ECLI:NL:RBLEE:2004:AO2987
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afstamming en huwelijksbeletselen in incestueuze relaties
In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 4 februari 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het vaderschap. Verzoekster, geboren in Amsterdam, stelt dat haar moeder een halfzuster is van de persoon van wie zij het vaderschap wil laten vaststellen. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 1:207 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de vaststelling van het vaderschap niet kan plaatsvinden indien er huwelijksbeletselen bestaan tussen de man en de moeder van het kind, zoals geregeld in artikel 1:41 BW. Verzoekster betoogt dat er geen huwelijksbeletselen bestaan tussen halfbroers en halfzusters, en dat de wettelijke regeling in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven beschermt.
De rechtbank wijst erop dat de huwelijksbeletselen van artikel 1:41 BW ook van toepassing zijn op de relatie tussen halfbroers en halfzusters. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke regeling geen ontoelaatbare inmenging vormt in het recht op eerbiediging van het gezinsleven, maar noodzakelijk is ter bescherming van de goede zeden. De rechtbank verwijst naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel Herziening van het afstammingsrecht, waarin wordt benadrukt dat het belang van het kind en de goede zeden gediend zijn bij handhaving van het huwelijksverbod.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het verzoek van verzoekster moet worden afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden van artikel 1:207 BW kan worden voldaan, zelfs niet na een positief DNA-onderzoek. De beschikking kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de verzoekster verplicht is een advocaat in te schakelen voor het instellen van hoger beroep.