ECLI:NL:RBLEE:2004:AQ9645
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.H. Varekamp-Vos
- Rechtspraak.nl
Beeindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden en de gevolgen daarvan
In deze zaak, uitgesproken op 2 september 2004 door de Rechtbank Leeuwarden, stond de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen eiser [y] en gedaagde SCHOONMAAKBEDRIJF DE HAAN B.V. centraal. Eiser, die als schoonmaker bij De Haan werkte, had op 4 september 2003 zijn ontslag ingediend, maar kwam hier later op terug. Hij vorderde onder andere dat de arbeidsovereenkomst tot 11 januari 2004 had voortgeduurd en dat De Haan hem een bedrag van € 5.297,30 aan loon en ziekengeld verschuldigd was, evenals andere vergoedingen.
De Haan betwistte de vorderingen en stelde dat [y] zelf het initiatief tot ontslag had genomen. De kantonrechter oordeelde dat het aan De Haan was om te bewijzen dat [y] daadwerkelijk zelf ontslag had genomen. De rechter merkte op dat de omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de onderzoeksplicht van de werkgever. In dit geval was er geen sprake van een strikte onderzoeksplicht, omdat [y] eerder zelf ontslag had genomen en bekend was met de gevolgen van zijn handelen.
De kantonrechter verwees de zaak naar de rol van 7 oktober 2004 voor uitlating door De Haan over het bewijs dat [y] op 4 september 2003 zijn ontslag had genomen. De rechter hield iedere verdere beslissing aan, afhankelijk van het bewijs dat De Haan zou leveren. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken.