Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 25 januari 2005
Parketnummer: 17/081095-04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 11 januari 2005.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
De verdachte moet van het onder 3. primair en subsidiair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 16 februari 2004 tot en met 6 april 2004, te Stiens, in de gemeente Leeuwarderadeel, meermalen, telkens met [slachtoffer 1], van wie hij, verdachte, telkens wist dat die [slachtoffer 1] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens leed dat die [slachtoffer 1] onvolkomen in staat was daartegen weerstand te bieden, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het ontuchtig
- betasten/aanraken van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
- zoenen op de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- aanraken van de billen van die [slachtoffer 1];
hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met februari 2001, te Stiens, in de gemeente Leeuwarderadeel, met [slachtoffer 2], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer 2] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling leed dat die [slachtoffer 2] onvolkomen in staat was daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het ontuchtig
- betasten van de penis van die [slachtoffer 2].
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair
Ontuchtige handelingen plegen met iemand die aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens lijdt dat hij onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden, meermalen gepleegd.
2. primair
Ontuchtige handelingen plegen met iemand die aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens lijdt dat hij onvolkomen in staat is daartegen weerstand te bieden.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de psychiatrische rapportage en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. primair, 2. primair en 3. primair telastegelegde tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair vier maanden vervangende hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat het volgen van een behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland inhoudt;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met personen die vanwege hun geestelijke vermogens niet in staat waren zich tegen verdachte te verweren. De toch al kwetsbare jongens werden door verdachte, die hen als werknemers in dienst had, misbruikt en zelfs vanwege hun kwetsbaarheid door verdachte geselecteerd. Het behoeft geen betoog dat een dergelijke handelwijze uiterst verwerpelijk is. Verdachte heeft zich inmiddels onder behandeling laten stellen vanwege zijn gedragingen. De rechtbank acht een dergelijke behandeling ook noodzakelijk teneinde de kans op recidive te verminderen. In de werkzaamheden van verdachte en het aantal uren dat daarmee gemoeid is, ziet de rechtbank aanleiding geen werkstraf op te leggen zoals door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht de na te noemen straf passend.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 247 en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair en subsidiair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair en 2. primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van VIER MAANDEN.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, ressort Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dat het voortzetten en afmaken van een behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland inhoudt.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Kuizenga, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2005.
Mr. Kuizenga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.