Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
2.1. [eiser] heeft zelfstandig de praktijk van huisarts uitgeoefend te [W.], welke praktijk apotheekhoudend was.
2.2. Bij overeenkomst van praktijkoverdracht van 6 juli 2000 zijn [eiser] en G.R. [W.] overeengekomen dat [eiser] op 1 december 2000 zijn huisartsenpraktijk overdraagt aan G.R. [W.] voor een bedrag van ƒ 350.000,00. Het praktijkpand van [eiser] is niet in de koop betrokken. [eiser] is thans nog steeds eigenaar van dit pand.
2.3. Artikel 5 van de hiervoor genoemde overeenkomst tussen [eiser] en [W.] luidt als volgt:
Artikel 5 Het concurrentiebeding
1. Partij [eiser] verplicht zich, behoudens uitdrukkelijke, schriftelijke, toestemming van partij [W.] of zijn rechtverkrijgenden, gedurende een periode van 10 jaar, te rekenen vanaf de overdrachtsdatum noch zelfstandig noch in dienstverband zijn beroep als vermeld in de aanhef uit te oefenen, noch direct of indirect bij een zodanige praktijkuitoefening betrokken te zijn, in het gebied, dat ontstaat indien men een cirkel maakt met [W.] als middelpunt en een straal hanteert van 9 kilometer.
2. Het bepaalde in lid 1 geldt op straffe van een door partij [eiser] te verbeuren dadelijk opeisbare boete ten bedrage van ƒ 2.000,00 (zegge tweeduizend gulden) voor elke dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd de verplichting voor partij [eiser] tot naleving van onderhavig concurrentie-beding en tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien en voorzover deze de boete overtreffen.
2.4. Op 11 oktober 2002 is [W.] overleden. De erven [W.] hebben vervolgens een overeenkomst gesloten met [gedaagden], inhoudende dat zij de praktijk van [W.] op 1 april 2003 zullen overdragen aan [gedaagden] en wel voor een bedrag van 300.000,00 euro, alsmede een bedrag van 165.000,00 euro voor de overname van het praktijkpand van [W.].
2.5. In artikel 5 lid 2 van de hiervoor bedoelde overeenkomst van praktijkoverdracht tussen de erven [W.] en [gedaagden] luidt als volgt:
Artikel 5 Het concurrentiebeding
1. (...)
2. Partij [W.] draagt haar rechten met betrekking tot het verbod van hervestiging met betrekking tot haar rechtsvoorganger de heer B.J. [eiser] onverkort over op partij [gedaagden].