ECLI:NL:RBLEE:2005:AU5585

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
19 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
177248 /CV EXPL 05-4268
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoering van feestdagenverlof voor drieploegendienst en instemmingsplicht van de Ondernemingsraad

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 19 oktober 2005 uitspraak gedaan over de invoering van een feestdagenverlof voor de drieploegendienst bij Schur Flexible Benelux B.V. De verzoeksters, waaronder vakbonden CNV Bedrijvenbond en FNV Bondgenoten, stelden dat de invoering van deze regeling instemmingsplichtig was volgens artikel 27 lid 1 sub b van de Wet op de ondernemingsraden, omdat het zou gaan om een wijziging van de werktijdenregeling. De kantonrechter oordeelde echter dat artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) een regeling bevat voor het werken op feestdagen die voor alle werknemers van Schur geldt. De hoofdregel is dat er op feestdagen niet wordt gewerkt, met uitzondering van de vijfploegendienst. De kantonrechter concludeerde dat de door Schur gewenste invoering van het feestdagenverlof niet als een wijziging van de werktijdenregeling kan worden beschouwd, omdat de dienstroosters geen rekening houden met feestdagen. Hierdoor was er geen instemmingsplicht van de Ondernemingsraad. De kantonrechter verklaarde dat Schur het feestdagenverlof kan invoeren met ingang van 1 januari 2006, en dat de proceskosten gecompenseerd worden, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
VONNIS ex artikel 96 Rv
177248 /CV EXPL 05-4268
Uitspraak: 19 oktober 2005
in de zaak van
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CNV Bedrijvenbond,
gevestigd te Houten,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B. van Dijk
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV Bondgenoten,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B. van Dijk,
3. de Ondernemingsraad van Schur Flexible Benelux B.V.,
gevestigd te Leek,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B. van Dijk,
en
4. de besloten vennootschap Schur Flexible Benelux B.V.,
gevestigd te Leek,
verzoekster,
gemachtigde: mr. A. Elgersma.
OVERWEGINGEN
1. Procesverloop
1.1. Verzoeksters hebben zich met een gezamenlijk verzoekschrift ex artikel 96 Rv tot de kantonrechter gewend waarbij zij hebben verzocht een oordeel te geven over twee in het verzoekschrift geformuleerde rechtsvragen.
1.2. Verzoekster sub 4, nader te noemen: Schur, heeft vervolgens een schriftelijke toelichting gegeven op haar standpunt, waarna verzoeksters sub 1 t/m 3, nader te noemen: de Bonden, gezamenlijk een schriftelijke uiteenzetting hebben gegeven van hun standpunt.
1.3. Ter gelegenheid van de gehouden mondelinge behandeling hebben beide gemachtigden aan de hand van een pleitnota een nadere toelichting gegeven.
Door beide partijen zijn producties overgelegd.
1.4. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Schur heeft met de Bonden een collectieve arbeidsovereenkomst (verder: de CAO) gesloten. Deze CAO is geëindigd op 31 december 2004. CAO-partijen hebben een principe-akkoord bereikt over een nieuwe CAO, met een looptijd van 1 april 2005 tot 1 januari 2006. De tekst van de nieuwe CAO wijkt, voor zover in deze procedure van belang, niet af van die van de oude CAO.
2.2. Artikel 12 van de CAO is met ingang van 1 juli 1996 gewijzigd en luidt sindsdien als volgt:
Feestdagen
1. Onder feestdagen wordt in deze cao verstaan:
Nieuwjaarsdag, de beide Paasdagen, Hemelvaartdag, de beidePinksterdagen, de beideKerstdagen, Koninginnedag en in lustrumjaren 5 mei ter viering van de nationale bevrijdingsdag.
2. Voor de toepassing van dit artikel worden feestdagen geacht een tijdvak van 24 aaneengesloten uren te omvatten, aanvangende bij het begin van de nachtdienst voorafgaande aan de feestdag.
3. Op feestdagen wordt als regel niet gewerkt, tenzij het arbeid in ploegendienst betreft volgens het geldende dienstrooster.
4. Voor arbeid volgens het geldende dienstrooster op feestdagen wordt per uur een toeslag betaald van 0,365% van het schaalsalaris. Deze toeslag wordt alleen betaald indien ook daadwerkelijk arbeid is verricht.
2.3. Artikel 11 van de CAO bevat een overwerkregeling. Dit artikel luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Overwerk is in opdracht van de werkgever verricht werk boven de normale arbeidsduur volgens het toepasselijke dienstrooster en voor een deeltijdwerker verricht werk boven het voor hem geldende dienstrooster. De desbetreffende overwerkregeling is van toepassing op alle dienstroosters, inclusief de 5-ploegendienst.
Voor werknemers van 55 jaar en ouder bestaat geen verplichting om overwerk te verrichten.
2.b. Op zondagen en algemeen erkende feestdagen zal niet worden gewerkt, tenzij dit naar het oordeel van de werkgever niet kan worden vermeden, in welk geval hierover vooraf overleg wordt gepleegd met de ondernemingsraad en met vakverenigingen.
7. De zon- en algemeen erkende feestdagen worden voor de toepassing van dit artikel geacht te lopen van 18.00 uur op de dag voorafgaande aan tot 6.00 uur op de dag volgende op de desbetreffende zon- en feestdag.
2.4. Artikel 6 van de CAO bevat volgens het opschrift bepalingen over arbeidsduur, werktijden en dienstrooster. Artikel 6 lid 3 luidt als volgt:
3. a. Onder dienstrooster wordt verstaan iedere door de werkgever per kalenderweek vastgestelde werktijdregeling
b. De werkgever zal, indien daarbij een belangrijk aantal werknemers is betrokken, niet tot invoering van een ander dienstrooster overgaan dan na overleg met de vakverenigingen en de ondernemingsraad. Uitgangspunt daarbij is de zogenaamde standaardregeling van de Arbeidstijdenwet.
2.5. Bij Schur wordt zowel in drieploegendienst als in vijfploegendienst gewerkt. De dienstroosters worden voor een heel jaar opgesteld. Het dienstrooster voor de drieploegendienst laat de weekeinden vrij, omdat er in het weekend door de drieploegendienst niet wordt gewerkt. De vijfploegendienst is zeven dagen per week ingeroosterd. De dienstroosters houden geen rekening met feestdagen.
In de drieploegendienst wordt dagelijks gewerkt van 6.30 uur tot 14.30 uur, van 14.30 uur tot 22.30 uur en van 22.30 uur tot 6.30 uur.
2.6. Met ‘arbeid in ploegendienst’ als bedoeld in artikel 12 lid 3 van de CAO wordt bedoeld: arbeid in vijfploegendienst.
3. De standpunten van partijen
3.1. Schur stelt dat voor medewerkers in de drieploegendienst (en andere medewerkers die niet in vijfploegendienst werken) artikel 12 lid 2 van de CAO geldt. Bij de invoering ervan in 1996 heeft Schur verzuimd uitvoering te geven aan dit artikel, met als gevolg dat sindsdien de medewerkers in de drieploegendienst ter onderbreking van het dienstrooster een feestdagenverlof genieten dat abusievelijk is gebaseerd op artikel 11 lid 7 van de CAO, welke bepaling ziet op de overwerkvergoeding. Een juiste toepassing van (artikel 12 van) de CAO heeft volgens Schur tot gevolg dat de drieploegendienst voorafgaand aan een feestdag moet doorwerken tot 22.30 uur, zijnde het begin van de nachtdienst voorafgaande aan de feestdag, terwijl de drieploegendienst die op de feestdag is ingeroosterd 24 uur later, derhalve om 22.30 uur op de feestdag, moet beginnen. De onjuiste toepassing van de CAO heeft tot gevolg dat de drieploegendienst de dag voorafgaand aan een feestdag tot 18.00 uur doorwerkt, terwijl het werk pas wordt hervat op de dag na de feestdag om 6.30 uur.
3.2. Schur wil de feestdagenregeling conform artikel 12 lid 2 van de CAO alsnog uitvoeren en zij is bereid daarbij een overgangsperiode in acht te nemen tot 1 januari 2006.
3.3. Door de Bonden is aangevoerd dat een juiste uitleg van artikel 12 van de CAO inhoudt dat het artikel alleen een regeling bevat voor het werken op feestdagen in de vijfploegendienst, terwijl artikel 11 lid 7 van de CAO een feestdagenregeling bevat voor de drieploegendienst. Volgens de Bonden biedt niet alleen de tekst van artikel 12 van de CAO steun voor deze uitleg, maar ook andere CAO bepalingen, in het bijzonder de artikelen 11 lid 2 sub b, 11 lid 7 en 6 lid 3 sub b van de CAO, terwijl ook de uitvoering door Schur tot dusver van artikel 12 van de CAO daarbij van belang is. De Bonden stellen zich op het standpunt dat de door Schur gewenste invoering van de feestdagenregeling onderworpen is aan instemming van de Ondernemingsraad (OR) omdat er sprake is van wijziging van de werktijdenregeling.
Subsidiair stellen de Bonden dat een mogelijke onjuiste uitvoering door Schur van artikel 12 van de CAO heeft geleid tot een bestendig gebruik, waarvan eenzijdige wijziging niet is toegestaan.
Meer subsidiair stellen de Bonden dat de door Schur voorgestelde overgangsperiode te kort is.
3.4. Beide partijen hebben, zowel schriftelijk als mondeling, hun standpunten uitvoering toegelicht. De kantonrechter zal op hetgeen daartoe door partijen is aangevoerd zonodig bij de beoordeling van het geschil terugkomen.
4. Het verzoek
Partijen hebben een oordeel gevraagd over de volgende rechtsvragen:
a. Is het conform art. 12 van de CAO van Schur Flexible Benelux BV invoeren van het feestdagenverlof voor de drieploegendienst, in die zin dat het verlof loopt vanaf 22.30 uur op de dag voorafgaande aan de feestdag tot 22.30 uur op de feestdag, instemmingsplichtig ex art. 27 lid 1 sub b van de Wet op de Ondernemingsraden?
b. Zo niet, is het Schur toegestaan dit feestdagenverlof in te voeren met inachtneming van een overgangsperiode per 1 januari 2006, dan wel een in goede justitie te bepalen overgangsperiode?
De beoordeling van het geschil
5. De kantonrechter is van oordeel dat artikel 12 van de CAO een voor alle werknemers van Schur geldende regeling met betrekking tot werken op feestdagen bevat. Hoofdregel daarbij is dat er op feestdagen niet wordt gewerkt, op welke hoofdregel het werken in vijfploegendienst een uitzondering vormt. Weliswaar is in artikel 12 lid 3 van de CAO sprake van ‘ploegendienst’, maar partijen zijn het er over eens dat daarmee bedoeld is ‘vijfploegendienst’. De in het derde lid opgenomen beperking van deze uitzondering tot werken volgens het geldende dienstrooster is in lijn met artikel 11 lid 2 sub b van de CAO, op grond van welk artikel er op zon- en feestdagen niet wordt overgewerkt. Weliswaar staat in artikel 11 lid 2 sub b letterlijk dat er op zon-en feestdagen niet zal worden gewerkt, maar een door de betekenis van artikel 11 ingegeven redelijke uitleg brengt met zich mee dat het woord ‘gewerkt’ moet worden gelezen als ‘overgewerkt’.
Ook regelt artikel 12 wanneer een feestdag begint en eindigt en de aanspraak op een toeslag indien er (in vijfploegendienst en volgens het geldende dienstrooster, ktr.) op een feestdag wordt gewerkt.
6. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt de hiervoor gegeven uitleg van artikel 12 van de CAO direct uit de tekst van het artikel en is in de overige bepalingen van de CAO, ook in onderlinge samenhang bezien, geen steun te vinden voor de stelling van de Bonden dat de CAO in artikel 11 lid 7 een aparte feestdagenregeling kent voor de drieploegendienst.
Artikel 11 van de CAO bevat een regeling voor overwerk, dat wil zeggen werk boven de normale arbeidsduur volgens het toepasselijke dienstrooster, waaronder overwerk op zon- en algemeen erkende feestdagen, terwijl artikel 12 van de CAO een regeling bevat voor werk volgens het toepasselijke dienstrooster op feestdagen.
7. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat een juiste toepassing van artikel 12 van de CAO tot gevolg heeft dat het feestdagenverlof van de drieploegendienst 24 uur omvat en begint om 22.30 uur (het begin van de nachtdienst) voorafgaande aan de feestdag. Anders dan de Bonden menen levert dit geen strijd op met artikel 11 van de CAO -op grond van welk artikel niet gewerkt wordt na 18.00 uur op de dag voorafgaande aan de feestdag- nu, zoals hiervoor in rechtsoverweging 5 is overwogen, dit aldus gelezen moet worden dat na 18.00 uur niet wordt overgewerkt.
8. De door Schur gewenste regeling is derhalve al opgenomen in (artikel 12 van) de CAO en leidt reeds om die reden niet tot een wijziging van een werktijdenregeling.
Echter ook indien de door Schur gewenste regeling niet al in artikel 12 van de CAO zou zijn neergelegd, dan is voor de invoering er van geen wijziging van een dienstrooster nodig omdat bij het vaststellen van de dienstroosters geen rekening wordt gehouden met feestdagen. Ook om deze reden en gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 3 sub b van de CAO kan invoering van de door Schur gewenste regeling niet worden gezien als een aan het instemmingsrecht van de ondernemingsraad onderworpen wijziging van een werktijdenregeling.
Hiermee is de door partijen opgeworpen eerste vraag beantwoord.
9. Vervolgens is aan de orde de vraag of Schur de door haar gewenste regeling met ingang van 1 januari 2006 of een latere datum kan invoeren. Zoals hiervoor is overwogen is invoering van de regeling niet aan het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad onderworpen. Het ontbreken van instemming van de Ondernemingsraad staat derhalve ook niet aan invoering in de weg. Evenmin is Schur gehouden overleg te hebben met de vakbonden en de Ondernemingsraad alvorens tot invoering van de regeling te kunnen overgaan. In dit verband overweegt de kantonrechter dat artikel 6 lid 3 sub b van de CAO betrekking heeft op de invoering van een ander dienstrooster, waarvan, zoals eerder is overwogen, met de invoering door Schur van de gewenste regeling geen sprake is.
Tenslotte overweegt de kantonrechter dat ook het feit dat Schur gedurende lange tijd heeft verzuimd ten aanzien van de drieploegendienst toepassing te geven aan artikel 12 van de CAO, er niet aan in de weg staat dat Schur dat op enig moment wel gaat doen. Hierbij is van belang dat Schur on(voldoende)weersproken heeft gesteld dat zij abusievelijk een langere feestdag heeft gehanteerd dan waar een juiste toepassing van artikel 12 van de CAO toe leidt, terwijl ook overigens niet is gebleken dat Schur daarmee enige bedoeling heeft gehad. Wel acht de kantonrechter het redelijk dat Schur bij de invoering van de regeling een redelijke overgangsperiode in acht neemt, zodat de betreffende werknemers daar bij de invulling van hun feestdagenverlof rekening mee kunnen houden. Invoering per 1 januari 2006 zoals door Schur is voorgesteld acht de kantonrechter redelijk.
Hiermee is ook de door partijen opgeworpen tweede vraag beantwoord.
10. Gelet op het karakter van deze zaak acht de kantonrechter termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat het invoeren van het feestdagenverlof voor de drieploegendienst conform artikel 12 van de CAO van Schur Flexible Benelux BV, in die zin dat het verlof loopt vanaf 22.30 uur op de dag voorafgaande aan de feestdag tot 22.30 op de feestdag, niet instemmingsplichtig ex artikel 27 lid 1 sub b van de Wet op de ondernemingsraden is;
- bepaalt dat Schur het hiervoor bedoelde feestdagenverlof kan invoeren met ingang van 1 januari 2006;
- compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktober 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.