ECLI:NL:RBLEE:2005:AU8144

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/695526-05 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens poging tot overtreding van de Flora- en faunawet met betrekking tot kraaien

In deze zaak heeft de economische politierechter op 15 december 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk doden, verwonden, vangen of bemachtigen van kraaien, een beschermde inheemse diersoort, in strijd met de Flora- en faunawet. De verdachte had op 29 juni 2005 twee vogelvangkooien geplaatst, één op een perceel dat niet zijn eigendom was en één in zijn eigen tuin, met als doel kraaien te vangen. De verdachte stelde dat hij handelde onder een landelijke vrijstelling, maar de rechter oordeelde dat er geen sprake was van belangrijke schade aan gewassen, wat een voorwaarde is voor deze vrijstelling. De rechter overwoog dat de bescherming van de fauna niet automatisch rechtvaardigt dat er vrijstelling van vervolging kan worden verleend. De economische politierechter concludeerde dat de verdachte strafbaar was, omdat hij niet kon aantonen dat zijn handelingen gerechtvaardigd waren onder de Flora- en faunawet. De rechter legde een geldboete op van €200, met een voorwaardelijke straf van hechtenis bij niet-betaling, en verklaarde de inbeslaggenomen vangkooien verbeurd. De verdachte werd vrijgesproken van andere telasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 15 december 2005
Parketnummer: 17/695526-05 VEV
VONNIS van de economische politierechter in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
De economische politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 1 december 2005.
De verdachte is verschenen.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De economische politierechter acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 juni 2005, bij Harich, in de gemeente Gaasterlân-Sleat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk één of meer dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten kraaien te doden en/of te verwonden en/of te vangen en/of te bemachtigen of met oog daarop op te sporen, met dat opzet
in een weiland aldaar een vogelvangkooi, type eksterkastval, met daarin meerdere fazanteneieren als lokaas, vangklaar heeft opgesteld
en
in de tuin van zijn, verdachte's woning, een vogelvangkooi, type eksterkastval, met daarin meerdere fazanteneieren, als lokaas, vangklaar heeft opgesteld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de economische politierechter dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van poging tot overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT:
Door verdachte is gesteld dat het vangen van kraaien valt onder een algehele landelijk geldende vrijstelling en dat de door hem gepleegde feiten derhalve niet strafbaar zijn.
De economische politierechter overweegt daaromtrent het volgende:
Ingevolge artikel 9 van de Flora en Faunawet (FEFW) is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Een poging daartoe is eveneens strafbaar gelet op de artikelen 4 FEFW en artikel 45 Wetboek van Strafrecht. De kraai is aangewezen als beschermde inheemse diersoort.
Artikel 65 FEFW kent de mogelijkheid van vrijstelling voor soorten die in het gehele land belangrijke schade aanrichten (artikel 65, lid 1 onder a) en soorten die in delen van het land belangrijke schade aanrichten (artikel 65, lid 1 onder b). De soorten die daarvoor in aanmerking komen worden daartoe bij algemene maatregel van besluit aangewezen. De kraai is ingevolge het Besluit beheer en schadebestrijding dieren aangewezen als soort die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanricht (bijlage 1 in verband met artikel 2 Besluit beheer en schadebestrijding dieren).
De kraai is met ingang van 1 april 2004 geplaatst op de landelijke vrijstellingslijst, na daarvoor op alle provinciale vrijstellingslijsten te hebben gestaan.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan op grond van artikel 65 lid 3 FEFW bij ministeriële regeling toestaan dat met betrekking tot op grond van artikel 65 lid 1 onder a aangewezen soorten, handelingen worden verricht in afwijking van de verboden genoemd in de artikelen 9 tot en met 12 FEFW. In deze regeling, de Regeling beheer en schadebestrijding dieren, is in artikel 1 bepaald dat als handelingen worden aangewezen de handelingen als bedoeld in artikel 9 tot en met 12 FEWF.
Artikel 65 lid 2 FEWF bepaalt dat aanwijzing van een soort kan worden gedaan ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Niet alleen de aanwijzing van een soort is afhankelijk van de vraag of er sprake is van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren; ook het toestaan van het verrichten van handelingen in strijd met de artikelen 9 tot en met 12 FEFW is blijkens artikel 65 lid 5 FEFW afhankelijk van de hiervoor genoemde criteria.
Artikel 65, lid 3 FEFW beperkt de vrijstelling tot de grondgebruiker of in door hem gebruikte opstallen. Ook een persoon aan wie door de grondgebruiker schriftelijk toestemming is verleend kan de hiervoor genoemde handelingen verrichten.
Wat belangrijke schade inhoudt is nader uitgewerkt in de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel no. 23147 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1995 - 1996, 23147, nr. 7) ter invoering van de Flora en Faunawet: "Van belangrijke schade is sprake indien redelijkerwijs niet van de grondgebruiker kan worden gevergd dat deze het risico voor de geleden schade draagt. Om dit vast te stellen dienen de beschikbare cijfers omtrent de omvang van de geleden schade gerelateerd te worden aan andere gegevens, bijvoorbeeld de schade afgezet tegen de opbrengst van het betreffende bedrijf.
Indien het te verwachten schadebedrag de opbrengst van een gewas ten opzichte van een vergelijkbaar bedrijf zonder schade onevenredig negatief beïnvloedt en indien de frequentie van die situatie aanzienlijk kan zijn, is er sprake van belangrijke schade"
en
MvA I, 1997-1998, 23 147, nr. 104b, blz. 19:
"Overigens wijs ik erop dat dit artikel ertoe strekt grondgebruikers adequate mogelijkheden te geven om soorten te bestrijden die veelvuldig belangrijke schade aanrichten.
Het gaat dus niet om alle vormen van denkbare schade die door soorten kan worden aangericht, maar alleen om schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. De werkingssfeer van dit artikel is dan ook beperkt tot het kunnen voorkomen van belangrijke schade, bijgevolg in beginsel schade aan meer economische belangen van de land- en bosbouw en de visserij".
Momenteel is een wetsvoorstel aanhangig met als doel aan artikel 65 FEFW nog een vrijstellingsgrond toe te voegen te weten die van belangrijke schade aan de fauna. Dit wetsvoorstel is echter nog niet in werking getreden en kan derhalve bij beschouwing van de onderhavige casus buiten behandeling worden gelaten.
De vraag die beantwoordt dient te worden is of plaatsing op een landelijke vrijstellingslijst betekent dat daarmee gegeven is dat belangrijke schade wordt toegebracht zoals hiervoor is vermeld. Elke grondgebruiker zou vanuit die redenering te allen tijde de verboden handelingen kunnen verrichten, zonder een causaal verband aan te hoeven tonen tussen de verrichte verboden handelingen en de schade. Ook de grondgebruiker die geen enkele schade lijdt zou bij aanvaarding van die opvatting zonder enige repercussie tot de verboden handeling kunnen overgaan en de kraai zou daarmee vogelvrij worden verklaard.
De economische politierechter is van oordeel dat er een causaal verband dient te bestaan tussen de hiervoor genoemde belangrijke schade en het recht van de grondgebruiker de middels ministeriële regeling toegestane handelingen te (doen) verrichten. Een andere uitleg zou betekenen dat iedere grondgebruiker ongelimiteerd de verboden handelingen zou kunnen verrichten als bedoeld in artikelen 9 tot en met 12 FEFW. De vrijstelling wordt verleend ter beheer en bestrijding van schade en dient daarom aangewend te worden in verband met aantoonbaar door de grondgebruiker geleden of mogelijk te lijden schade.
Verdachte heeft op twee plaatsen een kastval geplaatst met als doel het vangen (en vervolgens doden) van kraaien.
De eerste kastval was geplaatst op een perceel weiland waarvan verdachte niet zelf de grondgebruiker was. Verdachte heeft verklaard met toestemming van de grondgebruiker een val te hebben geplaatst. Verdachte wilde kraaien vangen met als doel de bescherming van de weidevogels. Zoals hiervoor gesteld is bescherming van de fauna, indien daardoor belangrijke schade ontstaat, nog geen grond voor plaatsing op de landelijke vrijstellingslijst en komt verdachte op grond daarvan geen beroep toe op ontslag van alle rechtsvervolging.
De tweede val was door verdachte op zijn eigen grond - in de tuin - geplaatst. Ook hier was het doel van verdachte het vangen van kraaien, die volgens zijn verklaring de kersen van zijn boom roofden. De economisch politierechter is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van belangrijke schade aan gewassen.
De redenering van verdachte dat elke gevangen en gedode kraai geen schade meer kan aanrichten; ook niet de belangrijke schade zoals hiervoor omschreven doet geen recht aan de ratio van de onderhavige vrijstellingsregeling.
Het voorgaande betekent dat het verweer strekkend tot ontslag van alle rechtsvervolging zal worden verworpen.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De economische politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitings-grond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De economische politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel en verbeurdverklaring van het inbeslaggenomene.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De economische politierechter acht de inbeslaggenomen vangkooien vatbaar voor verbeurdverklaring nu het feit hiermee is begaan en deze toebehoren aan verdachte.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De economische politierechter heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a en 45 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 9 van de Flora- en faunawet en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
DE UITSPRAAK VAN DE ECONOMISCHE POLITIERECHTER LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van ? 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Bepaalt, dat van deze geldboete een gedeelte, groot ? 100,-- niet zal worden tenuitvoergelegd, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurd de twee inbeslaggenomen vangkooien, type Eksterkastval.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Beswerda, economische poltierechter, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2005.