Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Uitspraak: 29 juni 2004
Kort-geding-nummer: 64327 / KG ZA 04-150
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
procureur: mr. G.J.P.M. Grijmans,
de naamloze vennootschap
FRIESLAND BANK N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
hierna te noemen: Friesland Bank,
procureur: mr. R.J.L. Gustenhoven.
[eiser] heeft Friesland Bank in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 24 juni 2004.
[eiser] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis - zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -Friesland Bank veroordeelt tot nakoming van de verbintenissen die voor Friesland Bank voortvloeien uit de met [eiser] (en mevrouw [V.]) gesloten overeenkomst van hypothecaire geldlening, inhoudende dat Friesland Bank het door haar afgeboekte bedrag van ? 96.229,42 terugboekt op de rekening met rekeningnummer 29.93.32.098, en ter beschikking stelt aan [eiser] (en mevrouw [V.]) en wel binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van ? 2500,00 voor iedere dag dat Friesland Bank daarmee in gebreke blijft, en voorts Friesland Bank veroordeelt in de kosten van het geding.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun procureurs, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd, waarbij Friesland Bank heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiser].
Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht.
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De voorzieningenrechter doet heden uitspraak.
In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.1. In of omstreeks september 2003 hebben [eiser] en zijn toenmalige echtgenote [V.] zich gewend tot de hypotheekbemiddelaar De Hypotheekshop te Dokkum. Door bemiddeling van De Hypotheekshop hebben [eiser] en [V.] op 9 oktober 2003 een offerte terzake van een hypothecaire geldlening ontvangen van Friesland Bank, voor een bedrag van in totaal
265.000,- euro. Dit bedrag valt uiteen in een aflossingsvrij deel van 67.000,- euro en een na 10 jaar af te lossen deel van 198.000,- euro. De offerte van Friesland Bank bevat onder meer de zinsnede 'Aflossing kredieten via de notaris.' Voorts verlangt Friesland Bank hoofdelijke aansprakelijkheid van [eiser] en [V.] en geeft Friesland Bank aan dat haar algemene voorwaarden voor Hypotheken, voor Verpanding, voor Geldleningen, alsmede de Algemene Voorwaarden van de Nederlandse Vereniging van Banken van toepassing zullen zijn.
1.2. Van de door Friesland Bank verstrekte hypothecaire geldlening was een bedrag van
151.428,95 euro bestemd voor herfinanciering van een oude hypotheekschuld van [eiser] en [V.]. Het restantbedrag van 113.571,05 euro werd gestort op de en/of rekening van [eiser] en [V.] bij Friesland Bank met het nummer 29.93.32.098.
Als zekerheidsrechten voor Friesland Bank golden een recht van eerste hypotheek op de woning van [eiser] en [V.] aan de [adres] te [woonplaats] en verder het afsluiten van een gemengde levensverzekering, met verpanding van de uit de levensverzekering voortvloeiende rechten aan Friesland Bank.
1.3. [eiser] en [V.] hebben de offerte ondertekend en vervolgens aan Friesland Bank geretourneerd. Hierna is er op 13 november 2003 een akte van hypothecaire geldlening door notaris Rientjes te Sneek opgemaakt, welke akte op 14 november 2003 is ingeschreven bij het Kadaster te Leeuwarden in deel 8217 nummer 108 en op 21 november 2003 bij de Dienst Registratie en Successie te Leeuwarden onder nummer 33149512. Hiermee was de hypotheek gevestigd.
1.4. In november 2003 hebben zich huwelijksproblemen voorgedaan tussen [eiser] en [V.], welke problemen ertoe hebben geleid dat [eiser] en [V.] besloten hebben om hun relatie te beëindigen. Naar aanleiding van het besluit om de relatie te beëindigen, hebben zij hun huwelijk laten omzetten in een geregistreerd partnerschap. Het geregistreerd partnerschap is vervolgens eveneens beëindigd. In het kader van de beëindiging van het geregistreerd partnerschap hebben [eiser] en [V.] een overeenkomst gesloten, die op 22 december 2003 in een notariële akte is opgenomen. Hierbij is het saldo van de rekening bij Friesland Bank aan [eiser] toegedeeld.
1.5. [eiser] heeft op 14 november 2003 middels een betaalopdracht aan Friesland Bank verzocht om een bedrag van 98.000,- euro over te boeken van rekeningnummer 29.93.32.098 naar rekeningnummer 96.40.916 ten name van Autoservice Sneek B.V. h.o.d.n. 'Woodlander'.
Woodlander B.V. is een vennootschap van [eiser], waarin hij activiteiten op het gebied van de houthandel wilde onderbrengen, die hij zou overnemen van zijn werkgever [W.] Antieke Bouwmaterialen.
1.6. Friesland Bank heeft geweigerd om de betaalopdracht van [eiser] uit te voeren, omdat deze volgens Friesland Bank niet in overeenstemming was met het terzake van de hypotheekverstrekking overeengekomen (particuliere) bestedingsdoel.
1.7. [V.] heeft Friesland Bank op 17 november 2003 uitdrukkelijk te kennen gegeven dat er geen betalingen meer moesten worden uitgevoerd op verzoek van [eiser] alleen. Nadien heeft Friesland Bank geen gehoor gegeven aan herhaalde sommaties van [eiser] om alsnog uitvoering te geven aan de door hem gegeven betaalopdracht.
1.8. De verschuldigde premie voor de levensverzekering is door [eiser] en [V.] geruime tijd niet voldaan, zodat deze verzekering thans geen dekking meer biedt.
1.9. [V.] heeft op 26 februari 2004 executoriaal beslag gelegd op de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats]. Zulks is voor Friesland Bank aanleiding geweest om bij brief van 18 maart 2004 het krediet op te zeggen en aanspraak te maken op terugbetaling daarvan. Op 22 en 26 maart 2004 heeft Friesland Bank in totaal een bedrag van 96.229,42 euro van de rekening met nummer 29.93.32.098 afgeboekt.
1.10. Het door [V.] gelegde executoriale beslag is inmiddels doorgehaald.
2. Het standpunt van [eiser]
2.1. [eiser] eist dat Friesland Bank haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van hypothecaire geldlening nakomt en wel in die zin dat zij het van de rekening met nummer 29.93.32.098 afgeboekte bedrag van 96,229,42 euro weer terugboekt en ter vrije beschikking van [eiser] stelt.
2.2. [eiser] voert allereerst aan dat Friesland Bank gehouden was om aan zijn betaalopdracht gevolg te geven, nu hij de overeenkomst van hypothecaire geldlening steeds naar behoren is nagekomen. Er is volgens [eiser] nimmer sprake geweest van een particulier bestedingsdoel terzake van de hypothecaire geldlening, zoals Friesland Bank heeft betoogd. Van enig bestedingsdoel blijkt noch uit de offerte noch uit de hypotheekakte noch uit enig ander stuk. Voorts was de opzegging van het krediet zijdens Friesland Bank op grond van het door [V.] gelegde executoriale beslag volgens [eiser] onnodig. Friesland Bank liep namelijk geen enkel risico door dit beslag, nu [V.] naast [eiser] hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele krediet.
2.3. Het niet aflossen van de oude kredieten kan volgens [eiser] geen grond vormen voor de opzegging van het nieuwe krediet. Friesland Bank heeft namelijk het nieuwe krediet verstrekt terwijl zij wist dat de oude kredieten niet waren afgelost. Zij maakte ten tijde van de kredietverstrekking kennelijk dan ook geen punt van het niet afgelost zijn van de oude kredieten. Onder die omstandigheden kan Friesland niet achteraf nog eens het niet aflossen van de oude kredieten gebruiken als opzeggingsgrond. [eiser] is overigens bereid om de oude kredieten alsnog af te lossen.
3. Het standpunt van Friesland Bank
3.1. Friesland Bank stelt dat zij niet gehouden is tot nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de hypotheekovereenkomst jegens [eiser] nu zij op goede gronden het krediet heeft opgezegd. Hiertoe voert Friesland Bank de volgende (opzeggings)gronden aan:
a. Partijen zijn overeengekomen dat [eiser] uit het verstrekte krediet eerst de oude kredieten ten bedrage van 50.000,- euro diende af te lossen. Dit had dienen te gebeuren via de notaris, derhalve op 13 november 2003. [eiser] heeft zulks echter nagelaten. Daarnaast blijkt uit de houding van [eiser] dat hij ook niet van plan is om de oude kredieten te voldoen.
b. Ruim voor het aanvragen en accepteren van de offerte en het vestigen van de hypotheek was bij [eiser] en [V.] al bekend dat zij uit elkaar zouden gaan naar aanleiding van hun relatieproblemen en dat de huwelijksgemeenschap dientengevolge afgewikkeld diende te worden. In ieder geval wisten zij dat op de dag van vestiging van de hypotheek.
Aldus wist [eiser] ook dat in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap de woning zou moeten worden toebedeeld aan de een, met ontslag uit de hoofdelijkheid van de ander. Door onder die omstandigheden Friesland Bank te benaderen voor een krediet met een daaraan verbonden hoofdelijke aansprakelijkheid voor [eiser] en [V.] en door de informatie over het einde van de relatie niet aan Friesland Bank te communiceren, heeft [eiser] jegens Friesland Bank gehandeld in strijd met de contractuele goede trouw. Friesland Bank voelt zich dan ook door [eiser] misleid, waardoor zij terecht aan de moraliteit van [eiser] is gaan twijfelen.
c. Door de kredietaanvraag van najaar 2003 willens en wetens te presenteren als een aanvraag voor privé-financiering, te gebruiken voor aflossing van privéschulden en consumptieve doeleinden, terwijl het feitelijk gezien ging om een financiering voor een door [eiser] op te starten onderneming, heeft [eiser] zich jegens Friesland Bank schuldig gemaakt aan bedrog, heeft hij haar doen dwalen, heeft hij gehandeld in strijd met de goede trouw en zijn informatieverplichting en heeft hij Friesland Bank ook overigens goede redenen gegeven om aan zijn moraliteit te twijfelen.
d. [V.] heeft executoriaal beslag gelegd op de voormalige echtelijke woning. Dit leidt krachtens de Algemene Voorwaarden voor Geldleningen van Friesland Bank tot onmiddellijke opeisbaarheid van het krediet, hetgeen Friesland Bank bij brief van 18 maart 2004 heeft medegedeeld. Deze reactie van Friesland Bank was geheel terecht, nu een executoriale verkoop van de woning dreigde met risico's terzake van de te genereren opbrengst en uit de beslaglegging bleek dat de beide kredietnemers niet meer op goede voet met elkaar stonden. Hierdoor ontstond terzake van de hypotheek een onzekere situatie voor Friesland Bank.
e. [eiser] heeft diverse keren aan Friesland Bank te kennen gegeven dat er een levensverzekering was afgesloten en dat de daarvoor verschuldigde premie regulier zou zijn voldaan. Friesland Bank heeft [eiser] herhaaldelijk gevraagd naar betalingsbewijzen terzake van voormelde premie, doch [eiser] heeft nagelaten deze te overleggen. Navraag van de zijde van Friesland Bank bij Avéro Achmea heeft inmiddels geleerd dat de polis er wel is, maar dat deze geen dekking biedt, omdat de verschuldigde premie over het afgelopen half jaar nog niet is voldaan. Het achterwege blijven van premiebetaling inzake de levensverzekering levert op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden de bevoegdheid op tot opzegging van het krediet.
3.2. Friesland Bank stelt voorts dat [V.] op 17 november 2003 en ook herhaaldelijk nadien Friesland Bank heeft gesommeerd om geen opdrachten van [eiser] alleen uit te voeren. Hierdoor stond het Friesland Bank niet meer vrij om de betalingsopdracht van [eiser] uit te voeren. Voorts geldt dat ook al zou Friesland Bank de door [eiser] gewenste terugboeking uitvoeren, zij gezien de uitdrukkelijke mededeling van [V.] vervolgens nog steeds geen betaalopdrachten van [eiser] alleen mag uitvoeren.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening wordt voldoende aanwezig geacht, nu [eiser] onweersproken heeft gesteld dat hij in ernstige financiële problemen komt indien de rekening bij Friesland Bank met rekeningnummer 29.93.32.098 niet op korte termijn weer ter vrije beschikking van hem komt, zodat hij betalingen vanaf deze rekening kan verrichten.
4.2. Het beginpunt van het tussen partijen ontstane geschil is geweest de omstandigheid dat Friesland Bank heeft geweigerd een betaalopdracht van [eiser] uit te voeren. In dit geding behoeft echter geen oordeel te worden gegeven over de vraag of Friesland Bank dit al dan niet terecht heeft gedaan. Hier staat namelijk centraal de vraag of Friesland Bank terecht het aan [eiser] (en [V.]) verstrekte krediet heeft opgezegd en of zij -in het verlengde daarvan- een bedrag van 96.229,42 euro van de rekening van [eiser] mocht afboeken.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Friesland Bank terecht het aan [eiser] verstrekte krediet heeft opgezegd.
4.3.1. Hiertoe is in de eerste plaats van belang dat op grond van de overgelegde schriftelijke verklaringen van J. Zuidema, accountmanager bij Friesland Bank, en S.R. van der Wal, directeur Particulieren Rayon Drachten van Friesland Bank, in samenhang bezien met de zinsnede uit de offerte 'Aflossing kredieten via de notaris', voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] van het hem door Friesland Bank verstrekte krediet, na aflossing van de hypotheekschuld, eerst de oude nog openstaande kredieten van 50.000,- euro diende af te lossen. Deze aflossing diende plaats te vinden via de notaris, derhalve op 13 november 2003. Geconcludeerd moet worden dat [eiser] op 13 november 2003 niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de oude kredieten bij de notaris af te lossen. Hierdoor is hij vanaf deze datum -op basis van artikel 6:83 sub a BW- van rechtswege in verzuim, waarmee vast staat dat [eiser] wat betreft de aflossing van de oude kredieten tekortgeschoten is jegens Friesland Bank. Deze tekortkoming gaf Friesland Bank het recht om het verleende krediet op te zeggen. Hieraan kan niet afdoen dat Friesland Bank enige tijd heeft gewacht met het in stelling brengen van deze opzeggingsgrond.
4.3.2. In de tweede plaats staat vast dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de als onderpand voor de hypothecaire geldlening dienende levensverzekering, nu [eiser] geruime tijd heeft nagelaten om de daarvoor verschuldigde premie te voldoen. Dit brengt op grond van artikel 14 sub a en i van de Algemene Voorwaarden voor Geldleningen, in samenhang bezien met de artikelen 2 lid 16 en C lid 1 van de Algemene Voorwaarden voor Verpanding, met zich mee dat Friesland Bank bevoegd was om het krediet op te zeggen.
Overigens wekt het wel verbazing dat Friesland Bank [eiser] enerzijds verplicht heeft om een levensverzekering af te sluiten als onderpand voor de hypothecaire geldlening, doch anderzijds de uitvoering daarvan -blijkens haar eigen stellingen- volledig aan [eiser] heeft overgelaten. Zo heeft Friesland Bank voorafgaand aan het verstrekken van de hypothecaire geldlening niet geverifieerd of [eiser] deze verzekering wel daadwerkelijk had afgesloten. Ook heeft Friesland Bank niet of nauwelijks controle uitgeoefend op de betaling van de premie van de levensverzekering door [eiser]. Pas vlak voor de mondelinge behandeling van dit kort geding is Friesland Bank er achter gekomen dat de verschuldigde premie over het afgelopen half jaar niet is voldaan.
4.5. Nu Friesland Bank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, terecht het aan [eiser] verstrekte krediet heeft opgezegd, was zij gerechtigd om het bedrag van (in totaal)
? 96.229,42 van de rekening van [eiser] af te boeken. Derhalve is Friesland Bank niet gehouden om over te gaan tot de door [eiser] verlangde terugboeking van dit bedrag, zodat de vordering van [eiser] reeds om die reden moet worden afgewezen.
4.6. [eiser] vordert terugboeking van een door Friesland Bank van zijn rekening afgeboekte geldsom. Voor de vraag of toewijzing bij voorraad van een dergelijke geldvordering in kort geding geïndiceerd is, moet de rechter volgens de Hoge Raad niet alleen onderzoeken of het bestaan van een vordering van [eiser] op Friesland Bank voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden, welke meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en daarbij in de afweging van belangen van partijen mede betrekken de vraag naar het risico van de onmogelijkheid van terugbetaling door [eiser] van de toe te wijzen geldvordering
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter biedt [eiser] een aanzienlijk restitutierisico. Tot en met de mondelinge behandeling van het kort geding heeft [eiser] bij de voorzieningenrechter niet het vertrouwen weten te wekken dat hij in staat is om, indien de vordering zou worden toegewezen, het daarmee gemoeide bedrag te zijner tijd terug te betalen. Er bestaat op dit moment twijfel omtrent de soliditeit van de huidige vermogenspositie van [eiser], onder meer op grond van de omstandigheden dat [eiser] thans nog immer het bedrag van 50.000,- euro aan oude kredieten niet heeft afgelost, alsmede dat [eiser] al geruime tijd nalatig is met de betaling van de verschuldigde premie inzake de levensverzekering. Door [eiser] zijn geen vermogensgegevens en ook geen inkomensgegevens overgelegd die de twijfel omtrent de soliditeit van zijn huidige vermogenspositie kunnen wegnemen. Het aanzienlijke restitutierisico aan de zijde van [eiser] vormt reden te meer om de vordering van [eiser] af te wijzen.
4.7. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
De voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Friesland Bank begroot op 241,00 euro aan verschotten en 705,00 euro aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2004.