ECLI:NL:RBLEE:2004:AO8909

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
6 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080005-04 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en mishandeling met betrekking tot graven op de Noorderbegraafplaats te Leeuwarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 6 mei 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal en mishandeling. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in PI Noord, werd ervan beschuldigd in de periode van 4 januari 2004 tot en met 16 januari 2004 meermalen koperen hekjes en andere voorwerpen te hebben weggenomen van graven op de Noorderbegraafplaats te Leeuwarden. Dit gebeurde zowel alleen als in vereniging met een ander. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van letsel aan een persoon op 30 augustus 2003.

De rechtbank oordeelde dat de diefstal bewezen was, waarbij de verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van braak. De mishandeling werd echter niet bewezen geacht, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 250 aan de eerste benadeelde partij en € 75 aan de tweede benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de vordering van een derde benadeelde partij niet ontvankelijk was en dat deze alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters bijgestaan werden door een griffier.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 6 mei 2004
Parketnummer: 17/080005-04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei, Leeuwarden
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 22 april 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Kaaij, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 2. primair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1. en 2. subsidiair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 4 januari 2004 tot en met 11 januari 2004 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, alleen, en in de periode van 12 januari 2004 tot en met 16 januari 2004 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen telkens een hoeveelheid koperen hekjes en/of buizen en/of kransen en/of bollen, afkomstig van graven van de Noorderbegraafplaats te Leeuwarden, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2. subsidiair
hij op 30 augustus 2003 te Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], met kracht een klap tegen zijn neus heeft gegeven, waardoor deze letsel
heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
1.
Ten aanzien van de periode van 4 januari 2004 tot en met 11 januari 2004:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
Ten aanzien van de periode van 12 januari 2004 tot en met 16 januari 2004:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
2. subsidiair
Mishandeling.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport van de Dr. Kuno van Dijk Stichting, d.d. 6 april 2004;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. en 2. subsidiair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling. Voorts heeft hij zich in een periode van twee weken meermalen begeven naar de Noorderbegraafplaats te Leeuwarden om aldaar van tientallen graven hoeveelheden koper weg te nemen. Verdachte heeft de eerste week alleen en de tweede week samen met een ander gehandeld. Voor het plegen van dergelijke diefstallen, in die frequentie, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van een aantal maanden in beginsel passend.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee:
- de door verdachte toegebrachte emotionele schade aan de nabestaanden is groot;
- verdachte is gedurende de afgelopen vijf jaren veroordeeld terzake van soortgelijke feiten.
De rechtbank acht geen strafverminderende omstandigheden aanwezig.
Blijkens de rapportage is er gevaar voor herhaling in de toekomst. Verdachte heeft ten aanzien van zijn alcoholverslaving en daarmee samenhangende problemen geen hulpvraag en derhalve zullen naar alle waarschijnlijk alle factoren die tot recidive kunnen leiden nog aanwezig zijn wanneer verdachte uit detentie komt.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is.
BENADEELDE PARTIJ
[benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
BENADEELDE PARTIJ
[benadeelde partij 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
BENADEELDE PARTIJ
[benadeelde partij 3], heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door gemeente Leeuwarden geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, die wordt betwist, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 2. subsidiair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [adres benadeelde partij 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250 (zegge: tweehonderd en vijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 250 (zegge: tweehonderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [adres benadeelde partij 2], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 75 (zegge: vijfenzeventig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 75 (zegge: vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van een dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 75 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3], niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Martini, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 mei 2004.
Mr. De Vries en mr. Koelman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.