ECLI:NL:RBLEE:2004:AO9738

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
134286 /CV EXPL 03-4157
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van vergoede ziektekosten door zorgverzekeraar afgewezen wegens onredelijk bezwarend beding

In deze zaak heeft de onderlinge waarborgmaatschappij De Friesland Zorgverzekeraar U.A. een vordering ingesteld tegen [X] tot terugbetaling van reeds vergoede ziektekosten. De vordering is gebaseerd op de algemene voorwaarden van De Friesland, waarin staat dat het recht op vergoeding vervalt bij niet-tijdige betaling van de premie. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 20 februari 2004 geoordeeld dat de vordering tot terugbetaling van de nota's ongegrond is. De Friesland heeft de algemene voorwaarden pas op verzoek van de kantonrechter in het geding gebracht, wat als onwenselijk werd beschouwd. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of het beding in de algemene voorwaarden oneerlijk is, in lijn met de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 2002. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beding, dat zonder voorafgaande melding aan de verzekerde het recht op uitkering vervalt bij niet-tijdige betaling, als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt. Dit betekent dat De Friesland geen beroep kan doen op het verval van dekking, omdat zij pas achteraf heeft gewezen op de gevolgen van de niet-tijdige betaling. De vordering tot terugbetaling van de reeds vergoede nota's is daarom afgewezen.

De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en rente toegewezen, maar deze kosten zijn gematigd. [X] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.742,42 aan De Friesland, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is [X] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op basis van het toe te wijzen bedrag. Het vonnis is uitgesproken op 7 mei 2004 door mr. A. van der Meer, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
VONNIS
134286 /CV EXPL 03-4157
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ DE FRIESLAND ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: Oordijk & Partners,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats], [woonplaats],
gedaagde,
procederende in persoon.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Ingevolge het tussenvonnis van 20 februari 2004 heeft De Friesland een akte genomen, onder overlegging van een productie, waarna [x] een antwoordakte heeft genomen.
Vervolgens is wederom vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
2. De kantonrechter neemt hier de inhoud van voormeld tussenvonnis over.
3. Zoals reeds overwogen in meergenoemd tussenvonnis, acht de kantonrechter de vordering ter zake premie ad € 1.418,74 toewijsbaar.
Ten aanzien van de vordering tot terugbetaling van de nota's die door De Friesland zijn vergoed, is De Friesland in de gelegenheid gesteld de algemene voorwaarden waarop zij zich beroept in het geding te brengen, alsmede nadere informatie te verstrekken.
4. De Friesland heeft bij akte de artikelen 10.3 en 10.4 van haar algemene voorwaarden in het geding gebracht. Voorts heeft zij aangegeven dat de ten onrechte vergoede nota's van 15 maart, 25 april en 11 juni 2002 zijn ingevoerd op respectievelijk 8 april, 11 juni en 1 juli 2002 en dat deze nota's binnen een week na invoer zijn vergoed. De Friesland heeft [x] op 22 oktober 2002 voor de eerste maal schriftelijk meegedeeld dat ingediende of nog in te dienen nota's niet meer voor vergoeding in aanmerking komen en dat de reeds vergoede nota's teruggevorderd zullen worden. Deze mededeling is herhaald in de brieven van 16 december 2002 en 14 januari 2003.
5. [x] heeft bij antwoordakte betwist de algemene voorwaarden te hebben ontvangen. Ook heeft hij betwist de aanmaning van 22 oktober 2002 te hebben ontvangen.
6. De kantonrechter oordeelt als volgt.
6.1. Hoewel de vordering van De Friesland tot terugbetaling gebaseerd is op de door haar gehanteerde algemene voorwaarden, heeft zij deze voorwaarden - op verzoek van de kantonrechter - pas bij akte in het geding gebracht. Het ware wenselijk geweest wanneer De Friesland de grondslag van haar vordering in een eerder stadium nader had onderbouwd.
Artikel 10.3 van de voorwaarden luidt: "De premie wordt voldaan tegen afgifte van een door verzekeraar verstrekte kwitantie of tegen een ander daartoe door hem aangewezen bewijs van kwijting. Bij niet betaling van de premie binnen een maand na de vervaldatum, vervalt het recht op uitkering onverminderd de verplichting tot verdere premiebetaling.".
Artikel 10.4 luidt: "Het verval van recht op uitkering wordt geacht te zijn ingegaan op de eerste dag van het tijdvak waarover de achterstallige premie verschuldigd was. Als de achterstallige premie nog door verzekeraar wordt aanvaard, gaat het recht op uitkering weer in op de dag volgende op die, waarop deze premie ten kantore van verzekeraar is voldaan.".
6.2. Ingevolge de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 2002 dient de kantonrechter ambtshalve te toetsen of het onderhavige beding oneerlijk is. Gelijk de rechtbank Alkmaar in haar uitspraak van 19 maart 2003 (NJ 2003, 422) is de kantonrechter van oordeel dat het beding, waarbij zonder enige vorm van voorafgaande melding aan de verzekerde, het recht op uitkering vervalt indien de premie niet tijdig wordt voldaan, gelet ook op de daarmee gemoeide belangen, aangemerkt dient te worden als onredelijk bezwarend. Nu vaststaat dat De Friesland pas achteraf [x] heeft gewezen op dit gevolg van de niet tijdige betaling van de premie, komt De Friesland geen beroep toe op verval van de dekking.
Of [x] de algemene voorwaarden en/of de aanmaning van 22 oktober 2002 wel of niet heeft ontvangen, is derhalve niet van belang.
De vordering tot terugbetaling van de reeds vergoede nota's zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.
6.3. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente acht de kantonrechter als onweersproken toewijsbaar, met dien verstande dat de buitengerechtelijke incassokosten gelet op het vorenstaande zullen worden gematigd tot € 323,68. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de vervaldata van de premiebedragen.
6.4. Nu [x] ter zake de premiebetaling terecht in rechte is betrokken, zal hij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat deze zullen worden begroot op basis van het toe te wijzen bedrag.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [x] tot betaling aan De Friesland van een bedrag groot € 1.742,42 (zegge: éénduizendzevenhonderdtweeënveertig euro en tweeënveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.418,74 vanaf de vervaldata van de premiebedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [x] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van De Friesland begroot op € 270,-- wegens salaris en op € 243,16 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A. van der Meer, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 41