Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 1 juni 2004
Parketnummer: 17/081011-04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 18 mei 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Joure.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het onder 1, 2A, 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
[mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3], op 7 december 2003, te Steggerda, in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met elkaar en anderen, in een woning, gelegen aan de [adres slachtoffers 1, 2 en 3] te Steggerda, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] en een persoon genaamd [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, hebbende voornoemde [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3], tezamen en in vereniging met elkaar toen aldaar met dat opzet (onder meer)
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pistolen en een mes, getoond, in elk geval zichtbaar voor voornoemde personen aanwezig gehad en
- die pistolen en/of dat mes dreigend gericht op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
-vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "een verkeerde
beweging en je bent dood" en
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedwongen te gaan liggen en hun handen hun rug te doen en vervolgens de handen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (met handboeien) geboeid en de benen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan elkaar getaped en tape op/over de mond en over de ogen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geplakt en
-[slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "stil blijven en niet bewegen, anders gaat er een bom af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende enige tijd in een (slaap)kamer van die woning aan de [adres slachtoffers 1, 2 en 3] opgesloten en aldus die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] belet zich vrijelijk te bewegen
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 3], te dwingen iets te doen, te weten met voornoemde [mededader 1] en [mededader 3] naar een bankgebouw van de [slachtoffer 4] te Oldeberkoop te rijden en informatie/inlichtingen te verschaffen over de toegangscode van de kluis en/of de beveiliging van de kluis en dat bankgebouw en geld uit de kluis te pakken,
-welk vorengenoemd misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 7 december 2003, te Assen, althans in het arrondissement Assen en/of in het arrondissement Leeuwarden en/of het arrondissement Groningen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft medegepleegd,
welk medeplegen hierin (onder meer) heeft bestaan dat verdachte en een mededader
die [mededader 1] en die [mededader 2]
- hebben geattendeerd op het feit dat bij de [slachtoffer 4] te Oldeberkoop veel geld te halen viel en
- hebben geïnformeerd over de openings- en sluitingstijden van die voornoemde bank en gewezen op de internetsite www.olderberkoop.nl, waarop informatie en een plattegrond stond over het dorp Olderberkoop en een verwijzing naar de internetsite van die bank en
- hebben gewezen op de woning van die [slachtoffers 1, 2 en 3] en informatie hebben verschaft over het aantal aanwezige personen in die woning en
- hebben meegedeeld dat reeds (vele) voorbereidingshandelingen waren gepleegd en dat slechts reeds gemaakte plannen hoefde te worden uitgevoerd en vervolgens dat een deel van de buit aan verdachte en verdachtes mededader hoefde te worden afgegeven en
die [mededader 1] en die [mededader 2] pistolen en bivakmutsen en handboeien hebben verstrekt;
2.
A.) [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3], op 7 december 2003, te Oldeberkoop, in de gemeente Ooststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar en anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan de [slachtoffer 4], gevestigd aan de [adres slachtoffer 4] te Oldeberkoop, en/of derden, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3], de woning van die [slachtoffer 3], gelegen aldaar aan de [adres slachtoffers 1, 2 en 3] te Steggerda, zijn binnengedrongen, zulks terwijl zijn mededaders zichtbaar voor die [slachtoffer 3] gemaskerd waren en pistolen en een mes bij zich droegen en vervolgens dat pistool en dat mes dreigend gericht op het hoofd, althans op het lichaam van die [slachtoffer 3] en dreigend tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd: "Mond dicht houden, als u meewerkt kan het goed aflopen" en die [slachtoffer 3] met een stuk stof hebben geblinddoekt en die [slachtoffer 3] hebben gedwongen zijn handen op zijn rug te doen en vervolgens de handen van die [slachtoffer 3] met tape aan elkaar vastgemaakt en die [slachtoffer 3] hebben gedwongen, met verdachtes mededaders, naar het bankgebouw van voornoemde bank te rijden en informatie/inlichtingen te verschaffen over de toegangscode van de kluis en/of de beveiliging van de kluis en het bankgebouw en geld uit de kluis af te geven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
-welk vorengenoemd misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 7 december 2003, te Assen, althans in het arrondissement Assen en/of in het arrondissement Leeuwarden en/of het arrondissement Groningen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft medegepleegd
welk medeplegen hierin (onder meer) heeft bestaan dat verdachte en een mededader
die [mededader 1] en die [mededader 2]
- hebben geattendeerd op het feit dat bij de [slachtoffer 4] te Oldeberkoop veel geld te halen viel en
- hebben geïnformeerd over de openings- en sluitingstijden van die voornoemde bank en gewezen op de internetsite www.olderberkoop.nl, waarop informatie en een plattegrond stond over het dorp Olderberkoop en een verwijzing naar de internetsite van die bank en
- hebben gewezen op de woning van die [slachtoffers 1, 2 en 3] en informatie hebben verschaft over het aantal aanwezige personen in die woning en
- hebben meegedeeld dat reeds (vele) voorbereidingshandelingen waren gepleegd en dat slechts reeds gemaakte plannen hoefde te worden uitgevoerd en vervolgens dat een deel van de buit aan verdachte en verdachtes mededader hoefde te worden afgegeven en
die [mededader 1] en die [mededader 2] pistolen en bivakmutsen en handboeien hebben verstrekt;
B.) [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3]
op 7 december 2003, te Steggerda, in de gemeente Weststellingwerf en te Oldeberkoop, in de gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met elkaar en anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers zijn die [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3], tezamen en in vereniging met elkaar, opzettelijk en wederrechtelijk (onder meer) in de woning van die [slachtoffer 3], gelegen aldaar aan de [adres slachtoffers 1, 2 en 3] te Steggerda, zulks terwijl die [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3] zichtbaar voor die [slachtoffer 3] gemaskerd waren en pistolen en een mes bij zich droegen en vervolgens
- dat pistool en dat mes dreigend gericht op het hoofd, althans op het lichaam van die [slachtoffer 3] en
- dreigend tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd: "Mond dicht houden, als u meewerkt kan het goed aflopen" en
- die [slachtoffer 3] met een stuk stof hebben geblinddoekt en
- die [slachtoffer 3] hebben gedwongen zijn handen op zijn rug te doen en vervolgens de handen van die [slachtoffer 3] met tape aan elkaar vastgemaakt en
- die [slachtoffer 3] gedwongen in zijn auto te stappen en die [slachtoffer 3] gedwongen, verdachtes mededaders te vervoeren/brengen naar het bankgebouw van de [slachtoffer 4] te Olderberkoop
en aldus die [slachtoffer 3] belet zich vrijelijk te bewegen en
vrijelijk voornoemde woning en voornoemde auto te verlaten
-welk vorengenoemd misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 7 december 2003, te Assen, althans in het arrondissement Assen en/of in het arrondissement Leeuwarden en/of het arrondissement Groningen, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft medegepleegd
welk medeplegen hierin (onder meer) heeft bestaan dat verdachte en een mededader
die [mededader 1] en die [mededader 2]
- hebben geattendeerd op het feit dat bij de [slachtoffer 4] te Oldeberkoop veel geld te halen viel en
- hebben geïnformeerd over de openings- en sluitingstijden van die voornoemde bank en gewezen op de internetsite www.olderberkoop.nl, waarop informatie en een plattegrond stond over het dorp Olderberkoop en een verwijzing naar de internetsite van die bank en
- hebben gewezen op de woning van die [slachtoffers 1, 2 en 3] en informatie hebben verschaft over het aantal aanwezige personen in die woning en
- hebben meegedeeld dat reeds (vele) voorbereidingshandelingen waren gepleegd en dat slechts reeds gemaakte plannen hoefde te worden uitgevoerd en vervolgens dat een deel van de buit aan verdachte en verdachtes mededader hoefde te worden afgegeven en
die [mededader 1] en die [mededader 2] pistolen en bivakmutsen en handboeien hebben verstrekt;
3.
hij op 28 maart 2003, te Assen, in de gemeente Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kapsalon, gevestigd aan de [adres slachtoffer 5], weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 5], en zich daarbij de toegang tot die kapsalon te verschaffen door middel van braak door met een of meer van zijn mededaders, met behulp van een breekwerktuig, de toegangsdeur van die kapsalon heeft
geforceerd/opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 28 maart 2003, te Assen, in de gemeente Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (geldstort)kluis, welke kluis zich bevond in een winkelpand van de [slachtoffer 6] gevestigd aldaar aan de [adres slachtoffer 6], weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan de [slachtoffer 6], en zich daarbij de toegang tot die (geldstort)kluis te verschaffen en
dat weg te nemen geld en/of goedereren onder hun bereik te brengen door middel van verbreking, met een of meer van zijn mededaders, die (geldstort)kluis met een breekijzer en/of met een schroevendraaier, althans met gereedschap hebben bewerkt, (teneinde zich op die wijze de toegang tot die kluis te verschaffen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 22 maart 2003, te Assen, in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (winkel)pand waarin zich een broodbakkerij bevond, gevestigd aldaar aan de [adres slachtoffer 7], heeft weggenomen een kluis, inhoudende onder meer een geldbedrag en bestelboeken en een lettertang,
toebehorende aan [slachtoffer 7], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
De voortgezette handeling van:
1. Medeplegen van gijzeling.
2A. Afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
2B. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
3. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
4. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2A, 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Verdachte is betrokken geweest bij overval op een echtpaar en hun zoon, waarbij gebruik is gemaakt van een tweetal vuurwapens en een mes.
Bij de overval, die is uitgevoerd door drie mededaders, zijn onder meer de pistolen gericht op slachtoffers, zijn zij -mede met het mes- bedreigd en aan handen en voeten vastgetaped. Ook zijn ogen en mond dichtgeplakt.
Verdachten droegen zwarte bivakmutsen.
Moeder en zoon zijn, bewaakt door een der verdachten, opgesloten in een slaapkamer, nadat zij aldaar op de grond moesten gaan liggen. Onderhand is de man -beducht voor de mogelijke ernstige gevolgen voor zijn vrouw en zoon- gedwee met de twee andere verdachten naar de bank gereden, alwaar hij -begrijpelijkerwijs- al het mogelijke heeft gedaan om aan de wensen van de verdachten tegemoet te komen. Uiteindelijk is de bank niet beroofd kunnen worden, omdat de ruimten waarin het geld zich bevond, niet bereikt konden worden.
Al met al is er van dit misdadig handelen van verdachten grote dreiging uitgegaan, welke dreiging -zoals ter terechtzitting aannemelijk is geworden- met name bij de vrouw en de zoon grote psychische schade heeft nagelaten. Het is de vraag of zij deze gebeurtenissen ooit geheel zullen kunnen verwerken.
Verdachtes rol in deze is geweest dat hij samen met zijn neef en mededader deze overval heeft bedacht en zorgvuldig voorbereid. Voorts hebben hij en zijn neef anderen benaderd en deze er toe bewogen de overval feitelijk te plegen. Zij zijn het voorts geweest die de drie feitelijke plegers ook hebben voorzien van de wapens, de bivakmutsen en de tape.
Verder hebben ze bedongen dat ze zouden meedelen in de opbrengst.
Dergelijke overvallen veroorzaken grote angst in de samenleving. Burgers kunnen zich kennelijk in hun eigen huis niet meer veilig voelen.
Als strafverzwarende omstandigheden wegen mee:
Verdachte heeft nadat de overval was bedacht en voorbereid voor de feitelijke uitvoering daarvan anderen ertoe bewogen de overval te plegen. Twee van deze jongens waren nog minderjarig, de ander net achttien. Het betrekken van zulke jonge mensen bij de uitvoering van ernstige delicten is bijzonder ernstig en dient zwaar mee te wegen in de bepaling van de hoogte van de straf.
Naast de overval zijn nog een drietal inbraken cq pogingen daartoe bewezenverklaard en voort is verdachte eerder terzake vermogensdelicten, waarbij ook sprake is geweest van geweld, veroordeeld.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank niet de indruk gekregen dat verdachte zich al te veel gelegen laat liggen aan de effecten die onderhavige gedragingen in het maatschappelijk leven teweeg brengen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank mee moet brengen dat het recidivegevaar hoog moet worden ingeschat.
Strafverlichtende omstandigheden zijn niet aannemelijk geworden.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de beveiliging van de samenleving tegen verdachte van doorslaggevende betekenis moet zijn bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf. De door de officier van justitie gevorderde straf acht de rechtbank vanuit dat gezichtspunt dan ook een passende reactie op de gedragingen van verdachte en zij zal deze straf dan ook opleggen.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De rechtbank acht de inbeslaggenomen GSM telefoon vatbaar voor verbeurdverklaring nu de onder 1, 2A en 2B bewezenverklaarde feiten met behulp van dit goed zijn begaan en deze toebehoort aan verdachte.
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen kentekenplaat ([kenteken]) en de inbeslaggenomen handschoenen.
De rechtbank gelast de teruggave aan de [slachtoffer 4] van het inbeslaggenomen gereedschap, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
[slachtoffer 4] t.a.v. [gemachtigde] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de bank geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2A telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot de niet werkbare uren van het bankpersoneel, te weten een bedrag van € 5200,00, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij voor wat betreft deze schade niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de overig gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 1290,88.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2A en 2B telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot het vervangen van de vloerbedekking, te weten een bedrag van € 1500,00 niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij voor wat betreft deze schade niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de overig gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en zal deze hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 5199,93. Van dit bedrag zal € 5000,00 (immateriële schade) bij wijze van voorschot toegekend worden.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en zal deze bij wijze van voorschot, hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en zal deze hoofdelijk toewijzen. Het immateriële gedeelte van de vordering, te weten € 5000,00 zal bij wijze van voorschot toegekend worden.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 56, 57, 282, 282A, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het 1, 2A, 2B, 3, 4 en 5 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen GSM telefoon.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 4], gevestigd te [woonplaats], [adres slachtoffer 4], van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven gereedschap.
Gelast de bewaring van de inbeslaggenomen kentekenplaat ([kenteken]) en handschoenen ten behoeve van de rechthebbenden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] t.a.v. [gemachtigde], gevestigd te [woonplaats], [adres slachtoffer 4], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1290,88 (zegge: twaalfhonderdnegentig euro en achtentachtig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] t.a.v. [gemachtigde], te betalen een som geld ten bedrage van € 1290,88 (zegge: twaalfhonderdnegentig euro en achtentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1290,88 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] t.a.v. [gemachtigde], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5199,93 (zegge: eenenvijftighonderd en negen en negentig euro en drie en negentig cent), waarvan € 5000,00 bij wijze van voorschot, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 5199,93 (zegge:eenenvijftighonderd en negen en negentig euro en drie en negentig cent euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 103 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5199,93 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5000,00 (zegge: vijfduizend euro), bij wijze van voorschot, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 5000,00 (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5000,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5060,00 (zegge: vijfduizend en zestig euro), waarvan € 5000,00 bij wijze van voorschot, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 5060,00 (zegge: vijfduizend en zestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 101 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5060,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2004.