor rekening van de verzoekers. De rechtbank wees het verzoek tot rehabilitatie toe, en tegen deze beslissing stond geen hoger beroep of cassatie open.

Uitspraak

voormalige faillissementsnummers: 99/10 en 99/34
uitspraak: 29 januari 2004
VONNIS
van de rechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige handelskamer, op het verzoek van rehabilitatie ex artikel 206 van de Faillissementswet van:
1. Hein HALMA,
wonende te Harlingen,
en
2. Rene Peter HALMA,
wonende te Harlingen
verzoekers,
procureur: mr. S.A. Roodhof.
PROCESGANG
Verzoekers hebben op 6 november 2003 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend strekkend tot rehabilitatie van verzoekers. De behandeling van het verzoekschrift vond plaats 22 januari 2004 in raadkamer van deze rechtbank. Verzoeker sub 1 en de procureur zijn ter zitting verschenen. Verzoeker sub 2 was met kennisgeving afwezig. Het openbaar Ministerie heeft schriftelijk gereageerd.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Op grond van artikel 206 Fw is de schuldenaar, nadat het faillissement overeenkomstig de artikelen 161 of 193 is geëindigd, bevoegd een verzoek van rehabilitatie in te leveren bij de rechtbank, die het faillissement heeft berecht. De schuldenaar is ingevolge artikel 207 niet ontvankelijk, tenzij bij het verzoekschrift is overgelegd een bewijs, waaruit blijkt, dat alle erkende schuldeisers, ten genoegen van elk hunner, zijn voldaan. Bij het verzoekschrift heeft de procureur overgelegd afschriften van: het geconsolideerde eindverslag van 1 mei 2001 van de curator mr. A.J. Brink, van de goedgekeurde financiële eindverslagen, van de uitdelingslijsten en een afschrift van het laatste bankafschrift van de faillissementsrekening van 26 oktober 2001. De faillissementen van verzoekers zijn op respectievelijk 4 februari 1999 en 1 april 1999 uitgesproken door deze rechtbank. Tot curator werd aangesteld mr. A.J. Brink, advocaat te Heerenveen en tot rechter-commissaris mr. R. Giltay, rechter in deze rechtbank. Met goedkeuring van de rechter-commissaris zijn de faillissementen geconsolideerd afgewikkeld. Op 21 mei 2001 heeft de curator de rechtbank verzocht de faillissementen van verzoekers te beëindigen op grond van 193 Fw. Na goedkeuring van de uitdelingslijsten en de financiële eindverslagen door de rechter-commissaris hebben de uitdelingslijsten van 13 juni 2001 tot en met 22 juni 2001 ingevolge artikel 183 van de Faillissementswet bij griffie van de rechtbank ter inzage gelegen. Aangezien tegen de uitdelingslijsten geen verzet is ingesteld zijn de faillissementen van verzoekers op 23 juni 2001 geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijsten. Nadat door de curator de betreffende betalingen zijn verricht is op 26 oktober 2001 de rekening op nul gesteld. Uit de door de procureur overgelegde stukken blijkt dat het faillissement van verzoekers is geëindigd op grond van artikel 193 Fw en tevens dat alle erkende schuldeisers volledig zijn voldaan. Vast staat dat dus geen der schuldeisers enige aanspraak meer zal kunnen maken op betaling jegens verzoekers.
Verzoekers zijn derhalve in hun verzoek ontvankelijk. Gelet op het feit dat de faillissementen van verzoekers met goedkeuring van de rechter-commissaris geconsolideerd zijn afgedaan is de rechtbank van oordeel dat onderhavige verzoeken van rehabilitatie bij één verzoekschrift mag worden gedaan.
2. Ingevolge artikel 208 Fw is het verzoek van rehabilitatie gepubliceerd. Binnen de in artikel 209 Fw gestelde termijn is geen verzet ingesteld.
3. Op grond van artikel 210 Fw heeft het Openbaar Ministerie op 22 januari 2004 schriftelijk laten weten dat tegen de rehabilitatie van verzoekers geen bezwaar bestaat.
4. Gelet op hierboven is vermeld is de rechtbank van oordeel dat er door verzoekers bewijs is geleverd dat alle erkende schuldeisers tot tevredenheid van ieder van hen zijn voldaan. Nu er door het openbaar ministerie ook geen bezwaar bestaat tegen rehabilitatie moet op grond van artikel 210 Fw derhalve de rehabilitatie worden toegestaan. Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 211 Fw geen hoger beroep noch cassatie open
5. Het vonnis wordt ter openbare terechtzitting uitgesproken en ingeschreven in het in artikel 19 Fw bedoelde register.
6. Ondanks dat de wet niet voorschrijft dat onderhavige vonnis wordt gepubliceerd, bepaalt de rechtbank dat publicatie in de Leeuwarder Courant en op internet zal plaatsvinden.
7. Bepaalt dat kosten van dit verzoekschrift, zijnde het griffierecht, alsmede de kosten van de publicaties voor rekening van verzoekers komen
BESLISSING
De rechtbank:
-wijst het verzoek van rehabilitatie van verzoekers toe;
-verstaat dat tegen dit vonnis geen hoger beroep noch cassatie open staat;
-verstaat dat het vonnis wordt ingeschreven in het artikel 19 Fw bedoelde register;
- bepaalt dat het vonnis wordt gepubliceerd in de Leeuwarder Courant en op internet
- bepaalt dat de kosten van dit verzoekschrift, zijnde het griffierecht ad 205,00 euro alsmede de kosten van de publicaties ad 190,00 euro voor rekening van verzoekers komen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.T. Buijtenhuijs, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 29 januari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
183