ECLI:NL:RBLEE:2004:AR5337

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
157538 VZ VERZ 04-665
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst bij reorganisatie van een lokale bank

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 28 oktober 2004 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de COOPERATIEVE RABOBANK BERGUM-OOSTERMEER e.o. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De Rabobank voerde een reorganisatie door, waarbij de functie van [verweerder] kwam te vervallen. De kantonrechter oordeelde dat de Rabobank zorgvuldig had gehandeld en dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestond voor de reorganisatie. De rechter benadrukte dat het aan de werkgever is om zijn onderneming in te richten en dat de rechter niet de noodzaak van de reorganisatie diepgaand kan toetsen, maar zich moet beperken tot een redelijkheidstoetsing.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Rabobank de werknemer tijdig op de hoogte heeft gesteld van de mogelijke gevolgen van de reorganisatie en dat de werknemer voldoende gelegenheid heeft gehad om ander werk te vinden. De rechter oordeelde dat de werknemer onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er nog voldoende werk voor hem beschikbaar was binnen de organisatie. De Rabobank had het 'Last in First out'-principe toegepast, waardoor de werknemer, met het kortste dienstverband, als eerste werd getroffen door de reorganisatie.

De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen en een vergoeding van € 19.155,84 aan de werknemer toegekend. De rechter heeft ook bepaald dat het (Faciliteiten) Addendum Sociaal Statuut van toepassing blijft op de arbeidsovereenkomst, met uitzondering van de suppletieregeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
BESCHIKKING EX ARTIKEL 7: 685 BW
157538 /VZ VERZ 04-665
in de zaak van
COOPERATIEVE RABOBANK BERGUM-OOSTERMEER e.o.,
gevestigd te Burgum,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H. de Jong,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats], [adres],
verweerder,
procederende in persoon.
OVERWEGINGEN
ten aanzien van het procesverloop
1.1. Rabobank heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 5 oktober 2004, verzocht de tussen haar en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
1.2. Het verweerschrift van [verweerder] is binnengekomen op 21 oktober 2004.
1.3. De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2004. Partijen hebben ter zitting hun standpunt nader toegelicht. De gemachtigde van Rabobank heeft daarbij gebruik gemaakt van een pleitnotitie. Als productie is het Faciliteiten Addendum Sociaal Statuut door Rabobank in het geding gebracht. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier. De beschikking is bepaald op heden.
ten aanzien van de motivering
vaststaande feiten
2.1. [verweerder] is sedert 1 juli 1997 in dienst bij Rabobank, laatstelijk in de functie van Medewerker Commerciële Centrale Administratie, tegen een bruto salaris van € 2.394,48 per maand inclusief 8 % vakantiegeld en een 13e maand.
2.2. De Rabobank CAO is op de arbeidsovereenkomst van toepassing.
2.3. Binnen de Rabobank zijn een aantal veranderingsprocessen, waaronder Progress, in werking gezet. Door automatiseringstoepassingen zijn veel handmatige werkzaamheden vervallen. Voorts is de administratieve afhandeling ten aanzien van de hypotheken geconcentreerd in het Service Centrum Hypotheken te Utrecht.
2.4. Door de Rabobank wordt het Last in First out principe gehanteerd. [verweerder] is op zijn afdeling degene met het kortste vaste dienstverband.
2.5. Naar aanleiding van een gesprek op 10 februari 2003 is [verweerder] bij brief van 11 februari 2003 op de hoogte gebracht dat zijn werkzaamheden per 1 september 2003 komen te vervallen als gevolg van de implementatie van Progress binnen de bank. Tevens is aangegeven dat hij op grond van het Addendum Sociaal Statuut en het Faciliteiten Addendum Sociaal Statuut van de Rabobank CAO begeleid kan worden bij het vinden van een andere baan.
2.6. In een gesprek op 17 februari 2003 heeft [verweerder] aangegeven dat hij het aanbod van de Rabobank accepteert en hij gebruik wil maken van de diensten van Rabobank Job Center om een andere functie te vinden.
2.7. In de brief van 4 maart 2003 heeft de Rabobank de met [verweerder] gemaakte afspraken weergegeven. Daarbij is onder andere aangegeven dat hij met ingang van 1 september 2003 wordt vrijgesteld van de verplichting werkzaamheden te verrichten. Voorts is aangegeven dat hij in samenwerking met het Rabobank Job Center voor een periode van 12 maanden kan zoeken naar een ander passende functie binnen of buiten de Rabobank. Verder is aangegeven dat, als hij binnen 12 maanden geen ander passende functie heeft aanvaard, de begeleiding door Rabobank Job Center zal worden beëindigd en er in beginsel een ontslagprocedure in werking zal worden gezet.
2.8. Bij brief van 17 augustus 2004 is aan [verweerder] medegedeeld dat de begeleiding door Rabobank Job Center zal worden gestaakt. [verweerder] heeft binnen de termijn van 12 maanden geen passende functie binnen of buiten de Rabobank kunnen vinden.
Het standpunt van de Rabobank
3.1. De Rabobank heeft gesteld dat de functie van [verweerder] tengevolge van een reorganisatie is vervallen en dat voor hem binnen het bedrijf geen andere passende functie beschikbaar is. Op grond van deze omstandigheden heeft de Rabobank verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, waarbij wordt aangeboden [verweerder] een vergoeding te betalen.
3.2. In reactie op het verweer [verweerder] voert de Rabobank aan dat zij in 2002 aan de afdeling waar [verweerder] werkzaam is, heeft aangegeven dat deze afdeling zou worden opgeheven op grond van centralisatie en automatisering. Voorts heeft zij dit ook kenbaar gemaakt door het plaatsen van het personeelsbeleid en -planning op haar intranet. Rabobank voert tevens aan dat zij in het jaarlijks terugkerend gesprek tussen de medewerker, direct leidinggevende en de manager heeft aangegeven dat de huidige werkzaamheden op de afdeling zouden inkrimpen en dat [verweerder] zich daartegen moest wapenen. [verweerder] heeft, hoewel hij in het gesprek in 2001 aangaf een oriëntatietraject te willen, in het gesprek van 17 juni 2002 aangegeven dat hij afziet van het oriëntatietraject. Hij hield zelf vacatures in de krant in de gaten.
3.3. Rabobank erkent dat de bezetting soms tijdelijk hoger is dan de formatie. Dit, omdat men met een kleine bezetting kwetsbaarder is.
3.4. Met betrekking tot het verweer van [verweerder] dat hem een commerciële functie moet worden aangeboden stelt Rabobank dat de huidige commerciële functie niet te vergelijken is met de commerciële functie in de tijd dat [verweerder] een commerciële functie had.
3.5. Rabobank geeft voorts aan dat zij zich, ten aanzien van het door [verweerder] aangevoerde verweer met betrekking tot het Sociaal Statuut, zal houden aan het Addendum Sociaal Statuut. Zij geeft tevens aan dat de door haar aangeboden vergoeding in de plaats komt van door [verweerder] genoemde suppletieregeling.
Het standpunt van [verweerder]
4.1. [verweerder] voert allereerst aan dat hij weinig tijd heeft gehad om zijn verweerschrift op te stellen.
4.2. Volgens [verweerder] had de Rabobank eerder moeten aangeven dat het administratieve werk zou verdwijnen naar Utrecht en Eindhoven. Hij stelt dat hij dan eerder om zich heen was gaan kijken en hij zich dan meer gericht had op een commerciële richting binnen de bank. [verweerder] neemt het de Rabobank kwalijk dat zij niet eerder heeft aangegeven in welke richting hij zich moest oriënteren om in de toekomst zijn baan te kunnen behouden.
4.3. [verweerder] betwist dat hij boventallig is. Hij voert aan dat een deel van zijn werkzaamheden door automatisering is vervallen, maar dat de overgebleven collega's het erg druk hebben gekregen. Tevens stelt hij dat zijn taken nu door uitzendkrachten en stagiaires worden uitgevoerd. [verweerder] geeft verder aan dat er op de man wordt gespeeld en dat hij de dupe wordt van de fusie- en winstdrang van de Rabobank.
4.4. [verweerder] voert nog aan dat hij vroeger een commerciële functie bekleedde en dat hem daarom nu ook weer een commerciële functie moet worden aangeboden.
4.5. Ten aanzien van de aangeboden vergoeding voert [verweerder] aan dat de Rabobank hierbij geen rekening heeft gehouden met het Sociaal Statuut van de Rabobank.
De beoordeling van het verzoek
5.1. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij weinig tijd heeft gehad om zich voor te bereiden. Ter zitting is aangegeven dat, als hij meer tijd nodig heeft om zijn verweer voor te bereiden, de zitting kan worden aangehouden. [verweerder] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik willen maken, zodat de kantonrechter er van uit gaat dat [verweerder] niet in zijn belang is geschaad.
5.2. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
5.3. Vast staat dat de Rabobank een reorganisatie doorvoert. De kantonrechter begrijpt dat [verweerder] met zijn stellingen, dat hij de dupe wordt van de fusie- en winstdrang van de Rabobank, de noodzaak van de reorganisatie betwist.
Met betrekking tot de door gestelde bedrijfseconomische noodzaak om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen te komen, overweegt de kantonrechter het navolgende. Het behoort in beginsel tot de beleidsvrijheid van een werkgever om zijn onderneming in te richten zoals het hem goeddunkt, waarbij de werkgever niet alleen de belangen van de in de onderneming werkzame werknemers, maar ook andere belangen met betrekking tot de onderneming in het oog dient te houden, zoals de mogelijkheid om investeringen te kunnen (blijven) doen en de continuïteit van de onderneming. Dat is ook logisch, indien wordt bedacht dat een bedrijf zich dient te richten op de bedrijfsvoering als geheel, waarvan het werknemersbelang 'slechts' een van de onderdelen is, zij het geen onbelangrijke.
Indien de werkgever van mening is dat er een bedrijfseconomische noodzaak bestaat om een reorganisatie door te voeren, mede inhoudend een reductie van het aantal arbeidsplaatsen, dan staat het dat hem in beginsel vrij.
Het is niet de taak van de rechter om op de stoel van de werkgever te gaan zitten en de noodzaak van een reorganisatie diepgaand te toetsen. De rechter dient zich te beperken tot een redelijkheidstoetsing, erop neerkomend dat dient te worden beoordeeld of de werkgever in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn besluit om de onderneming te reorganiseren. Het enkele feit dat er winst wordt gemaakt of dat er een fusie beoogd wordt, wat hier ook van zij, maakt de ingezette reorganisatie naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk.
5.4. De kantonrechter acht het in voldoende mate aannemelijk dat de werkzaamheden van [verweerder] in overwegende mate zijn komen te vervallen. Door [verweerder] is niet betwist dat door centralisatie en automatisering een deel van zijn werkzaamheden is komen te vervallen. Hij heeft aangevoerd dat er na zijn vertrek stagiaires en uitzendkrachten zijn aangetrokken die zijn werkzaamheden verrichten en dat er voldoende werk is. Door de Rabobank is betwist dat er structureel sprake is van onderbezetting. De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op de betwisting door de Rabobank, [verweerder] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er thans daadwerkelijk sprake is van een structurele onderbezitting bij de Rabobank. Het stellen dat er stagiaires en uitzendkrachten worden ingezet is onvoldoende om aan te nemen dat er structureel voldoende werkzaamheden voor hem bij de Rabobank aanwezig zijn. Ook uit de door hem bij zijn verweerschrift ingevoegde notities blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de door [verweerder] verrichte werkzaamheden bij de Rabobank thans nog in volle omvang bestaan.
5.5. De kantonrechter is van oordeel dat de Rabobank niet onzorgvuldig jegens [verweerder] heeft gehandeld door in februari 2003 kenbaar te maken dat hij per 1 september 2003 boventallig zou worden. De Rabobank heeft conform de aanbevelingen in het Sociaal Plan -Statuut zes maanden van te voren aan [verweerder] laten weten dat hij boventallig wordt. Verder is hij vanaf 1 september 2003 vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden en werd hij vanaf deze datum door het Rabobank Job Centrum begeleid bij het vinden van ander passend werk. Bovendien staat als onvoldoende betwist vast dat hij al in 2001 op de hoogte is gebracht van het feit dat hij er rekening mee moest houden dat zijn werkzaamheden zouden komen te vervallen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de Rabobank hem voldoende tijd heeft gegund om ander werk te vinden. Dat hem dat niet is gelukt kan niet aan de Rabobank worden verweten. Het verweer dat de Rabobank had moeten aangeven in welke richting hij zich moest oriënteren om zijn werk te behouden zal de kantonrechter passeren. Hierin heeft de werknemer een eigen verantwoordelijkheid. Van een werkgever hoeft niet verwacht te worden dat hij op eigen initiatief aan de werknemer aangeeft voor welke functies deze in de toekomst binnen de organisatie eventueel geschikt zou zijn.
5.6. Vast staat dat door de Rabobank het Last in First out principe wordt gehanteerd. Nu [verweerder] op zijn afdeling degene is met het kortste dienstverband is hij ook degene die als eerste getroffen wordt wanneer op grond van een reorganisatie personeel dient af te vloeien. Het verweer van [verweerder] dat de Rabobank op de man speelde zal de kantonrechter dan ook passeren.
5.7. Met betrekking tot het aanbieden van een commerciële functie is de kantonrechter van oordeel dat deze niet aan [verweerder] hoeft te worden aangeboden. Nog afgezien van het feit dat de Rabobank heeft betwist dat hij geschikt zou zijn voor een commerciële functie, is gesteld noch gebleken dat dit een passende functie zou zijn.
5.8. Nu voldoende aannemelijk is dat de werkzaamheden van [verweerder] zijn vervallen en er overeenkomstig het Last in First out principe is gehandeld heeft de Rabobank [verweerder] terecht voor ontslag in aanmerking gebracht. Er is daarmee sprake van een verandering in omstandigheden die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De verzochte ontbinding zal worden toegewezen.
5.9. Nu [verweerder] van de gewijzigde omstandigheden geen verwijt valt te maken, zal een vergoeding ten laste van Rabobank worden toegekend. De kantonrechter acht de door de Rabobank aangeboden vergoeding, gezien de omstandigheden, een redelijke vergoeding en zal deze vergoeding dan ook toewijzen. De Rabobank heeft ter zitting aangegeven dat zij de rechten die [verweerder] aan het (Faciliteiten) Addendum Sociaal Statuut kan ontlenen zal eerbiedigen. Zij heeft hierbij onbetwist gesteld dat [verweerder] geen aanspraak kan maken op de suppletieregeling omdat de aangeboden vergoeding hiervoor in de plaats treedt.
5.10. Gezien het vorenstaande behoeft aan de Rabobank geen termijn te worden gegund het verzoek in te trekken.
5.11. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 december 2004;
kent aan [verweerder] ten laste van de Rabobank ter gelegenheid van voornoemde ontbinding een vergoeding toe ten bedrage van bruto € 19.155,84 (negentienduizend honderdvijfenvijftig euro en vierentachtig cent);
bepaalt dat, met uitzondering van de suppletieregeling het (Faciliteiten) Addendum Sociaal Statuut op de arbeidsovereenkomst van toepassing is;
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2004 door mr. A. van der Meer, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c 152.