ECLI:NL:RBLEE:2005:AT8867

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080206-04 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van doodslag met ernstige gevolgen voor slachtoffer en samenleving

Op 7 juli 2005 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van doodslag. De zaak betreft een ernstig delict waarbij het slachtoffer, een 32-jarige man, met veertien messteken om het leven is gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, onder invloed van alcohol en drugs een vechtpartij is aangegaan met het slachtoffer, die resulteerde in de fatale steekpartij. De rechtbank heeft de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, de aard en ernst van het feit, en de achtergrond van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een verleden van geweldsdelicten en er is sprake van een alcohol- en drugsprobleem, evenals zwakbegaafdheid. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank de verdachte volledig toerekeningsvatbaar geacht en hem verantwoordelijk gehouden voor zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om een schadevergoeding van € 7.984,87 te betalen aan de erfgenamen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering na voorwaardelijke veroordeling gelast, waarbij de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden is bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de griffier niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 7 juli 2005
Parketnummer: 17/080206-04
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/080030-03.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, Gevangenis De Marwei te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 23 juni 2005.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
De telastelegging is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, aangepast zoals in de schriftelijke vordering van de officier van justitie staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
OVERWEGING TEN AANZIEN VAN HET BEWIJS
Voor medeplegen is nodig een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en zijn mededader zijn samen, zwaar onder invloed van alcohol en drugs, de binnenstad van Leeuwarden ingegaan. Daar hebben zij zich beiden in De Oude Slagerij agressief gedragen tegenover de uitbater en tegenover klanten, waarbij één van die klanten is gesneden met een mes. Even later is er op straat, nadat verdachte een bierflesje kapot had laten vallen, een vechtpartij ontstaan tussen verdachte en zijn mededader enerzijds en het slachtoffer en zijn vriend anderzijds. Bij die vechtpartij hebben verdachte en zijn mededader allebei zeer agressief gedrag laten zien. Zo heeft verdachte geprobeerd om een barkruk uit De Oude Slagerij mee te nemen om die in de vechtpartij te gebruiken. Verder heeft hij ter zitting verklaard dat hij het slachtoffer een klap heeft gegeven. Ook heeft hij het slachtoffer, toen dat al op de grond lag, geschopt en met een kettingslot geslagen. Het was zijn mededader die het slachtoffer de dodelijke steken toegebracht, maar verdachte heeft op geen enkele manier afstand genomen van die handeling. Zijn aandeel in de fatale gebeurtenissen is dan ook zo substantieel geweest, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van doodslag.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 24 september 2004 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet, meermalen, met een mes in het hart en de borst en de longen en de linkernier en de buik en de rug en elders in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
Primair: Medeplegen van doodslag.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde medeplegen van doodslag tot 10 jaren gevangenisstraf;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van doodslag. Het slachtoffer was de 32-jarige [slachtoffer]. Het betreft hier een zeer ernstig delict dat de samenleving in hoge mate heeft geschokt.
Waar de rechtbank de vraag moet beantwoorden of er juridisch sprake is van moord dan wel doodslag staat, ongeacht de beantwoording van die vraag, voor de familie en maatschappij één gegeven voorop en wel de gruweldaad waarbij het slachtoffer met veertien messteken om het leven is gebracht, terwijl het slachtoffer daarbij bovendien nog geschopt en geslagen is. Geen normaal mens blijft onberoerd bij kennisneming van de details van het delict.
Aan de steeds luider wordende roep van de samenleving om meer veiligheid op straat en de maatschappelijke discussie hierover, hadden verdachte en zijn medeverdachte blijkbaar in het geheel geen boodschap. Eerst hebben verdachte en zijn mededader een onvoorstelbare hoeveelheid alcoholhoudende drank in combinatie met cocaïne geconsumeerd, waardoor zij verwerden tot een onberekenbaar en met een mes gewapend levensgevaarlijk koppel dat, op zoek naar nog meer drank, zich in de Leeuwarder straten begaf. Toen een enkele en geheel terechte opmerking werd gemaakt over het door de medeverdachte kapotgooien van een bierflesje op straat, heeft het slachtoffer dat - hoe onvoorstelbaar ook - met de dood moeten bekopen.
De onmiddellijk opkomende vraag is dan wat voor iemand deze verdachte moet zijn om een medemens te beroven van het allerbelangrijkste dat hij heeft, namelijk zijn leven, dit alles vanwege een opmerking over het kapotgooien van een flesje bier.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte diverse malen voor geweldsdelicten is veroordeeld, hetgeen duidt op een forse agressieproblematiek.
Voorts blijkt uit het onderzoek door de psychiater dat er bij verdachte al lange tijd sprake is van een alcohol- en drugsprobleem, maar verdachte heeft het blijkbaar nooit nodig gevonden om daarmee aan de slag te gaan. Zowel de psychiater als de psycholoog stelt vast dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, grenzend aan een verstandelijke handicap, maar zij zijn desalniettemin van mening dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Zij zijn voorts van oordeel dat het gevaar voor herhaling groot is. De rechtbank neemt deze conclusie over en zij zal verdachte dan ook ten volle verantwoordelijk houden voor de dood van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor zijn deelname aan het delict doodslag tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld dient te worden. De rechtbank is echter wel van oordeel dat deze straf aanzienlijk lager dient te zijn dan die van de mededader. Dit omdat het de medeverdachte was die het initiatief tot de steekpartij heeft genomen en vervolgens ook daadwerkelijk zolang heeft doorgestoken dat het slachtoffer uiteindelijk aan zijn verwondingen is komen te overlijden.
BENADEELDE PARTIJ
[benadeelde partij] heeft zich namens de erfgenamen van het slachtoffer, [slachtoffer], voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de erfgenamen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De vordering strekt tot vergoeding van de kosten van lijkbezorging tot een bedrag van in totaal ? 7.984,87.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 september 2003, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 september 2003. Bij vordering d.d. 14 december 2004 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 2 september 2003 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], optredende namens de erfgenamen van [slachtoffer], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 7.984,87 (zegge: zevenduizend negenhonderd vierentachtig euro en zevenentachtig cent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [benadeelde partij], optredende namens de erfgenamen van [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van ? 7.984,87 (zegge: zevenduizend negenhonderd vierentachtig euro en zevenentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 159 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 7.984,87 ten behoeve van [benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/080030-03:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Leeuwarden d.d. 2 september 2003, te weten:
zes maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. P.G. Wijtsma en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door mr. E.E.M. van Abbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2005.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.