ECLI:NL:RBLEE:2005:AU2847

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
177245 / VZ VERZ 05-568
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek wegens onvoldoende onderbouwing reorganisatieplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 8 september 2005 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Miedema Hout B.V. en een werknemer. Miedema Hout B.V. verzocht de ontbinding op grond van gewichtige redenen, zoals bedoeld in artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat het reorganisatieplan dat aan het verzoek ten grondslag lag, niet objectief was opgesteld en onvoldoende financiële onderbouwing had. De financiële gegevens van de jaren 2001 tot en met 2004 waren niet goedgekeurd door een accountant, en de accountant die tijdens de zitting werd opgeroepen, had het reorganisatieplan pas op de dag van de zitting voor het eerst ingezien. Dit leidde de kantonrechter tot de conclusie dat de onderbouwing van het verzoek gebrekkig was en dat de noodzaak van de reorganisatie niet voldoende was aangetoond.

De kantonrechter merkte op dat het reorganisatieplan, dat slechts twee dagen voor het indienen van het verzoek was opgesteld, geen inzicht gaf in de noodzaak van de reorganisatie, vooral niet gezien de recente reorganisatie in 2004. De maatregelen die in het plan werden voorgesteld, waren onvoldoende onderbouwd en de schriftelijke stukken die de juistheid van de mondelinge toelichting konden bevestigen, ontbraken. De kantonrechter concludeerde dat de verzoekster, Miedema, niet had aangetoond dat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie die ontbinding rechtvaardigde. Daarom werd het verzoek afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
BESCHIKKING ex artikel 7: 685 BW
177245 /VZ VERZ 05-568
Uitspraak: 8 september 2005
in de zaak van
de besloten vennootschap MIEDEMA HOUT B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.D. Kalmijn,
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. M.I. Westervaarder.
OVERWEGINGEN
ten aanzien het procesverloop
Miedema heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 5 augustus 2005, verzocht de tussen haar en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7: 685 BW.
Het verweerschrift van [werknemer] is binnengekomen op 25 augustus 2005.
De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2005. Op deze dag zijn ook nog 14 andere ontbindingsverzoeken van bedrijven, behorende tot de Miedema Groep, ter zitting behandeld. Van het verhandelde zijn aantekeningen gemaakt. De gemachtigde van Miedema heeft pleitnotities overgelegd. De op 2 september 2005 door de gemachtigde van Miedema ingezonden accountantsverklaring van 1 september 2005 wordt niet bij de beoordeling van het verzoek betrokken omdat [werknemer] daar niet meer op heeft kunnen reageren.
ten aanzien van de motivering
1. De Miedema-Groep bestaat uit vijf besloten vennootschappen, te weten: Miedema Beheer B.V., haar dochtermaatschappij Miedema Exploitatie B.V. en haar dochtermaatschappijen Miedema Hout B.V. (voorheen Timmermans Miedema Houthandel B.V.), Miedema Houtwaren B.V. en Swedamast B.V. Het bestuur (statutaire directie) van al deze vennootschappen wordt uitgeoefend door [x] en zijn zus [y].
2. [werknemer] is sedert 22 januari 2002 in dienst bij Miedema, in de functie van medewerker expeditie, laatstelijk tegen een bruto salaris van € 1965,50 per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
3.1. Miedema stelt dat zij moet snijden in de kosten om de huidige economische situatie het hoofd te bieden en de onderneming levensvatbaar te houden. Volgens Miedema laten de cijfers van 2004 zien dat er zich met betrekking tot de bedrijfsresultaten een sterk neergaande lijn voordoet welke gestopt dient te worden. In 2004 zijn in het kader van een reorganisatie de arbeidsovereenkomsten van zes medewerkers ontbonden. Een nieuwe reorganisatie is onontkoombaar. De kantonrechter wordt verzocht de arbeidsovereenkomsten van in totaal 15 werknemers te ontbinden.
3.2. Miedema heeft ter onderbouwing van haar stelling dat de reorganisatie noodzakelijk is een reorganisatieplan 2005, opgesteld door Exté Consulting Nederland B.V. te Leeuwarden, in het geding gebracht. Miedema stelt dat de opsteller van dit rapport, dhr. [a], dient te worden aangemerkt als een extern adviseur. Verder heeft Miedema een brief van [b], werkzaam bij de Friesland Bank, gedateerd 25 augustus 2005, in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat ingrijpen in de organisatie noodzakelijk is.
3.3. Miedema heeft ter zitting aan het ontbindingsverzoek tevens ten grondslag gelegd het ontbreken van vertrouwen in [werknemer].
3.4. Miedema biedt een ontbindingsvergoeding aan. Verder zal de fictieve opzegtermijn worden overbrugd.
4. [werknemer] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en daarbij onder meer de bedrijfseconomische noodzaak om te reorganiseren betwist. De kantonrechter zal bij de behandeling van het verzoek, voorzover van belang, op het door [werknemer] gevoerde verweer terugkomen.
5. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
6. Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende gebleken dat het aan het verzoekschrift ten grondslag gelegde reorganisatieplan afkomstig is van een extern adviseur. Immers dhr. [a], opsteller van het plan, vormt samen met [y] en [x] het bestuur van de Stichting Administratiekantoor Miedema Beheer, die enig aandeelhouder is van Miedema Beheer B.V. Tevens is gebleken dat [a] rond 18 november 2003 eveneens samen met [x] en [y] de algemene directie heeft gevoerd van Miedema Hout B.V. Onder deze omstandig- heden kan niet worden uitgegaan van de objectiviteit van de opsteller van het plan.
7. De financiële onderbouwing van het verzoek vindt onder meer plaats door middel van winst-en verliesrekeningen en balansen van de jaren 2001-2004. Uit deze stukken blijkt echter niet dat de cijfers accoord zijn bevonden door een accountant en evenmin wordt duidelijk door wie die cijfers zijn opgesteld. De in allerijl door de gemachtigde van Miedema opgeroepen accountant [c] heeft tijdens de behandeling van een van de ontbindingsverzoeken weliswaar verklaard dat de in het geding gebrachte stukken met betrekking tot de jaren 2001 - 2004 overeenkomen met de van een accoordverklaring voorziene jaarrekeningen over die jaren, maar het tijdstip waarop die verklaring (en niet eens in alle zaken) is afgelegd, in samenhang met het gegeven dat genoemde accountant desgevraagd heeft meegedeeld dat hij het reorganisatieplan pas diezelfde middag voor het eerst had ingezien, geven de kantonrechter onvoldoende aanleiding om aan deze gebrekkige onderbouwing van het verzoek geen voor Miedema nadelige consequenties te verbinden. Bovendien is van belang dat tijdens die zitting duidelijk is geworden dat de cijfers over 2005 niet door een accountant zijn gecontroleerd. De accountant verklaarde desgevraagd dat controle hiervan niet heeft plaatsgevonden. De mededeling van de gemachtigde van Miedema dat een dergelijke controle alsnog kan plaatsvinden en zijn aanbod hiervan binnen een week verslag te doen, is naar het oordeel van de kantonrechter tardief.
Niet valt in te zien waarom voorafgaand aan het indienen van het verzoekschrift deze werkzaamheden niet zijn verricht. Door de handelwijze van Miedema wordt de wederpartij gedwongen om verweer te voeren op stukken waarvan de juistheid onvoldoende vast is komen te staan. Dit klemt temeer nu de brief van dhr. [b] van de Friesland Bank, naast het reorganisatieplan het tweede document dat de noodzaak van de reorganisatie moet aantonen, evenmin voldoende steun geeft aan de stelling van Miedema dat de reorganisatie noodzakelijk is.
8. De kantonrechter overweegt verder dat meergenoemd reorganisatieplan dateert van 3 augustus 2005 en dat het verzoekschrift slechts twee dagen nadien ter griffie is binnengekomen. Uit het vorenstaande leidt de kantonrechter af dat de behoefte aan voortvarendheid bij het indienen van het verzoekschrift kennelijk voorrang heeft gekregen boven het opstellen van een deugdelijke onderbouwing daarvan. Steun voor deze vooronderstelling vindt de kantonrechter voorts in het feit dat het ingediende reorganisatieplan geen enkel inzicht verschaft in de noodzaak van de tweede reorganisatie zo kort na de eerste reorganisatie van 2004. De maatregelen waarvoor in het kader van de reorganisatie is gekozen worden in het plan onvoldoende verklaard. Het plan geeft ook onvoldoende onderbouwing van de stelling van Miedema dat het anciënniteitsbeginsel juist is toegepast op uitwisselbare functies. Pas tijdens de zitting
(-en) is hierop enige mondelinge toelichting gegeven. Het ontbreken van schriftelijke stukken waaruit de juistheid van die toelichting zou kunnen blijken (functiebeschrijvingen, arbeidsovereenkomsten, salarisstroken e.d.) staat echter voldoende oordeelsvorming in de weg.
9. Van een zodanig verstoorde arbeidsrelatie dat ontbinding gerechtvaardigd is, is de kantonrechter onvoldoende gebleken.
10. De kantonrechter zal het verzoek, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, afwijzen.
11. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2005 door mr. P. Schulting, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.