ECLI:NL:RBLEE:2004:AR2195
Rechtbank Leeuwarden
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake werkloosheidsuitkering na ontslag om bedrijfseconomische redenen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 27 augustus 2004 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker, aangeduid als [A.], die een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) had aangevraagd na ontslag door zijn voormalige werkgever. De werkgever had het ontslag gerechtvaardigd op bedrijfseconomische gronden, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) weigerde de uitkering, omdat het UWV van mening was dat het ontslag niet noodzakelijk was en dat de verzoeker verwijtbaar werkloos was. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er voldoende aannemelijk was dat het ontslag om bedrijfseconomische redenen onontkoombaar was. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het besluit van het UWV geschorst en het UWV opgedragen om een voorschot op de werkloosheidsuitkering aan de verzoeker te verstrekken. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de schorsing en de voorlopige voorziening vervallen twee weken na de verzending van de beslissing op het bezwaarschrift van de verzoeker. Daarnaast is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van de verzoeker gegrond zal worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen andere gronden voor de weigering van de uitkering aan de verzoeker zijn aangetoond, en dat de functies die door de werkgever zijn genoemd niet als passend konden worden beschouwd. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.