ECLI:NL:RBLEE:2004:AR7760

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
135151 /CV EXPL 03-1324
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtredingen van non-concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de besloten vennootschap [x] KONSTRUKTIEBEDRIJF B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van de arbeidsovereenkomst. De eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagde partij in strijd heeft gehandeld met het non-concurrentiebeding en eiste schadevergoeding van € 2.000.000,00, alsook betaling van contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft de vordering betwist en stelde dat hij niet in strijd met de arbeidsovereenkomst heeft gehandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks het non-concurrentiebeding, betrokken was bij windmolenprojecten die concurreerden met de activiteiten van de eiseres. De kantonrechter oordeelde dat het non-concurrentiebeding geldig was en dat de gedaagde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de kantonrechter niet kon vaststellen dat de eiseres daadwerkelijk schade had geleden door de acties van de gedaagde. De zaak werd verwezen naar een rolzitting voor verdere aktewisseling, waarbij de partijen aanvullende informatie moesten verstrekken over de schade.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Sneek
VONNIS
135151 /CV EXPL 03-1324
Uitspraak: 15 december 2004
in de zaak van
de besloten vennootschap [x] KONSTRUKTIEBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.D. Kalmijn, advocaat te Leeuwarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.M. Veldjesgraaf, advocaat te Leeuwarden,
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding met producties vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen [x], na bij conclusie van repliek de eis te hebben gewijzigd en vermeerderd, gevorderd de verklaring voor recht dat gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde], toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst, alsmede om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding van € 2.000.000,00 althans de schadevergoeding op te maken bij staat, onder toekenning van een voorschot van € 40.000,00 en subsidiair dan wel secundair tot betaling van de contractuele boetes van € 31.764,62, en ten slotte tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 4.448,00, alles met rente en kosten.
[gedaagde] heeft bij antwoord, onder overlegging van producties, de vordering betwist.
Na de conclusie van antwoord heeft op grond van het tussenvonnis in deze zaak van 17 december 2003 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
Na repliek (met producties), dupliek (met producties) en een akte zijdens [x] is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. [x] heeft een onderneming welke zich begeeft op de markt voor windenergie.
2.2. [gedaagde] is van 1 februari 1996 tot 21 april 2001 in dienst geweest van [x]. De arbeidsovereenkomst omschrijft de functie van [gedaagde] in bijlage 2 als volgt:
- Zelfstandig bewerken van bestaande markten;
- Ontwikkelen van nieuwe markten;
- Ontwikkeling van nieuwe lokaties;
- Project-begeleiding;
- Ontwerp en beheer van verkoopmaterialen en verkoopmethoden;
- Onderhouden van contacten met de markt;
- Diverse voorkomende werkzaamheden
2.3. In artikel 5 van de arbeidsovereenkomst is een beding van non-concurrentie opgenomen dat luidt als volgt:
Het is werknemer niet toegestaan, gedurende deze arbeidsovereenkomst of na omzetting in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur:
A. In dienst van anderen werkzaam te zijn, een andere onderneming te vertegenwoordigen en/of voor eigen rekening, voor derden of voor die van werknemers echtgenoot/levenspartner, zaken te drijven, tenzij met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van werkgever;
B. Binnen een periode van 2 jaar na beeindiging van de arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze, direct of indirect, werkzaam te zijn in, of betrokken te zijn bij, de handel in, advisering over, of ontwikkeling van, windmolens, windmolenprojecten of windmolenlokaties en alle andere producten of diensten die werkgever, ten tijde van deze arbeidsovereenkomst aanbiedt, of voornemens is te gaan aanbieden en waarvan werknemer kennis draagt, alsmede daarin enig aandeel of belang te hebben tegen vergoeding of om niet;
Verder is in artikel 5 een zogenaamd relatiebeding opgenomen met de volgende inhoud:
C. Binnen een periode van 2 jaar na beeindiging van de arbeidsovereenkomst direct of indirect, afnemers van werkgever te bezoeken of kontakten te leggen met het doel producten of diensten aan te bieden zoals hiervoor onder 5B omschreven.
Artikel 6 van de arbeidsovereenkomst betreft het volgende geheimhoudingsbeding:
Werknemer erkent dat door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle zakelijke gegevens van werkgever, betreffende of daarmee verband houdende en in het bijzonder die, welke een vertrouwelijk karakter hebben en die voor werknemer als zodanig duidelijk moeten zijn. Het is werknemer verboden dergelijke feiten en zaken aan derden, direct of indirect en in welke vorm dan ook, mededeling te doen, gedurende de dienstbetrekking en na beeindiging daarvan.
In artikel 8 van de arbeidsovereenkomst wordt onder meer een boete gesteld van Hfl. 10.000,00 op iedere overtreding van het bepaalde in de artikelen 5 en 6.
2.4. [gedaagde] is enig aandeelhouder en bestuurder van de besloten vennootschap Cumulus Spectrum B.V. Laatst genoemde besloten vennootschap is samen met de besloten vennootschap [besloten vennootschap A A] B.V., waarvan voornoemde [a] enig aandeelhouder en bestuurder is, bestuurder van de besloten vennootschap Axel Green Projects B.V. Axel Green Projects B.V. heeft op 23 mei 2002 voor het eerst een Aanvraagformulier bouwvergunning ten behoeve van een windmolen ingediend bij de gemeente Harlingen.
2.5. Op 27 juni 2003 en 3 september 2003 heeft de voorzieningenrechter in de Rechtbank Leeuwarden toestemming verleend aan [x] om tot beslaglegging ten laste van [gedaagde] over te gaan.
2.6. De voorzieningenrechter in de Rechtbank Leeuwarden heeft in zijn vonnis van 4 december 2003 in de zaak tussen [gedaagde] en [x] onder meer overwogen:
2.2. [gedaagde] stelt zich primair op het standpunt dat hij niet in strijd met enig beding in de arbeidsovereenkomst heeft gehandeld. Immers [x] houdt zich niet bezig met de exploitatie van windturbines en [gedaagde] exploiteert zelf ook geen windturbines, waardoor [gedaagde] aan [x] geen schade kan hebben toegebracht. Tegen deze stelling heeft [x] gemotiveerd verweer gevoerd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft [gedaagde] met deze stelling op generlei wijze, ook niet summierlijk, aannemelijk gemaakt dat de vordering, op grond waarvan de beslagen zijn gelegd ondeugdelijk is. Alleen al uit de hiervoor geciteerde brief van 10 november 1999 aan [b] is het de voorzieningenrechter thans meer dan aannemelijk geworden dat [gedaagde] –nota bene- reeds anderhalf jaar voordat hij het dienstverband met [x] beëindigde- zich op dat moment bezig heeft gehouden met het beconcurreren van zijn toenmalige werkgever [x].
2.7. Op 10 november 1999 heeft [gedaagde] aan [voornaam]. [b] te Hennaard onder meer het volgende geschreven:
(.....)
Omdat ik vertrouwen heb in het eigen product, ben ik voornemens een windturbine in eigen beheer te exploiteren.
(.....)
Binnenkort zal ik met u contact opnemen om van uw interesse omtrent het beschikbaar stellen van de locatie te vernemen. Wellicht ten overvloede verzoek ik u e.e.a. vertrouwelijk te behandelen. Omdat het een privéproject betreft wil ik dit graag (vooralsnog) gescheiden houden van mijn werk.
(.....)
2.8. Op 25 november 1999 hebben [gedaagde] en [b] een samenwerkings- en intentieverklaring ondertekend. Daarin staat onder meer vermeld:
(.....)
In het geval er door de gemeente Littenseradiel vergunningen worden afgegeven voor de windturbine en nader onderzoek uitwijst dat het plaatsen van een windturbine (financieel) mogelijk is, zal deze samenwerking voortgezet worden met het plaatsen en exploiteren van een windturbine welke door –en voor rekening en risico van- partij B ([gedaagde] – kantonrechter) zal worden geëxploiteerd.
(.....)
2.9. De kantonrechter te Heerenveen heeft in het kader van een voorlopig getuigenverhoor in de gelijksoortige zaak van [x] tegen haar voormalige werknemer [a], getuigen gehoord waaronder [gedaagde]. De processen-verbaal behoren bij de processtukken in de onderhavige zaak.
3. Het standpunt van [x]
3.1. [x] heeft zich gebaseerd op de vaststaande feiten en gesteld dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet is nagekomen door tijdens en na zijn dienstverband zich voor eigen rekening bezig te houden met de windmolenprojecten genaamd [c], [b], [d] en Harlingen.
3.2. De vorderingen van [x] hebben betrekking op een arbeidsovereenkomst waardoor de bevoegdheid van de kantonrechter vast staat.
3.3. Het beding van non-concurrentie is weliswaar opgenomen in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor de bepaalde tijd van 1 februari 1996 tot 31 januari 1997, maar uitdrukkelijk is overeengekomen dat het beding ook daarna zal gelden wanneer de arbeidsovereenkomst zal voortduren. De functie van [gedaagde] is na zijn indiensttreding niet gewijzigd. Het beding van non-concurrentie is dan ook niet zwaarder gaan drukken.
3.4. [x] en aan haar gelieerde ondernemingen hebben zich steeds bezig gehouden met de exploitatie van windturbines, ook ten tijde van de indiensttreding van [gedaagde]. [gedaagde] heeft tijdens zijn dienstverband windturbines gerealiseerd welke vervolgens (mede) door [x] zijn geëxploiteerd.
3.5. [x] heeft [gedaagde] geen toestemming gegeven voor eigen rekening en risico (een) windturbine(s) te gaan exploiteren. Het is ongeloofwaardig dat [gedaagde] achteraf is gaan participeren in de windmolen van (zijn neef) [c].
3.6. Toen [gedaagde] er achter kwam dat [x] op de hoogte was gekomen van het project [b] heeft [gedaagde] daar afstand van genomen.
3.7. [gedaagde] heeft in de vergunningaanvraag voor de windturbine van [d] in februari/maart 2001 de hoogte gewijzigd van 40 in 35 meter en die wijziging niet doorgevoerd in andere aanvragen in dezelfde gemeente. Bij de vergunningaanvraag voor de windturbine van [d] is een akoestisch rapport van [x] gebruikt. [x] had bij [d] een windturbine van 35 meter kunnen plaatsen.
3.8. Voor het project in Harlingen heeft [gedaagde] gebruik gemaakt van vertrouwelijke gegevens van [x], een door [x] gemaakte tekening.
4. Het standpunt van [gedaagde]
4.1. Het verweer van [gedaagde] is allereerst dat de kantonrechter niet bevoegd is kennis te nemen van de vordering van [x] die gebaseerd is op de beweerde onrechtmatige daad van [gedaagde], omdat de gevorderde schadevergoeding van € 2.000.000,00 de competentiegrens te boven gaat.
4.2. Ondanks de andersluidende schriftelijke overeenkomst tussen partijen had het beding van non-concurrentie na afloop van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, opnieuw moeten worden overeengekomen. Ook is het beding zwaarder gaan drukken op [gedaagde] omdat de windenergieactiviteiten van [x] en aan haar gelieerde ondernemingen ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst, nog in de kinderschoenen stonden.
4.3. Het beding van non-concurrentie is zeer ruim en vaag geformuleerd. [x] hield zich enkel bezig met de verkoop en het onderhoud van windturbines en niet met de exploitatie daarvan. Het werk van [gedaagde] heeft enkel betrekking gehad op de ontwikkelingsfase; zodra een vergunning werd verleend stopte de bemoeienis van [gedaagde].
4.4. [gedaagde] heeft er voor gezorgd dat [c] bij [x] een windturbine heeft gekocht. De door [x] in mei 2001 geleverde windturbine heeft [x] ook in onderhoud. [x] heeft dan ook geen schade geleden. Na het beëindigen van het dienstverband tussen [x] en [gedaagde] heeft [gedaagde] met [c] de afspraak gemaakt de winst van de windturbine te delen in ruil voor hand- en spandiensten door [gedaagde] ten behoeve van [c].
4.5. [gedaagde] heeft het project [b] opgezet maar nadat hij met [b] problemen heeft ondervonden, heeft [gedaagde] [b] verwezen naar [x] voor de levering en het onderhoud van een windturbine. [x] heeft door dit project dan ook geen schade geleden.
4.6. In december 2000 heeft [gedaagde] op verzoek van [a] een aanvraag voor een bouwvergunning ten behoeve van een windturbine voor [d] verzorgd. In september 2002 hebben [gedaagde] en [a] besloten financieel deel te nemen in de exploitatie van een windturbine bij [d]. Omdat [x] de betreffende windturbine toch niet had kunnen leveren, [d] ook geen windturbine van [x] wilde èn omdat nog steeds geen windturbine is geplaatst, heeft [x] geen schade geleden.
4.7. In mei 2003 is door [gedaagde] en [a] een vergunning voor een windturbine in Harlingen gevraagd. Deze vergunning is inmiddels verleend. Het is langer dan twee jaren na het einde van de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en [x] terwijl de windturbine ook nog niet is gerealiseerd. [x] heeft geen schade geleden.
4.8. Het geheimhoudingsbeding is niet overtreden. Er zijn geen mededelingen aan derden gedaan over zakelijke gegevens van [x].
De beoordeling van het geschil
5. De kantonrechter is van oordeel bevoegd te zijn van de onderhavige vorderingen kennis te nemen. Alle vorderingen betreffen een arbeidsovereenkomst, ook de subsidiaire waarbij uit onrechtmatige daad wordt geageerd. Bovendien stelt laatst bedoelde vordering in feite het goed werknemerschap aan de orde.
6. Het beding van non-concurrentie uit artikel 5 van de arbeidsovereenkomst heeft betrekking op zowel de periode van het bestaan van het dienstverband tussen [x] en [gedaagde] als op de periode van twee jaren daarna. Naar het oordeel van de kantonrechter betekent dit dat het beding ten dele een beding is als bedoeld in artikel 7:653 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Voorzover het beding van non-concurrentie onder werking van artikel 7:653 BW valt overweegt de kantonrechter het navolgende. Het beding van non-concurrentie is weliswaar opgenomen in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maar in die arbeidsovereenkomst komen partijen ook uitdrukkelijk overeen dat het beding ook zal gelden wanneer de arbeidsovereenkomst zal voortduren. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst langer heeft geduurd dan de eerst overeengekomen bepaalde tijd, namelijk tot 21 april 2001 in plaats van tot 31 januari 1997. Niet valt in te zien dat aan deze uitdrukkelijke en schriftelijk neergelegde overeenstemming tussen partijen voorbij moet worden gegaan. Verder heeft [x] naar het oordeel van de kantonrechter aannemelijk gemaakt dat de functie van [gedaagde] sinds het aangaan van het dienstverband niet noemenswaardig is gewijzigd. Daarom is er geen ruimte voor een beslissing dat het beding na en door een verzwaring/wijziging van de functie van [gedaagde] (deels) geen verdere werking behoort te hebben.
7. De kantonrechter is het (voorzichtig) met [gedaagde] eens dat de formulering van de artikelen 5 en 6 van de arbeidsovereenkomst, niet de schoonheidsprijs verdient. De kantonrechter heeft echter niet over schoonheid en esthetische kwaliteit te oordelen. De (juridische) betekenis van de bedingen is naar het oordeel van de kantonrechter helder: partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] zich tijdens en gedurende twee jaren na de arbeidsovereenkomst niet, anders dan ten behoeve van [x], met windturbines zou bezig houden. Er is dan ook geen reden om vanwege de door [gedaagde] gestelde ruime en vage formulering de bedingen werking te ontzeggen.
8. De kantonrechter kent aan de afgelegde verklaringen door getuigen in het voorlopig getuigenverhoor in de gelijksoortige zaak tussen [x] en [a], vrije bewijskracht toe. Er is geen reden deze verklaringen terzijde te schuiven omdat deze zijn afgelegd in een (formeel) andere procedure. Dit geldt zeker wanneer ingezien wordt dat het in beide procedures om dezelfde (beweerdelijke) feitencomplexen gaat.
9. Omtrent het boetebeding uit de arbeidsovereenkomst, artikel 8, overweegt de kantonrechter het navolgende. [x] heeft niet de keuze gemaakt welke dwingend voorgeschreven wordt door artikel 7:651 BW. Het instellen van een rechtsvordering zoals [x] heeft gedaan, waarbij primair schadevergoeding wordt gevorderd en subsidiair dan wel secundair verbeurde boeten op grond van het boetebeding, geeft naar het oordeel van de kantonrechter niet een keuze weer als is bedoeld in genoemd artikel uit het BW. Het boetebeding is daarmee nietig. De vordering van [x] om verbeurde boeten betaald te krijgen zal worden afgewezen.
10. Dat [x] zich heeft beziggehouden met de exploitatie van windturbines en dat dit voor [gedaagde] duidelijk is geweest volgt in het bijzonder uit de door [x] overgelegde samenwerkingsverklaringen en machtigingen. Anders dan [gedaagde] kennelijk wil is de kantonrechter van oordeel dat voor het vaststellen van een overtreding van het bepaalde in de artikelen 5 en 6 van de arbeidsovereenkomst niet van belang is in welke mate [x] zich heeft beziggehouden met de exploitatie van windturbines. Wat dat betreft kent de kantonrechter aan genoemde artikelen een zekere bewijskracht toe. Wanneer de door [x] beweerde feitencomplexen komen vast te staan en een overtreding van de artikelen 5 en/of 6 opleveren, moet vervolgens wel beoordeeld worden, anders dan bij een door [x] gedane keuze voor het boetebeding het geval zou zijn geweest, of [x] schade heeft geleden.
11. De vier door [x] aangevoerde feitencomplexen [c], [b], [d] en Harlingen, zal de kantonrechter in het hierna volgende per geval beoordelen.
12. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] door de helft van de winst van de windturbine van [c] te gaan opstrijken, meteen nadat hij het dienstverband met [x] heeft beëindigd, artikel 5 sub B van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden. De kantonrechter wijst in dit verband naar zijn parafrase uit rechtsoverweging 7. De verklaring voor recht zal (deels) worden toegewezen. De schadevordering zal worden afgewezen. Vast staat dat [x] de windturbine heeft verkocht en geleverd aan [c] en deze ook in onderhoud heeft. Gesteld noch anderszins gebleken is dat [x] met [c] een exploitatieovereenkomst heeft willen sluiten, laat staan dat [gedaagde] tijdens of na zijn dienstverband met [x] pogingen van laatstgenoemde om tot een exploitatieovereenkomst te komen met [c], heeft gefrustreerd. Hieruit volgt dat [x] niet de schade heeft geleden die zij beweerd te hebben geleden door het mislopen van de (mede-)exploitatie van de windturbine van [c].
13. De kantonrechter is met de voorzieningenrechter uit de Rechtbank Leeuwarden van oordeel dat [gedaagde] in de kwestie [b] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. [gedaagde] heeft meer in het bijzonder artikel 5 sub A van de arbeidsovereenkomst overtreden door tijdens zijn arbeidsverhouding met [x] en buiten [x] om, met [b] zaken te doen. Aan dat oordeel doet niet af dat die zaken voor [gedaagde] geen positief effect hebben gesorteerd. De brief van [gedaagde] aan [b], de samenwerkings- en intentieverklaring, alsmede verschillende getuigenverklaringen vormen afdoende bewijs. Uit de overgelegde producties en de getuigenverklaringen valt verder niet op te maken dat [gedaagde] in het algemeen of voor de kwestie [b] in het bijzonder, toestemming had verkregen om voor eigen rekening aan de gang te gaan. De gevraagde verklaring voor recht zal (deels) worden toegewezen. De schadevordering zal worden afgewezen. Vast staat dat uiteindelijk [x] de windturbine heeft verkocht en geleverd aan [b] en deze ook in onderhoud heeft. Gesteld noch anderszins gebleken is dat [x] met [b] een exploitatieovereenkomst heeft willen sluiten, laat staan dat [gedaagde] tijdens of na zijn dienstverband met [x] pogingen van laatstgenoemde om tot een exploitatieovereenkomst te komen met [b], heeft gefrustreerd. Partijen zijn het er zelfs over eens dat [gedaagde] zich vanaf een gegeven moment in het geheel niet meer met [b] heeft bemoeid. Hieruit volgt dat [x] niet de schade heeft geleden die zij beweerd te hebben geleden door het mislopen van de (mede-)exploitatie van de windturbine van [b].
14. Over de kwestie [d] hebben de getuigen [e] (twee keer), [a], [voornaam]. [d], [gedaagde] zelf en [f] verklaringen afgelegd. In die verklaringen komen onder meer aan de orde de gang van zaken bij de aanvraag voor de bouwvergunning en de financiële deelname van [gedaagde]. De kantonrechter is van oordeel dat gezien de gang van zaken bij de aanvraag voor een bouwvergunning voor een windturbine voor [d] en de -door [gedaagde] overigens erkende- financiële deelname door [gedaagde] binnen twee jaren na het einde van de arbeidsverhouding met [x] in het project [d], sprake is van het niet nakomen door [gedaagde] van zijn verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter acht meer in het bijzonder artikel 5 sub B geschonden. De gevraagde verklaring voor recht zal (deels) worden toegewezen.
15. Voor wat betreft de gevorderde schadevordering overweegt de kantonrechter het navolgende.
[x] heeft gesteld dat zij schade heeft geleden of zal lijden doordat zij niet een exploitatieovereenkomst met [d] heeft kunnen sluiten door toedoen van [gedaagde]. De kantonrechter weet thans niet beter dan dat er bij [d] (nog steeds) geen windturbine is geplaatst. Ook het antwoord op de vragen waarom tot op heden niet tot plaatsing is overgegaan en of plaatsing in de (nabije) toekomst te verwachten is, kent de kantonrechter niet. Alvorens over de schadevordering op dit punt te beslissen wil de kantonrechter dat partijen, [x] eerst, zich hieromtrent (nader) uitlaten en zo mogelijk bewijsstukken overleggen. De kantonrechter sluit verder niet uit dat hij vervolgens ook nadere informatie van [x] wil omtrent haar (on)mogelijkheid een windturbine van 35 meter hoogte te leveren en van [gedaagde] over diens stelling dat het sowieso nooit de bedoeling van [d] is geweest dat de turbine door [x] zou worden geëxploiteerd.
De zaak zal verwezen worden naar de in het dictum te noemen rolzitting voor akte aan de zijde van [x]. Gelet op de onzekerheid welke momenteel bestaat of er schade kan worden vastgesteld en in welke omvang, is de kantonrechter van oordeel dat er geen reden is bij wijze van voorschot reeds een schadevergoeding tot welk beloop dan ook toe te kennen.
16. In de kwestie Harlingen heeft [x] zich gebaseerd op artikel 6 van de arbeidsovereenkomst, schending van de daar bedoelde geheimhoudingsplicht. De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] bedrijfsgegevens van [x] heeft kenbaar gemaakt aan de in genoemd artikel bedoelde derden. Als [gedaagde] in de kwestie Harlingen bedrijfsgegevens van [x] heeft gebruikt dan is dat voor zichzelf geweest en niet ten behoeve van derden. De verklaring voor recht zal worden afgewezen en dat lot valt daardoor ook de schadevordering ten deel.
17. Alle verdere beslissingen zullen worden aangehouden tot na de aktewisseling als bedoeld in rechtsoverweging 15.
BESLISSING
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 5 januari 2005 voor een akte aan de zijde van [x] als bedoeld in rechtsoverweging 15;
houdt alle verdere beslissingen aan.
Aldus gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.