ECLI:NL:RBLEE:2004:AP1239

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
11 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080236-03 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en mishandeling met meerdere slachtoffers

Op 11 mei 2004 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in PI De Wieling, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van verschillende slachtoffers. De feiten vonden plaats in oktober 2001 en op 27 december 2003. De rechtbank heeft de verdediging van de raadsman, die stelde dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard moest worden wegens overschrijding van de redelijke termijn, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de termijn pas begon te lopen toen de verdachte in december 2003 voor het eerst werd gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 december 2003, samen met anderen, met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moeten worden vergoed. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met uitzondering van een vordering die niet ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en zich aan de voorschriften van de reclassering te houden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 11 mei 2004
Parketnummer: 17/080236-03
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/075122-04.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de ter terechtzitting gevoegde zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in PI De Wieling, locatie De Marwei te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 27 april 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.B.G.T. von Bóné, advocaat te Rotterdam.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van de dagvaardingen gehecht, waaruit de inhoud van de telasteleggingen geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 1. primair de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
VERWEREN
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie in de zaak met parketnummer 17/075122-04 niet ontvankelijk verklaard moet worden wegens overschrijding van de redelijke termijn, hetwelk in strijd is met artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De strafbare feiten zijn gepleegd in oktober 2001 maar verdachte is voor het eerst in december 2003 hierover gehoord. Alstoen is de termijn waarnaar de raadsman verwijst begonnen te lopen. Van undue delay is geen sprake.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 2. primair, 2. subsidiair, 3. primair en 3. subsidiair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 1. primair en het in de zaak met parketnummer 17/075122-04 onder 1. primair en 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 17/080236-03:
1. primair
hij op 27 december 2003, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 4] met een klauwhamer en/of met gebalde vuisten in het gezicht en/of tegen een arm heeft geslagen en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
parketnummer 17/075122-04
1. primair
hij op 12 oktober 2001, te Spijkenisse, in de gemeente Spijkenisse, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 5] een vuistslag tegen het hoofd heeft gegeven en die [slachtoffer 5] meermalen, tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 12 oktober 2001, te Spijkenisse, in de gemeente Spijkenisse, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 6] tegen het hoofd heeft geslagen en [slachtoffer 7] tegen het hoofd heeft geslagen en elders tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor die [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
parketnummer 17/080236-03
1. primair Medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachte rade.
parketnummer 17/075122-04
1. primair Poging tot zware mishandeling.
2. Mishandeling, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het psychiatrisch briefrapport en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en het in de zaak met parketnummer 17/075122-04 onder 1. primair en 2. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en oplegging van een contactverbod met [slachtoffer 8], alsmede hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee:
- het door verdachte genomen risico was groot, gelet op het feit dat een hamer is gehanteerd had het misdrijf aanzienlijk zwaardere gevolgen kunnen hebben;
Als strafverminderende omstandigheden weegt de rechtbank mee:
- het tijdsverloop tussen het plegen en de berechting van het feit met parketnummer 07512204;
- de jonge leeftijd van verdachte;
- verdachte heeft geen relevante documentatie.
Verdachte heeft zich in oktober 2001, terwijl hij toen nog minderjarig was, schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en twee mishandelingen, waar niet alleen zijn ex-vriendin, maar ook twee andere personen slachtoffer van werden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de begane feiten, de persoon van verdachte en de samenloop met het feit van 27 december 2003 toepassing van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht (meerderjarigenstrafrecht) passend is.
Op 27 december 2003 is wederom sprake van een ernstig geweldsdelikt, ditmaal met vier slachtoffers. Verdachte legt hierbij telkens de verantwoordelijkheid en de schuld bij anderen. Van een psychiatrisch toestandsbeeld is volgens psychiater [betrokkene] in zijn rapport van 30 januari 2004 geen sprake. Teneinde dergelijk agressief gedrag in de toekomst te voorkomen dient verdachte echter in te zien dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn doen en laten. Ook uit de reclasseringsrapportage komt naar voren dat verdachte zal moeten leren eigen keuzes te maken en de consequenties daarvan te dragen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het gegeven dat sprake is van herhaald agressief gedrag acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden op zijn plaats. De rechtbank zal deze gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen om verdachte op het goede spoor te houden en hem te weerhouden van het begaan van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank zal naar aanleiding van het strafadvies van de reclassering daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht opleggen, met de maximale proeftijd van drie jaren.
BENADEELDE PARTIJEN
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade (betrekking hebbende op de posten broek, pleisters en stomerij) tot een bedrag van € 77,05 en de gestelde immateriële schade ad € 1.500,00 voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dat deel van de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve -bij wijze van voorschot- gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat het overige deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade (betrekking hebbende op de posten eigen risico en porto- en telefoonkosten) tot een bedrag van € 23,00 en de gestelde immateriële schade ad € 850,00 voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dat deel van de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve -bij wijze van voorschot- gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar. De rechtbank is van oordeel dat het overige deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 1. primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 8] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 2. en 3. telastegelegde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard nu verdachte van die feiten vrijgesproken wordt.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47, 57, 77b, 300, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 2. primair, 2. subsidiair, 3. primair en 3. subsidiair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/080236-03 onder 1. primair en het in de zaak met parketnummer 17/075122-04 onder 1. primair en 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot DRIE MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], -bij wijze van voorschot- toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.577,05 (zegge: vijftienhonderd zevenenzeventig euro en vijf eurocent euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.577,05 (zegge: vijftienhonderd zevenenzeventig euro en vijf eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 31 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.577,05 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: eenduizend euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00 (zegge: eenduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te [adres slachtoffer 3], -bij wijze van voorschot- toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 873,00 (zegge: achthonderd drieenzeventig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een som geld ten bedrage van € 873,00 (zegge: achthonderd drieenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 873,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [adres slachtoffer 4], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 150,00 (zegge: eenhonderdvijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], te betalen een som geld ten bedrage van € 150,00 (zegge: eenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 mei 2004.
Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.