ECLI:NL:RBLEE:2004:AP0419

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/082026-03 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval met gijzeling en wapenbezit met deels vrijspraak en deels veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 1 juni 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op 7 december 2003 in Steggerda en Oldeberkoop. De verdachte, geboren in Rwanda en thans gedetineerd in een jeugdinrichting, werd beschuldigd van het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van meerdere slachtoffers, waaronder gijzeling en bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met mededaders een echtpaar en hun zoon had overvallen, waarbij zij gewapend waren met pistolen en een mes. De slachtoffers werden gedwongen om te gaan liggen, geboeid en bedreigd met de dood. De rechtbank achtte de feiten bewezen, maar sprak de verdachte vrij van enkele andere telastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij het meerderjarigenstrafrecht werd toegepast, gezien de ernst van de feiten en de persoonlijkheid van de verdachte. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de overval, en werd de verdachte verplicht om deze schade te vergoeden. De rechtbank benadrukte de grote impact van de overval op de slachtoffers en de samenleving, en de noodzaak om dergelijke misdrijven streng te bestraffen.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 1 juni 2004
Parketnummer: 17/082026-03
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Jeugdinrichting "Het Poortje" te Groningen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 23 april 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.F. Hoekstra, advocaat te Drachten.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 3A en 3B telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1, 2A en 2B telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 december 2003, te Steggerda, in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, gelegen aan de [adres slachtoffers 1, 2 en 3] te Steggerda, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] en een persoon genaamd [slachtoffer 2], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, toen aldaar met dat opzet (onder meer)
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pistolen en een mes, getoond, in elk geval zichtbaar voor voornoemde personen aanwezig gehad en
- die pistolen en/of dat mes dreigend gericht op het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
-vervolgens dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "een verkeerde beweging en je bent dood" en
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedwongen te gaan liggen en hun handen hun rug te doen en vervolgens de handen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (met handboeien) geboeid en de benen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan elkaar getaped en tape op/over de mond en over de ogen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geplakt en
-[slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "stil blijven en niet bewegen, anders gaat er een bom af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende enige tijd in een (slaap)kamer van die woning aan de [adres slachtoffers 1, 2 en 3] opgesloten en aldus die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] belet zich vrijelijk te bewegen
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 3], te dwingen iets te doen, te weten met verdachte en met verdachtes mededader naar een bankgebouw van de [slachtoffer 4] te Oldeberkoop te rijden en informatie/inlichtingen te verschaffen over de toegangscode van de kluis en/of de beveiliging van de kluis en dat bankgebouw en geld uit de kluis te pakken;
2.
A.) hij op 7 december 2003, te Oldeberkoop, in de gemeente Ooststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan de [slachtoffer 4],gevestigd aan de [adres slachtoffer 4] te Oldeberkoop, en/of derden, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn, verdachtes, mededaders de woning van die [slachtoffer 3], gelegen aldaar aan de [adres slachtoffers 1, 2 en 3] te Steggerda, zijn binnengedrongen, zulks terwijl verdachte en zijn mededaders zichtbaar voor die [slachtoffer 3] gemaskerd waren en pistolen en een mes bij zich droegen en vervolgens dat pistool en dat mes dreigend gericht op het hoofd, althans op het lichaam van die [slachtoffer 3] en dreigend tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd: "Mond dicht houden, als u meewerkt kan het goed aflopen" en die [slachtoffer 3] met een stuk stof hebben geblinddoekt en die [slachtoffer 3] hebben gedwongen zijn handen op zijn rug te doen en vervolgens de handen van die [slachtoffer 3] met tape aan elkaar vastgemaakt en die [slachtoffer 3] hebben gedwongen, met verdachte en met verdachtes mededader, naar het bankgebouw van voornoemde bank te rijden en informatie/inlichtingen te verschaffen over de toegangscode van de kluis en/of de beveiliging van de kluis en het bankgebouw en geld uit de kluis af te geven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
B.) hij op 7 december 2003, te Steggerda, in de gemeente Weststellingwerf en te Oldeberkoop, in de gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers is verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk en wederrechtelijk onder meer in de woning van die [slachtoffer 3], gelegen aldaar aan de [adres slachtoffers 1, 2 en 3] te Steggerda, binnengedrongen, zulks terwijl verdachte en zijn mededaders zichtbaar voor die [slachtoffer 3] gemaskerd waren en pistolen en een mes bij zich droegen en vervolgens
- dat pistool en dat mes dreigend gericht op het hoofd, althans op het lichaam van die [slachtoffer 3] en
- dreigend tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd: "Mond dicht houden, als u meewerkt kan het goed aflopen" en
- die [slachtoffer 3] met een stuk stof hebben geblinddoekt en
- die [slachtoffer 3] hebben gedwongen zijn handen op zijn rug te doen en vervolgens de handen van die [slachtoffer 3] met tape aan elkaar vastgemaakt en
- die [slachtoffer 3] gedwongen in zijn auto te stappen en die [slachtoffer 3] gedwongen, verdachte en verdachtes mededader te vervoeren/brengen naar het bankgebouw van de [slachtoffer 4] te Olderberkoop
en aldus die [slachtoffer 3] belet zich vrijelijk te bewegen en vrijelijk voornoemde woning en voornoemde auto te verlaten.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
De voortgezette handeling van:
1. Medeplegen van gijzeling.
2A. Afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
2B. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de ernst van de gepleegde feiten, de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, het meerderjarigenstrafrecht toegepast dient te worden.
Voorts neemt de rechtbank bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport, de psychiatrische rapportage, de psychologische rapportage en de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2A, 2B, 3A en 3B telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Verdachten hebben op een winteravond in december 2003 -twee van hen gewapend met een pistool en de derde met een mes- een overval gepleegd op een echtpaar en een zoon.
Deze overval was, mede op aanwijzing van twee andere mededaders, goed gepland en had ten doel de man te bewegen hen toegang te verschaffen tot de bank waar hij werk zaam was en aldaar geld te bemachtigen.
Daarbij zijn onder meer de pistolen gericht op slachtoffers, zijn zij -mede met het mes- bedreigd en aan handen en voeten vastgetaped. Ook zijn ogen en mond dichtgeplakt.
Verdachten droegen zwarte bivakmutsen.
Moeder en zoon zijn, bewaakt door een der verdachten, opgesloten in een slaapkamer, nadat zij aldaar op de grond moesten gaan liggen. Onderhand is de man -beducht voor de mogelijke ernstige gevolgen voor zijn vrouw en zoon- gedwee met de twee andere verdachten naar de bank gereden, alwaar hij -begrijpelijkerwijs- al het mogelijke heeft gedaan om aan de wensen van de verdachten tegemoet te komen. Uiteindelijk is de bank niet beroofd kunnen worden, omdat de ruimten waarin het geld zich bevond, niet bereikt konden worden.
Al met al is er van dit misdadig handelen van verdachten grote dreiging uitgegaan, welke dreiging -zoals ter terechtzitting aannemelijk is geworden- met name bij de vrouw en de zoon grote psychische schade heeft nagelaten. Het is de vraag of zij deze gebeurtenissen ooit geheel zullen kunnen verwerken.
Dergelijke overvallen veroorzaken grote angst in de samenleving. Burgers kunnen zich kennelijk in hun eigen huis niet meer veilig voelen, zelfs niet in het geval dat een stelletje snotneuzen zo nodig geld moet hebben.
Als strafverzwarende omstandigheden wegen mee:
Verdachte is reeds eerder met politie en justitie in aanraking gekomen terzake van geweldsdelicten en is op 5 december 2002 door de kinderrechter veroordeeld tot een werkstraf voor het niet-voldoen aan een ambtelijk bevel en diefstal.
Uit de rapporten van de psychiater, psycholoog, Raad voor de Kinderbescherming en de Reclassering kan onder meer blijken dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag, deze buiten zichzelf legt, en dat de bevrediging van eigen behoeften -met name het genereren van geld- erg op de voorgrond staat, welke bevrediging door crimineel gedrag wordt verwezenlijkt.
Ondanks zijn gedragsproblematiek is verdachte volgens de deskundigen volledig toerekeningsvatbaar en heeft hij er weloverwogen voor gekozen aan de overval mee te doen.
Nu de motivatie tot een eventuele behandeling nihil is het volgens hen niet te verwachten dat verdachte niet zal recidiveren. De psychiater spreekt in dit verband van een verhoogd recidiverisico inzake grensoverschrijdend gedrag, waarbij zeer ernstige dreiging met geweld niet wordt geschuwd.
Als strafverlichtende omstandigheden wegen mee:
Verdachte is op zeer jonge leeftijd geconfronteerd met extreem geweld ten tijde van de oorlog in Rwanda. Zijn ouders zijn vermoedelijk overleden, verdachte is zonder documenten op 15 maart 1995 Nederland binnengereisd. Na enige omzwervingen in Nederland bewoonde verdachte inmiddels een eigen kamer in [woonplaats].
Uit voormelde rapporten blijkt anderzijds dat verdachte door het oorlogsgeweld ernstig is getraumatiseerd, hetgeen zich heeft geuit in ernstige verharding en meedogenloosheid.
De rechtbank is op grond van een en ander van oordeel dat verdachte -met toepassing van het meerderjarigenstrafrecht- dient te worden veroordeeld tot een aanzienlijke vrijheidsstraf van na te melden duur.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte van na te noemen inbeslaggenomen goederen gelasten, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 4] t.a.v. [gemachtigde] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de bank geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2A telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot de niet werkbare uren van het bankpersoneel, te weten een bedrag van € 5200,00, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij voor wat betreft deze schade niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de overig gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 1290,88.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 2A en 2B telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot het vervangen van de vloerbedekking, te weten een bedrag van € 1500,00 niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij voor wat betreft deze schade niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de overig gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en zal deze hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 5199,93. Van dit bedrag zal € 5000,00 (immateriële schade) bij wijze van voorschot toegekend worden.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en zal deze bij wijze van voorschot, hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en zal deze hoofdelijk toewijzen. Het immateriële gedeelte van de vordering, te weten € 5000,00 zal bij wijze van voorschot worden toegekend.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 3A en 3B telastegelegde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu de verdachte van de onder 3A en 3B telastegelegde feiten wordt vrijgesproken en er derhalve met betrekking tot deze feiten geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 3A en 3B telastegelegde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu de verdachte van de onder 3A en 3B telastegelegde feiten wordt vrijgesproken en er derhalve met betrekking tot deze feiten geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 56, 57, 77b, 282, 282A en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3A en 3B is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het 1, 2A en 2B telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding en schoenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] t.a.v. [gemachtigde], gevestigd te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1290,88 (zegge: twaalfhonderdnegentig euro en achtentachtig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] t.a.v. [gemachtigde], te betalen een som geld ten bedrage van € 1290,88 (zegge: twaalfhonderdnegentig euro en achtentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1290,88 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] t.a.v. [gemachtigde], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5199,93 (zegge: eenenvijftighonderd en negen en negentig euro en drie en negentig cent), waarvan € 5000,00 bij wijze van voorschot, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 5199,93 (zegge:eenenvijftighonderd en negen en negentig euro en drie en negentig cent euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 103 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5199,93 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5000,00 (zegge: vijfduizend euro), bij wijze van voorschot, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 5000,00 (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5000,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5060,00 (zegge: vijfduizend en zestig euro), waarvan € 5000,00 bij wijze van voorschot, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 5060,00 (zegge: vijfduizend en zestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 101 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5060,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk is in de vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet ontvankelijk is in de vordering. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter tevens kinderrechter, mr. O. Anjewierden en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2004.