ECLI:NL:RBLEE:2004:AU0821
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Kuizenga
- H.G. Aaldriks
- H.R. Bax
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Leeuwarden op 13 januari 2004, is de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie aan de orde. De verdachte, die niet verschenen was, had een raadman, mr. K.E. Wielenga, die ter terechtzitting aanwezig was. De rechtbank constateerde dat de processen-verbaal met betrekking tot de zaak en de ontnemingsvordering respectievelijk op 11 juni 2001 en 27 augustus 2001 waren gesloten. Tussen deze data en de datum van de behandeling van de zaak was er een periode van meer dan twee jaar verstreken zonder dat er enige voortgang was geboekt. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die het verstrijken van deze termijn konden rechtvaardigen. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden, wat volgens de wet moet resulteren in de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, met mr. B. Kuizenga als voorzitter, en de andere rechters mr. H.G. Aaldriks en mr. H.R. Bax. Mr. Bax was echter buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak met betrekking tot de waarborging van de redelijke termijn in strafzaken.