ECLI:NL:RBLEE:2005:AT7823

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/781056-05 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord met strafoplegging en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 21 juni 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van moord. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig in Leeuwarden, was op dat moment gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader op 16 januari 2005 in Wolvega het slachtoffer met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. De rechtbank heeft de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 jaren geëist, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden van de verdachte, waaronder een afhankelijkheidsrelatie met de mededader en blijk van zelfinzicht, in de strafmaat moesten worden meegenomen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een gemachtigde, gegrond was. De benadeelde partij vorderde een schadevergoeding van € 5.197,99, die door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om dit bedrag te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere telastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 21 juni 2005
Parketnummer: 17/781056-05
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord; Gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 7 juni 2005.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 16 januari 2005, te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachtes mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, één kogel afgevuurd in de richting van het hoofd van die [slachtoffer], zulks terwijl verdachte, zich op korte afstand van die [slachtoffer] bevond en welke kogel vervolgens in het hoofd, van die [slachtoffer] is binnengedrongen, waardoor een schotwond en bloedverlies is ontstaan en tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
Primair: Medeplegen van moord.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport en de psychiatrische en psychologische rapportages;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren;
- het pleidooi van de raadsman.
Bewezen verklaard is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord. Daarmee heeft verdachte het hoogste rechtsgoed geschonden dat de wet beschermt, het menselijk leven. Verdachte heeft daarmee een flagrante inbreuk gemaakt op de rechtsorde en veel leed gebracht over de familie van het slachtoffer. In de strafoplegging behoort de uitzonderlijke ernst van deze normschending tot uitdrukking te komen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met een aantal omstandigheden van het door verdachte gepleegde misdrijf, die zij als strafverzwarend aanmerkt. Vast staat dat verdachte enige dagen tevoren het plan had opgevat, samen met zijn mededader het slachtoffer van het leven te beroven. Hij heeft zich daarvoor willens en wetens beschikbaar gesteld. Verdachte heeft enige tijd voor het misdrijf het slachtoffer meegelokt naar Noord-Holland, waar hij van plan was hem van het leven te beroven. Ook hieruit volgt dat verdachte zijn daad bewust en koelbloedig gepland heeft. Hij zegt tot zijn daad gekomen te zijn, omdat zijn mededader beloofd had, hem te helpen bij het opzetten van een bedrijf. Zijn motief was dus van economische aard.
De uitvoering van het misdrijf is gruwelijk geweest. Verdachte heeft tevoren met zijn mededader een taakverdeling afgesproken. De mededader heeft het slachtoffer in diens woning onverhoeds met een vuurwapen door het hoofd geschoten. Daarna heeft verdachte het slachtoffer nog met een knuppel op het hoofd geslagen. Verdachte en zijn mededader hebben zich niet ontzien, het slachtoffer vervolgens van lijfsieraden en andere eigendommen te beroven.
Zowel de deskundige [naam], psychiater, als de deskundige [naam], klinisch psycholoog, komen in hun rapportage over verdachte tot de conclusie dat het telastegelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Zij baseren hun oordeel op de aanwezigheid van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte en een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, die hebben geleid tot een afhankelijkheidsrelatie met de mededader waardoor verdachte onvoldoende regie over zijn eigen handelen had. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare. Dat neemt niet weg dat verdachte strafbaar is en met zijn daad een grote schuld op zich geladen heeft. Die schuld kan naar het oordeel van de rechtbank ondanks de verminderde toerekening van het misdrijf slechts worden gecompenseerd door het opleggen van een langdurige gevangenisstraf in onvoorwaardelijke vorm. De officier van justitie heeft een straf van 16 jaren gevorderd. De rechtbank meent, anders dan de officier van justitie, dat in de strafmaat rekening moet worden gehouden met genoemde afhankelijkheidsrelatie van verdachte met zijn mededader en zijn onmacht, zijn handelen onbevangen te bepalen. Bovendien heeft de rechtbank tijdens het onderzoek ter terechtzitting waargenomen dat verdachte blijk geeft van zelfinzicht en normbesef. Ook deze omstandigheid moet, anders dan bij de mededader, in de straf verdisconteerd worden. Al met al is de rechtbank daarom van oordeel, dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren recht doet aan de aard van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van verdachte zoals deze in het onderzoek naar voren komt.
BENADEELDE PARTIJ
[gemachtigde] heeft zich namens de erfgenamen van het slachtoffer, [slachtoffer], voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de erfgenamen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De vordering strekt tot vergoeding van de kosten van lijkbezorging tot een bedrag van in totaal ? 5.197,99.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [gemachtigde], optredende namens de erfgenamen van [slachtoffer], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 5.197,99 (zegge: vijfduizendhonderdzevenennegentig euro en negenennegentig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [gemachtigde], optredende namens de erfgenamen van [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van ? 5.197,99 (zegge: vijfduizendhonderdzevenennegentig euro en negenennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 103 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 5.197,99 ten behoeve van [gemachtigde], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M. Severein, rechters, bijgestaan door mr. E.E.M. van Abbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2005.