ECLI:NL:RBLEE:2005:AU1493

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
71842 KG ZA 05-234
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan bloedonderzoek in verband met HIV-onderzoek

In deze zaak heeft eiser, een hoofdagent bij de politie Fryslân, gedaagde gedagvaard in kort geding. Eiser vorderde dat gedaagde binnen 24 uur na betekening van het vonnis zijn medewerking zou verlenen aan een bloedonderzoek ten behoeve van een HIV-onderzoek. Eiser stelde dat hij door toedoen van gedaagde, die besmet is met het HIV-virus, onrechtmatig is gehandeld en dat hij gegronde redenen heeft om te vrezen dat hij besmet is geraakt. Gedaagde, die zich in een vergevorderd stadium van HIV-infectie bevindt, verweerde zich door te stellen dat de virulentie voldoende blijkt uit de brief van zijn internist en dat een bloedonderzoek niet noodzakelijk is. De voorzieningenrechter overwoog dat een gedwongen bloedonderzoek inbreuk maakt op de grondrechten van gedaagde, maar dat deze inbreuk gerechtvaardigd kan zijn als de belangen van eiser zwaarder wegen. De rechter concludeerde dat de belangen van eiser bij het bloedonderzoek, gezien zijn gezondheidssituatie en de noodzaak voor een juiste medicatie, zwaarder wegen dan de belangen van gedaagde. De vorderingen van eiser werden toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. Tevens werd bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van gedaagde, indien hij nalaat aan de veroordeling gevolg te geven. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Korte Gedingen
Uitspraak: 25 augustus 2005
Kort-geding-nummer: 71842/KG ZA 05-234
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
procureur: mr. P.R. van den Elst,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
thans gedetineerd te Hoogeveen,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde],
procureur: mr. B. Klunder.
PROCESGANG
[eiser] heeft [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van
24 augustus 2005.
[eiser] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis - zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut -:
1. [gedaagde] veroordeelt om binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek ten behoeve van een HIV-onderzoek;
2. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [gedaagde] aan een bloedonderzoek, indien [gedaagde] nalaat aan voormelde veroordeling gevolg te geven;
3. [eiser] machtigt, bij gebreke van volledige voldoening door [gedaagde] aan dit bevel, dit vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [gedaagde];
4. de instantie of arts, die het bloedonderzoek zal uitvoeren, machtigt de uitslag binnen twee dagen na het bekend worden daarvan schriftelijk mee te delen aan de raadsman van [eiser];
5. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun procureur, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd, waarbij [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser].
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.1 [eiser] is werkzaam als hoofdagent bij de politie Fryslân.
1.2 In de nacht van vrijdag 12 augustus 2005 op zaterdag 13 augustus 2005 was [eiser], buiten diensttijd, aanwezig in discotheek Fire te Leeuwarden. De portier van de discotheek heeft [eiser] gevraagd om assistentie te verlenen in verband met problemen met een bezoeker, waarvan later bleek dat het [gedaagde] was.
1.3 Bij de aanhouding van [gedaagde] is [eiser] door [gedaagde] tot bloedens toe in de pink en ringvinger van zijn rechterhand gebeten.
1.4 [gedaagde] is besmet met het HIV-virus en de diagnose AIDS is gesteld. Hij bevindt zich in een vergevorderd stadium van HIV-infectie. In een brief van de internist van [gedaagde] van 29 november 2004 wordt melding gemaakt van de hoogte van virulentie. Sinds juli 2005 is [gedaagde] gestopt met het gebruik van medicijnen.
1.5 [eiser] wordt uit voorzorg behandeld met medicatie tegen het HIV-virus (HIV-profilaxe). Om te kunnen beoordelen welke verdere medische behandeling [eiser] zal dienen te ondergaan is het noodzakelijk de exacte virulentie bij [gedaagde] te weten. De virulentie kan worden bepaald door middel van bloedonderzoek.
Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1 [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat hij gegronde redenen heeft ervoor te vrezen dat hij door toedoen van [gedaagde] is besmet met het HIV-virus. [eiser] heeft een gerechtvaardigd belang bij stopzetting van de medicatie dan wel het ondergaan van een minder schadelijke behandeling. De juiste medicatie kan niet worden bepaald op basis van de brief van de internist van [gedaagde], aangezien het noodzakelijk is om te bepalen wat de virulentie op dit moment is.
2.2 [gedaagde] heeft zich hiertegen verweerd en aangevoerd dat virulentie voldoende blijkt uit de brief van de internist van [gedaagde]. Op basis hiervan kan de juiste medicatie voor [eiser] worden bepaald. Een nader ingrijpend onderzoek dat de lichamelijke integriteit van [gedaagde] aantast is niet langer noodzakelijk. Een inbreuk op de in artikel 10 en artikel 11 van de Grondwet genoemde grondrechten is dan ook niet gerechtvaardigd.
3. Dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de vorderingen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter genoegzaam gebleken.
4.1 De voorzieningenrechter overweegt dat artikel 10 en artikel 11 van de Grondwet waarborgen dat een ieder zich kan beroepen op zijn privacy en onaantastbaarheid van het lichaam. Door een gedwongen bloedonderzoek wordt inbreuk gemaakt op deze aan [gedaagde] toekomende grondrechten. Een zodanige inbreuk is echter toegestaan indien moet worden geoordeeld dat de belangen van [eiser] bij een bloedonderzoek zwaarder moeten wegen dan de belangen van [gedaagde] bij het niet meewerken aan een bloedonderzoek.
4.2 Het staat vast dat [gedaagde] is besmet met het HIV-virus en dat hij zich in een vergevorderd stadium van HIV-infectie bevindt. [gedaagde] heeft eveneens niet betwist dat hij [eiser] tot bloedens toe in de pink en ringvinger van zijn rechterhand heeft gebeten. Daarmee heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld. [eiser] is door dit onrechtmatig handelen van [gedaagde] in contact gekomen met zijn speeksel, terwijl hij zelf open wonden had aan zijn rechterhand. Dat [eiser] hierdoor besmet is geraakt met het HIV-virus kan niet worden uitgesloten. Als gevolg hiervan is [eiser] genoodzaakt zware medicijnen te gebruiken. Deze medicijnen hebben een aantal ernstige bijwerkingen terwijl de behandeling daarnaast kan leiden tot psychische klachten.
4.3 Tegenover de belangen van [eiser] bij stopzetting van de medicatie dan wel het ondergaan van een minder schadelijke behandeling, staat het recht van [gedaagde] op bescherming van zijn lichamelijke integriteit. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de medicatie kan worden bepaald op basis van de informatie van de internist van [gedaagde] en dat bloedonderzoek derhalve niet noodzakelijk is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de brief van de internist van [gedaagde] van 29 november 2004 onvoldoende blijkt wat de virulentie bij [gedaagde] op dit moment is, mede gezien het feit dat [gedaagde] sinds juli 2005 geen medicatie meer gebruikt. Het ondergaan van een bloedonderzoek betekent voor [gedaagde] bovendien slechts een zeer geringe inbreuk op zijn lichamelijke integriteit.
4.4 Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en met name gelet op het gegeven dat de situatie waarin [eiser] zich op dit moment bevindt is veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van [gedaagde], is de voorzieningenrechter van oordeel dat de inbreuk op de lichamelijke integriteit van [gedaagde] is gerechtvaardigd.
5.1 Op grond van het bovenstaande zullen de vorderingen van [eiser] worden toegewezen. Bij wijze van ordemaatregel zal aan [eiser], conform zijn vordering, een machtiging worden gegeven het vonnis met behulp van de sterke arm ten uitvoer te leggen. Dat betekent dat de bloedafname met behulp van fysieke dwang van politie en justitie kan worden gerealiseerd indien [gedaagde] geen medewerking verleent. Eveneens zal worden bepaald dat dit vonnis in de plaats zal treden van de gevorderde medewerking van [gedaagde].
5.2 [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De rechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek ten behoeve van een HIV-onderzoek;
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [gedaagde] aan een bloedonderzoek, indien [gedaagde] nalaat aan bovenstaande veroordeling gevolg te geven;
machtigt [eiser], bij gebreke van volledige voldoening door [gedaagde] aan de veroordeling, dit vonnis ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, op kosten van [gedaagde];
machtigt de instantie of arts die het bloedonderzoek zal uitvoeren, de uitslag binnen twee dagen na het bekend worden daarvan, schriftelijk mee te delen aan de raadsman van eiser;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op 329,60 euro aan verschotten en 816,-- euro aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2005.