ECLI:NL:RBLEE:2005:AU3570

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
72105 KG ZA 05-249
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gedwongen verkoop van een gemeenschappelijke woning in kort geding tussen broers en zusters

In deze zaak vorderden eisers, broers en zusters, in kort geding de gedaagde, eveneens een broer, om medewerking te verlenen aan de onderhandse verkoop van een gemeubileerde woning die tot de nalatenschap van hun overleden ouders behoort. De eisers stelden dat de woning sinds het overlijden van hun ouders in de jaren '80 onbewoond en onverdeeld is gebleven, en dat de gedaagde, die in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, niet bereid is om mee te werken aan de verkoop. De eisers voerden aan dat de lasten van de woning te zwaar drukken op hen, gezien hun hoge leeftijd en de kosten van onderhoud. De gedaagde daarentegen stelde dat er bij het sterfbed van zijn ouders was afgesproken dat de woning voor hem bewaard zou blijven en dat hij van plan was om de woning te betrekken zodra hij het ziekenhuis verliet.

De voorzieningenrechter overwoog dat een vordering tot gedwongen verkoop alleen kan worden toegewezen als er een overeenkomst tot verdeling van de gemeenschap is, wat in dit geval niet aan de orde was. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. Bovendien werd opgemerkt dat de huidige situatie al 24 jaar bestaat en dat er geen specifieke koper voor de woning was, hoewel er wel belangstelling voor was. De rechter wees de vordering van de eisers af en veroordeelde hen in de kosten van het geding.

Het vonnis werd uitgesproken op 30 september 2005 door mr. J. de Vroome, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Korte Gedingen
Uitspraak: 30 september 2005
Kort-geding-nummer: 72105 KG ZA 05-249
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
1. [eiser sub 1],
wonende te [W.],
2. [eiser sub 2],
wonende te [W.],
3. [eiseres sub 3],
wonende te [R.],
eisers,
procureur: mr. J.E.I. Bazuin,
tegen
[gedaagde],
wonende te [A.],
gedaagde,
in persoon verschenen.
PROCESGANG
Eisers hebben gedaagde in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 27 september 2005.
Eisers hebben toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis -zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad- gedaagde zal bevelen om zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan onderhandse verkoop en levering van het registergoed, staande en gelegen te [postcode] te [W.] aan de [adres], met veroordeling van gedaagde tot betaling van een dadelijk opeisbare dwangsom van 1.000,00 euro per dag dat gedaagde weigert deze medewerking te verlenen en voorts met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
Vervolgens hebben eisers hun standpunten nader doen toelichten door hun procureur, waarna gedaagde zijn standpunt (met behulp van [G.], maatschappelijk werker) heeft toegelicht, waarbij gedaagde tevens een schriftelijk stuk in het geding heeft gebracht, in welk stuk zijn standpunt nader uit een is gezet. Gedaagde heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.1. Eisers en gedaagde zijn broers en zusters van elkaar.
1.2. De ouders van partijen zijn beiden omstreeks 1982/1983 overleden. Partijen zijn gezamenlijk gerechtigd in de nalatenschappen van hun ouders en wel ieder voor 1/4 deel.
1.3. Na het overlijden van de ouders van partijen zijn partijen in onderling overleg overgegaan tot verdeling van enige tot de nalatenschappen behorende zaken, te weten geld en sieraden. Naast deze reeds verdeelde zaken behoort tot de nalatenschappen van de ouders van partijen een gemeubileerde woning aan de [adres] te [W.] (hierna mede te noemen: de woning). Deze gemeubileerde woning is na het overlijden van de ouders van partijen tot heden onbewoond en onverdeeld gebleven. Wèl heeft gedaagde in de jaren tachtig tijdens de weekenden in de woning verbleven.
1.4. Het onderhoud van de woning wordt vanaf ongeveer een jaar vóór het overlijden van de ouders van partijen tot heden verricht door eiser sub 2 en diens echtgenote, die in [W.] woonachtig zijn.
Het geschil en de beoordeling daarvan
2. De vordering van eisers strekt ertoe dat gedaagde wordt veroordeeld om mee te werken aan een onderhandse verkoop van de woning. Eisers hebben aangevoerd dat de woning na het overlijden van de ouders van partijen niet is verkocht omdat gedaagde af en toe in de weekenden in de woning wenste te verblijven. Eisers hebben hiermee destijds ingestemd. Gedaagde verblijft echter al reeds 20 jaren niet meer in de woning en volgens eisers is hij daartoe ook niet meer in staat. Gezien de leeftijd van eiser sub 2 en zijn echtgenote -80 respectievelijk 79 jaar- is het onderhoud van de woning thans nauwelijks meer op te brengen. Ook financieel gezien drukken de lasten van de woning te zwaar op eisers. Volgens eisers is gedaagde niet bereid aan een verkoop van de woning mee te werken maar is zijn financiële situatie ook niet zodanig, dat hij de woning toegedeeld kan krijgen.
3. Gedaagde -die thans 71 jaren oud is- heeft hiertegen aangevoerd dat hij vanaf ongeveer 1968 tot heden (op kleine tussenpozen na) vrijwillig opgenomen is geweest in een psychiatrisch ziekenhuis te [A.] ([naam]). Zijn wens is om de woning te gaan bewonen zodra hij het psychiatrisch ziekenhuis zal verlaten. Thans weet hij nog niet hoe lang dat nog zal duren. Volgens gedaagde is bij het sterfbed van zijn ouders afgesproken dat de woning voor hem bewaard zou blijven en hij wil dat die belofte wordt nagekomen. Gedaagde stelt in overleg te zijn met een bank om te bezien of hij de woning (financieel gezien) toegedeeld kan krijgen.
4. Hoewel op zichzelf genomen begrijpelijk is dat het onderhoud van de woning voor eiser sub 2 en zijn echtgenote -gelet op hun hoge leeftijd- bezwaarlijk is en de wens van gedaagde om de woning op enig moment te gaan bewonen weinig realiteitswaarde lijkt te hebben, zal de vordering desalniettemin worden afgewezen. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft bij (ongepubliceerd) arrest van 18 mei 2005 (rolnummer 0400433) overwogen dat een vordering tot gedwongen verkoop zoals de onderhavige -wellicht behoudens bijzondere omstandigheden- uitsluitend voor toewijzing vatbaar is indien een daarmee corresponderende verdeling van de gemeenschap door partijen is overeengekomen of door de rechter is vastgesteld, hetgeen in het onderhavige geval niet aan de orde is. In hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, ziet de rechter bovendien onvoldoende aanleiding om in het onderhavige geval bijzondere omstandigheden, zoals door het gerechtshof bedoeld, aanwezig te achten. Overigens valt niet in te zien waarom op dit moment -nadat de huidige situatie reeds ongeveer 24 jaren heeft bestaan- de uitkomst van een (nog aanhangig te maken) bodemprocedure niet afgewacht kan worden. Desgevraagd heeft eiser sub 2 tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er thans geen specifieke potentiële koper voor de woning aanwezig is. Wèl bestaat er volgens hem grote belangstelling voor de woning; elk jaar informeren ongeveer 40 belangstellenden of de woning te koop staat. Gesteld noch gebleken is dat deze belangstelling voor de woning op korte termijn zal afnemen.
5. Eisers zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechter, rechtdoende in kort geding:
1. wijst de vordering af;
2. veroordeelt eisers in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagde begroot op 244,00 euro aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Vroome, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2005.
fn 82