ECLI:NL:RBLEE:2005:AU4684
Rechtbank Leeuwarden
- Kort geding
- W.K.F. Hangelbroek
- Rechtspraak.nl
Verbod op zoutwinning in kort geding na bestuursrechterlijke uitspraak over vergunning
In deze zaak hebben verschillende verenigingen en natuurlijke personen, eisers, Frisia Zout B.V. in kort geding gedagvaard. De eisers vroegen de voorzieningenrechter om een verbod op zoutwinning in het concessiegebied Barradeel II, na een eerdere uitspraak van de bestuursrechter over de vergunning die in 2002 was verleend. De eisers stelden dat de instemming met het winningsplan van de minister van Economische Zaken, die op 28 juni 2004 was verleend, niet rechtskracht had omdat de bestuursrechter in een eerdere uitspraak van 27 september 2005 had geoordeeld dat de goedkeuring van het winningsplan geschorst was. De eisers vorderden primair dat de instemming met het winningsplan als onrechtmatig werd verklaard en subsidiair dat Frisia werd bevolen om de winningsactiviteiten onmiddellijk te staken, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000 per uur voor iedere uur dat zij in gebreke zou blijven.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. De rechter oordeelde dat Frisia gerechtigd was om door te gaan met de zoutwinning, omdat de instemming van de minister met het winningsplan op basis van de Mijnbouwwet rechtsgevolgen had en dat de eisers niet tijdig beroep hadden ingesteld tegen het besluit van de minister. De rechter benadrukte dat de civiele rechter niet kon ingaan op de inhoud van de bestuursrechtelijke besluiten en dat de belangenafweging in het voordeel van Frisia uitviel, gezien de aanzienlijke schade die zij zou lijden bij een verbod tot zoutwinning. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken op 21 oktober 2005 door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en de proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.