ECLI:NL:RBLEE:2004:AO4819

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
4 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17050163-01 VON
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van snelheidsmeting obstructie

Op 4 maart 2004 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het beletten, belemmeren of verijdelen van een snelheidsmeting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek dat door de opsporingsinstanties was uitgevoerd, onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank merkte op dat er niet of onvoldoende was onderzocht welke apparatuur in of aan het voertuig van de verdachte was aangebracht. Dit was van groot belang, gezien de diversiteit van de verkrijgbare apparatuur en de verscheidenheid in de werking daarvan. Daarnaast was er geen of onvoldoende bewijs dat de apparatuur operationeel was en dat deze werkte op een wijze die strookte met de verdenking. De rechtbank concludeerde dat de bewijsmiddelen niet voldoende waren om aan te nemen dat de verdachte opzet had om de snelheidsmeting te beletten of te belemmeren.

De rechtbank heeft de verdachte, die niet was verschenen, verstek verleend. De telastelegging was bijgevoegd aan het vonnis, en eventuele schrijffouten of kennelijke misslagen in de telastelegging werden verbeterd gelezen zonder dat de verdachte hierin in zijn belangen was geschaad. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet bewezen was wat de verdachte was telastegelegd en heeft zij de verdachte vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld in een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VONNIS
Uitspraak: 4 maart 2004
Parketnummer: 17/050163-01
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 20 februari 2004.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
VRIJSPRAAK
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte telaste is gelegd. De rechtbank baseert dit oordeel onder andere op volgende overwegingen:
- het ingestelde onderzoek - althans de weergave daarvan in het proces-verbaal - is onvoldoende geweest. Zo is niet of onvoldoende onderzocht welke apparatuur in of aan het voertuig was aangebracht, hetgeen gelet op de diversiteit van de verkrijgbare apparatuur en de verscheidenheid in de werking daarvan van groot belang is;
- er is niet of onvoldoende vastgesteld of de apparatuur van het gecontroleerde voertuig zodanig operationeel was dat die apparatuur werkte op een wijze die strookte met de verdenking tot het beletten, belemmeren of verijdelen van een snelheidsmeting;
- er is geen of onvoldoende onderzoek verricht naar de mogelijke juistheid van de verklaring van verdachte dat de gebezigde apparatuur een alternatieve aanwending mogelijk maakte;
- de bewijsmiddelen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet redengevend voor de conclusie dat verdachte de opzet heeft gehad op het beletten, belemmeren of verijdelen van de snelheidsmeting.
Verdachte zal derhalve van het telastegelegde worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. G. Bracht en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door mr. R.T. Wietzes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 maart 2004.